fbpx
deMens.nu

“Een mens, dat is toch iets bizar”

Interview met Piet Goddaer

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg7 nr1

Door de grote ramen van zijn studio zwaait Piet Goddaer – of Ozark Henry, zoals je wil – ons hartelijk tegemoet. Hij is net terug van San Francisco. Een globetrotter die zijn plek gevonden heeft aan de oevers van de IJzer. Hier vindt hij rust, hier is hij gesetteld. “What do you want essentially?”, zingt hij. In zijn leven is hij steeds op zoek naar evenwicht: de balans tussen moeten, kunnen en willen. Optreden doet hij op blote voeten. Niet om een mysterieuze reden, zijn tenen staan gewoon wat krom. Schoenen zijn niet zo comfortabel, geef hem maar een paar teenslippers. Op de vraag of we gewoon West-Vlaams kunnen spreken, antwoordt hij: “Joam, doe moa geweune wi.” Het typeert hem, en toch is hij een buitenbeentje.

Nele Deblauwe – foto’s © Jeroen Vanneste

Vrijheid als hoogste goed

Muziek is mijn taal, de taal die ik het best spreek en begrijp. Je eet en drinkt, dat is nodig om te leven, dat zijn basisbehoeften. Ik heb muziek op dezelfde manier nodig, het is wie ik ben. Ik had het bijvoorbeeld heel moeilijk om een beroep te kiezen. Muziek maakte altijd deel uit van mijn leven, het paste bij mijn persoonlijkheid, eerder dan dat het iets was wat ik kon doen. Ik heb nooit gedacht: goh, misschien beheers ik dat wel, ik kan op een podium staan. Dat ik er nu mijn brood mee verdien, is ondergeschikt, dat is toeval. Zonder muziek zou ik gewoon een mens zijn. Misschien zou ik een volwaardig leven kunnen leiden, maar ik zou een enorm aspect missen.

© Jeroen Vanneste

Wat in je leven gebeurt, vertaal je door je muziek. Is het dan nog van jou?

Neen, maar dat is net het schone aan muziek maken. Je geeft jezelf bloot, je vertelt zoveel verhalen die je bij wijze van spreken ‘afgeeft’, die de luisteraar gaan toebehoren. Daar kan ik best mee leven. Aan de andere kant, soms is het lastig als mensen een mening over mijn werk formuleren en die op mij als persoon projecteren. Dan denk ik: dat is hoe jij het ervaart, dat is jouw deel van het verhaal, maar jouw kritiek mag niet over mij als mens gaan. Mijn muziek wordt soms uit de context gehaald, er worden dingen uitgelicht die het geheel een verkeerd beeld geven. En net omdat ze zo persoonlijk is, is dat niet altijd makkelijk.

Was je als kind al speciaal?

Ik heb altijd mijn eigenheid gehad: een deel koppigheid, een apart gedacht hebben, en mijn rechtvaardigheidsgevoel dat nogal ontwikkeld is. We leven in een wereld waarin personencultus belangrijk is, maar mijn imago is niet gecreëerd. Piet Goddaer en Ozark Henry zijn dezelfde mens. Ik heb me die artiestennaam aangemeten net om geen imago te moeten hebben. Mijn muziek moet centraal staan, mijn persoon wil ik op de achtergrond houden.

 

Durven denken

© Jeroen Vanneste

Je muziek klinkt nu harder dan vroeger. Is dat een evolutie in je denken en zijn?

Plots stond ik erbij stil dat ik explicieter mocht zijn. Terwijl ik eigenlijk niet zo’n voorstander van té concreet ben, vooral niet in muziek. Ik ben geen tafelspringer die luidkeels zijn mening staat te roepen. Er bestaat nog altijd een zekere poëzie. Muziek dient niet om te bruuskeren. Maar onze wereld heeft een wreed jaar gekend, we hebben zoveel meegemaakt. Ik kón gewoon niet anders dan duidelijk te zijn, expliciete nummers te schrijven. Er worden zoveel waarden uitgehold, onze maatschappij gaat er met zo’n grote stappen op achteruit. En dat terwijl we op heel wat terreinen nog nergens waren. Vrouwenrechten bijvoorbeeld, daar is nog veel werk aan de winkel. We hebben de mond vol over emancipatie, maar als het erop aankomt blijft het zoeken. Dat vind ik moeilijk, al van toen ik klein was. Ik herinner me dat ik als kind met mijn ouders op daguitstap naar Londen ging, met de hovercraft het kanaal over. ’s Middags gingen we een café binnen, maar mijn moeder mocht niet mee, dat was niet voor vrouwen. Ik was verontwaardigd. “Ik kom hier nooit meer! Ik ga nooit meer naar Londen!” Ik begreep dat toen niet, en nog steeds niet. Als mijn zoon en dochter voor hetzelfde kiezen, en voor die keuze op een of andere manier anders behandeld worden, dan zal ik dat nooit kunnen accepteren. We zijn toch allemaal net iets té beschaafd en té intelligent om zoiets te accepteren? En toch doen we dat massaal. Ik vind dat bizar.

