fbpx
deMens.nu

De veelzijdigheid van sport

Inkijk in een persoonlijk verhaal

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg13 nr3. Lees hier meer artikels over ‘sport’.

Aan de vooravond van een sportieve zomer met het Europees kampioenschap voetbal, de Tour de France en de Olympische Spelen als hoogtepunten, maak ik graag enkele beschouwingen bij een van mijn passies, sport, en dat vanuit een persoonlijke invalshoek. Sport heeft mij niet alleen mijn fysieke limieten leren ontdekken, maar heeft mij ook mentaal en sociaal gevormd tot wie ik ben. Daarom wil ik mijn ervaringen delen.

Stijn Derauw

Niet zeuren, sporten

Mijn eerste sportieve stappen zette ik rond mijn vijfde. In mijn prille sportleven beoefende ik verschillende disciplines. Eerst ontdekte ik karate, daarna schakelde ik enkele versnellingen hoger naar atletiek en rond mijn twaalfde vond ik de liefde bij voetbal. De eerste twee sporten bleken toch niet helemaal mijn ding te zijn, al had ik wel het lichaam en het uithoudingsvermogen voor atletiek. Maar een goede uithouding is natuurlijk ook een pluspunt bij voetbal. Bovendien was ik bijna perfect tweevoetig, waardoor ik als polyvalente speler op verschillende posities in het veld werd uitgespeeld.

Het fijne aan een sport als voetbal is de veelzijdigheid en het sociale aspect ervan. Je trekt als het ware de wijde wereld in. Je leert andere mensen kennen, maakt soms vrienden voor het leven. Je reist wat door België en via internationale tornooien zelfs naar het buitenland. Het is een avontuur en de ideale ontdekkingstocht naar jezelf en anderen.

Ik was het type sporter dat altijd tot het uiterste ging. Met veel discipline, inzet en de nodige ambitie uiteraard. Net op het moment van de doorbraak, de zomer waarin ik negentien werd, sloeg het noodlot toe. En dan nog als student lichamelijke opvoeding. Verdict: een gescheurde kruisband en een meniscusletsel. Gevolg: een mentale inzinking en een slechte tweede zit. Nasleep: een operatie en acht maanden revalidatie. En veel zwarte sneeuw.

 

Vallen, opstaan en weer doorgaan

Het klinkt vreemd, maar ik ben ook dankbaar voor dat ongelukkige voorval. Die periode heeft me gevormd en een zekere volwassenheid gebracht. Je komt jezelf tegen en leert omgaan met beperkingen, terwijl je toch zelf de touwtjes in handen hebt. Gelukkig steunden mijn ouders mij onvoorwaardelijk. Na een korte heropleving, één jaar om precies te zijn, sloeg het noodlot weer toe. Ik bleef hinder ondervinden. Onderzoek wees uit dat het meniscusletsel onvoldoende was hersteld en dat ik een kraakbeenletsel had opgelopen. Een nieuwe operatie diende zich aan, alsook een stevige portie oplapwerk bij de kinesitherapeut.

Dat doet even pijn, maar ik had intussen zo’n verbetenheid ontwikkeld dat ik na een halfjaar helemaal op schema was. Met nieuwe energie, veel zin en een paar splinternieuwe voetbalschoenen. Opnieuw klaar om te schitteren. Ik kon een aantal jaar op een redelijk niveau voetballen, tot ik toch weer in het sukkelstraatje belandde. De specialist was helder in zijn analyse. Mijn gewrichten hadden al zoveel slijtage opgelopen dat een volgende blessure niet was uitgesloten. Hij raadde mij aan om te stoppen met voetballen. Op dat moment stortte mijn wereld enigszins in, maar ik moest naar mijn lichaam luisteren en het de nodige rust gunnen.