Maak jij je zorgen over hoe onze maatschappij evolueert?

Toch wel. Kijk naar Trump, de Amerikaanse president. Iedereen heeft het over de figuur Trump, maar eigenlijk gaat het over het fenomeen Trump. Dat zo iemand – een ziekelijke leugenaar – zomaar kan solliciteren voor een publiek ambt. En terwijl hij solliciteert, gedraagt hij zich openlijk racistisch, seksistisch, en zet hij aan tot geweld: “If anyone disagrees with me, just smack them in the face, I’ll put up with the consequences.” Zo kan ik tegen om het even wie zeggen: “Zeg, mep die gast eens in elkaar, en als er iets uit volgt, dan regel ik dat wel.” Alsof dat kan, dat is toch onwaarschijnlijk! En zo ging die sollicitatie van Trump ronde na ronde verder. Dat kan je je toch niet voorstellen? We zijn altijd zo trots op onze westerse normen en waarden, die we misschien net iets ‘hoger’ inschatten, maar we staan nergens met zo’n kerel aan het roer.

 

“Ik geloof in het leven op zich”

 

Hoe voed jij je kinderen op in deze wereld?

Ze zijn nog jong. Ik wil hen zeker meegeven dat het goed is om hun omgeving te kennen, dat ze tegen iedereen goeiedag zeggen, zodat iedereen hen ook kent. Ze moeten leren oog te hebben voor elkaar, leren samen te leven. Ik vind het belangrijk dat ze een gemeenschapsgevoel ontwikkelen, en dat ze beseffen: die heeft het breder dan die, voor de ene is het leven moeilijker dan voor de andere. Niets is vanzelfsprekend. Ik wil dat ze leren te kijken door te ontdekken, net zoals ik dat doe. Je leert niets door te googelen. Je kan de wereld alleen maar zien door hem in zijn werkelijkheid te bekijken. Soms zie je op dezelfde plek twee totaal andere beelden. Als ik hier naar links kijk, zie ik een vaart met veel groen, kijk ik naar rechts, dan staat daar een half afgebroken huis. Daarom reis ik zo graag. Alleen zo snap je de dynamieken, leer je hoe mensen leven en waarom ze leven. Op zoveel plaatsen is dat verschillend.

 

© Jeroen Vanneste

Eén voor allen, allen voor één

Vaak reizen confronteert je onvermijdelijk met de gevolgen van aanslagen en terreur. Is jouw manier van leven hierdoor veranderd?

Ik reis nog altijd evenveel, maar ik ben wel alerter. Als ik ergens niet hoef te zijn, dan ga ik er ook niet heen. Ik ga me ook niet onnodig in een grote groep mensen begeven. Je voelt dat er, waar veel mensen samen zijn, ook veel frustratie heerst. Er is een mentaliteitsverandering, een soort gewaarwording, veel opgekropte woede, een wij-tegen-zij-gevoel. Ik wil daarin niet naïef zijn. De meeste mensen met wie ik werk zijn pakweg twintig jaar jonger dan ik. Ze lachen omdat ik hen tot voorzichtigheid aanmaan: “Allez, ons opaatje heeft weer gesproken.” Maar ik meen dat! Er gebeurt een aanslag in Parijs, nota bene in een zaal waar wij gespeeld hebben, en in Brussel, zo dicht bij huis. En dan, plots, is het écht. De realiteit van een willekeurig slachtoffer van zinloos geweld te zijn, bestaat. We kunnen dat niet langer ontkennen of negeren. Toen ik klein was, leek er nog een soort oorzakelijkheid of verband te bestaan. Als het vuur warm is, blijf dan van het vuur af, zoiets. Nu is dat weg, de willekeur regeert.

Is wreedheid eigen aan de mens?

Er is niet veel nodig om van mensen monsters te maken. Het is voor mij geen openbaring om te constateren dat de mens tot zoveel gruwel in staat is. Ik wist dat wel. Maar het is vreemd om te zien dat mensen iemand zo makkelijk kunnen depersonaliseren of dehumaniseren. Mensen zijn tot vreselijke dingen in staat door de andere niet meer als een mens te beschouwen. Mensen, daders én slachtoffers die in zo’n situatie verzeild raken, handelen vaak vanuit een soort werkelijkheid die ze als vanzelfsprekend ervaren. Een overheid is daar verantwoordelijk voor, zoiets groeit van onder naar boven. Als VN-ambassadeur probeer ik overheden op hun beleid aan te spreken, hen op hun plichten te wijzen. Maar eenvoudig is dat niet. Dan zeggen ze: “Jij bent niet van hier, dat is onze cultuur, jij begrijpt dat niet.” Maar daar heeft het weinig mee te maken. Kinderen die als slaven leven, dat is geen cultuur, dat is mishandeling. Maar goed, ergens kan ik het ook wel begrijpen. Als er hier een of andere snuiter zou komen zeggen dat wij verkeerd bezig zijn, dan zouden we wellicht ook op onze achterste poten staan.

Blijf je geloven in de intrinsieke goedheid van mensen?

Ja, maar dat wil niet zeggen dat elke mens per definitie goed is. L’histoire se répète: als kind vond ik dat een enorme dooddoener, maar in feite is het waar. Er zullen altijd goede mensen zijn, en er zullen er altijd zijn die tot gruwel in staat zijn, ondanks de lessen die de geschiedenis ons leert. Dat is toch bizar, hé.

Atheïst tot in de kist

Is er leven na de dood?

© Jeroen Vanneste

Ik weet niet of daar ruimte voor is. Geloven in een leven na de dood is volgens mij gewoon een manier om een soort controle op het hier en nu te verwerven. Ik geloof in het leven op zich, het ene sterft zodat het andere geboren kan worden. We maken als mens allemaal een cyclus door, we evolueren in ons eigen bestaan. We passen ons voortdurend aan, we veranderen, we leren bij, en uiteindelijk gaan we het altijd maar beter en beter doen, om tot slot plaats te maken voor iets nieuws. Dat is het leven. Als mens zijn we maar een piepklein deel van het geheel.

Wat geeft jouw leven zin?

Als je geluk niet in materie zit, kan je makkelijker keuzes maken. Ik heb nog nooit gewerkt om een huis af te betalen, of om een auto te kunnen kopen. Het zegt me allemaal niks. Ik zoek dat ook niet. Vanuit mijn perspectief is dat misschien makkelijk gezegd. Ik heb een huis en een auto, maar ik was ook gelukkig toen ik ze niet had. Toen ik mijn burgerdienst deed, verdiende ik een peulschil, en in het begin was mijn muziek geen financieel succes. Maar ik vond het geweldig wat ik deed. Ik leefde dikwijls op het randje, mijn verwarming was dan bijvoorbeeld afgesloten, of ik had geen stromend water. Maar ik heb nooit het gevoel gehad dat ik arm was – waarmee ik niet wil spreken voor iemand anders. Je moet bezig zijn met iets te betekenen voor een ander, en met wat iemand betekent voor jou. Dat is de essentie, dat is mijn zingeving. We zitten tegenwoordig zo gevangen in ons leven, de economie moet draaien, we moeten consumeren, maar we krijgen daar niets voor terug, tenzij materie. Dat geeft toch geen voldoening? Die hebberige cultuur breekt ons alleen maar af. Op een bepaald punt lopen mensen daarop vast, ze vragen zich af: waar ben ik eigenlijk mee bezig?

 

“Materie, dat geeft toch geen voldoening”

 

Verliezen we het vermogen om de schone dingen des levens te zien?

Misschien. We beseffen zo weinig hoe we in mekaar zitten, er wordt te weinig gebabbeld. We houden ook altijd zo van succes. We willen weten hoeveel medailles iemand verzamelde, maar of hij écht graag aan sport deed, dat weten we niet. Als je iets goed kan, moet je het ook doen, zo denken wij. Alsof dat belangrijker is dan je goed voelen. Kinderen gaan naar school en ze moeten goede punten halen, maar waarom? Ze moeten zich vooral goed voelen en ze moeten ontdekken wie ze zijn. Als dat zo is, zullen ze vanzelf betere keuzes maken, keuzes die ervoor zorgen dat ze goed in hun vel zitten en een geweldig leven kunnen hebben. We hebben een paar generaties na elkaar die dat vergeten zijn. Het enige succes dat bestaat, lijkt wel: hup, naar de unief. Oh wee als je niet meekan en voor iets anders moet kiezen, dat is plan B! Maar een beroep kiezen, bakker of schrijnwerker worden, en je daarin voluit kunnen smijten, dat is toch fantastisch. Ik geloof dat die waardevolle beroepen altijd zullen blijven bestaan. Ik herinner me in elk geval niet hoeveel punten ik ooit op een dictee scoorde. Die punten hebben mij gemaakt noch gevormd, die zeggen niets over mij.

Op wie richt jij je als je het evenwicht kwijt bent?

Op mezelf, niet op iets bovenmenselijks. Ik geloof dat alles steeds in beweging is om tot een soort evenwicht te komen. Hoe meer dat evenwicht verstoord wordt, hoe wilder die bewegingen zijn, en hoe meer energie nodig is om weer in balans te komen. Die drang naar evenwicht lijkt mij de meest natuurlijke behoefte die er is. Sommige mensen hebben daar graag een soort leiding in, ze maken daar een beeld van, iets sacraals. Ze willen geloven, omdat het leven an sich misschien te moeilijk is. In 2006 heb ik een sabbatperiode van twee jaar genomen. Het ging voortdurend over mijn persoon, nooit over mijn muziek. Ik was dat moe. In die periode heb ik intensief gesport. Dat was een heel andere wereld die voor mij openging. Fysieke inspanning vraagt zoveel energie dat je stopt met denken. Je laat los. Daardoor ga je de dingen weer in de juiste verhouding zien. Sporten was toen mijn manier om mijn evenwicht te herstellen, daardoor kon ik terugkeren naar het podium.