 

De redding nabij

Gelukkig is er altijd een reddingsboei. In dit geval, trainer worden. Maar ik moet eerlijk toegeven dat ik daar nooit hetzelfde gevoel heb uitgehaald. Niet dat ik ongelukkig ben, eerder niet helemaal voldaan. Waardoor ik er minder obsessief naar toeleef. De wedstrijden op zich doe ik graag. Daar draait het louter om het coachen en motiveren van de spelertjes. Naar de trainingen moet ik mij net iets te vaak slepen. Eenmaal aanwezig ben ik in mijn element, maar er komt een tikje meer verantwoordelijkheid bij kijken.

Als trainer heb je uiteraard een voorbeeldfunctie. Je moet altijd op tijd aanwezig zijn, je bent een ambassadeur van de club en de sport, je dient je dus te gedragen. Je moet kunnen omgaan met spelers, ouders, collega-trainers, bestuursleden en meer (on)voorspelbare omstandigheden. Gelukkig speel ik sedert drie jaar weer zelf, in het veteranenvoetbal voor 35-plussers. Zo kan ik het mooie van beide werelden combineren.

 

Sport daagt je sociale vaardigheden uit en leert je omgaan met verschillende emoties, maar het allermooiste aan voetbal is het universele aspect ervan: voetbal is een samenleving op zich, je leert er andere mensen en culturen kennen en je leert samenwerken

Een samenleving op zich

Sport daagt je sociale vaardigheden uit. Je leert omgaan met verschillende emoties en je lichaam weert zich tegen allerlei weersomstandigheden. Trainen bij vriestemperaturen of een hittegolf, het kan allemaal. Maar het allermooiste is: voetbal is universeel. Het is een samenleving op zich. Je leert andere mensen en culturen kennen. Het is de ideale Franse of Engelse les. Je leert samenwerken. Maar eerlijk is eerlijk, soms vallen wij wel eens van onze roze wolk. En dan wil ik het over discriminatie en racisme in die mooie sport hebben.

Al te vaak gebeurt het in het heetst van de strijd – al mag dat geen excuus zijn. Zelden echt met kwaad opzet. Het is een reactie op een bepaalde actie, bijvoorbeeld na een stevige overtreding of gekibbel met een tegenstander. Het is aanwezig, maar minder frequent dan de media ons doen geloven. Althans, dat is mijn ervaring. Ik zit nu bijna 25 jaar in de voetbalwereld en ik heb nooit zware incidenten meegemaakt. Integendeel zelfs, ik kan veel meer positieve verhalen aanhalen. De meeste jongens en meisjes met andere roots worden met open armen ontvangen. Ze maken deel uit van de ploeg, staan mee onder de douche liedjes te zingen en tappen evengoed flauwe moppen in de kantine. Amateuristische versies van de Rode Duivels. Tous ensemble.

 

Onder druk

Een minder positieve kant van sport, is de druk. De prestatiedrang en verwachtingen die op verschillende niveaus worden gecreëerd, een beetje in het verlengde van de huidige maatschappij. Te beginnen bij ouders die hun kinderen onder druk zetten, door bijvoorbeeld een sport te kiezen die ze niet graag doen. Dan heb je trainers die vaak te veel van de groep of bepaalde spelertjes verwachten. Niet iedereen heeft talent, maar daarom doen ze hun hobby niet minder graag. En dan heb je nog de visie van sommige clubs.

Steeds meer clubs evalueren kinderen op het einde van het seizoen en zij die niet goed genoeg worden bevonden, moeten de club verlaten. Soms heeft dat met infrastructurele of organisatorische beperkingen te maken. Hoe meer clubs zo’n visie toepassen, hoe duurder de plaatsen worden. Je ontneemt kinderen hun hobby en dat vind ik knap lastig. Je mag het socialiserende aspect, dat van onschatbare waarde is, niet ontkennen. Maar we moeten natuurlijk ook nuchter blijven en beseffen dat het niet iedereen is gegeven om hoge toppen te scheren. Om dan maar clichématig af te sluiten: het zijn niet allemaal Kevin De Bruynes of Eden Hazards.

Foto bovenaan © Shutterstock.com