fbpx
deMens.nu

De tijd in zijn gezicht uitlachen

Column verschenen in deMens.nu Magazine jg13 nr4. Lees hier meer columns.

Kurt Van Eeghem

Ik hoor Brel op de radio met Les vieux en hij zingt: “La pendule d’argent, qui ronronne au salon, qui dit oui, qui dit non, et puis qui nous attend.”

Uiteindelijk tikt het zilveren klokje op de schouw van ons oudje niet alleen de tijd, maar ook elk levend wezen weg. Brel schetst geen fraai beeld van dat einde, voor hem moet het anders, hij wil niet moeizaam door het leven schuifelen, zich excuserend omdat het niet meer opschiet, om uiteindelijk te sterven “d’un petit froid”, een treurig, maar meesterlijk vers uit weer een ander lied van hem, Les bigotes.

In elk lied schreeuwt de zanger zijn levenslust uit, luister maar naar: “Mourir, la belle affaire. Mais vieillir, oh, oh vieillir.” Sterven door een harde lachbui of tussen de borsten van een geliefde, daar heeft Brel geen moeite mee, want “mourir, cela n’est rien.” Hij weigert de aftakeling en brult: “Mais vieillir?”

Jan Decleir, even stralend van vitalisme, vertelde me ooit hoe hard hij schrok bij het zien van zijn naakte zelf in de film Karakter. “Ik dacht dat ik slank en jong was, maar dat blijkt dus niet te kloppen.” Hij kon er nog om lachen, zij het niet van harte.

De jaren halen ons allemaal in, onherroepelijk. De fanfare rukt niet meer uit bij het verscheiden van een honderdjarige. Honderd is het nieuwe tachtig. We schuifelen alleen wat langer door het leven en excuseren ons niet meer omdat het niet opschiet, we zijn in de meerderheid. In de stad waar ik woon, palmt een stoet van rollators de trottoirs in, zodra de kinderen in de klas en de ouders aan het werk zijn.

Ook ik lieg me vrolijk door de aftakeling heen. Want natuurlijk vreet de tijd aan mijn botten. Mijn grootste vijand is de selfie. Ook ik herken me niet op de beelden nu het jaartal op mijn paspoort alweer wat potsierlijker is geworden. Ik lijk mijn vader wel die ik als tiener stokoud vond en hij was verdorie twintig jaar jonger dan ik nu ben. Krampachtig blijf ik huppelen als een jonge hinde tussen het rollend verkeer. “Dit kan toch niet waar zijn”, roep ik, maar ik besef des te meer dat de wedstrijd niet kan worden gewonnen.

En toch. Ik geef me niet zomaar gewonnen. Eerst nog wat liegen en strijden … tot ik aan mijn eigen leugens ten onder ga. Het ‘jeunisme’ houdt het Westen in zijn ban en ik fiets vrolijk mee, terwijl ‘oud’ toch alleen maar in een gedicht op ‘out’ rijmt.

En toch. Nooit was ik rustiger dan nu, nooit zat ik beter in mijn vel – al slobbert het wat aan mijn onderarmen. Ik loop niet achter elk nieuw dingetje aan, maar wil er wel nog bij horen. Ik schrijf om te blijven en zit elke dag met ‘goesting’ aan de pc om te werken aan wat zoetjesaan op een oeuvre lijkt. Alhoewel, eerst een ontbijt en minstens twee kranten. Ik blijf optreden, vertellen, concerten presenteren, debatten leiden, maar na afloop volgt een wijntje in een plaatselijk hotel, geen rush langs de Vlaamse snelwegen. Fear of missing out, wat mijn fijnste jaren vergalde, werd I don’t care anymore, anders gezegd, laat me gerust. Premières met lauwe cava, vernissages met eindeloos geouwehoer, het hoeft niet meer.

En toch. Heel eerlijk. Als ik het kon overdoen, weer jong, pril en naïef, ik sprong een gat in de lucht. De tijd in zijn gezicht uitlachen en als een Dorian Gray het jeugdige, spannende lijf behouden, bewonderd en begeerd. Graag. Of toch maar niet?

En toch. Ik kijk de fanfare naar het laatste perk op de begraafplaats niet tegemoet. Laat me nog een tijdje schrijven, praten, mijn publiek verwennen, koken voor de geliefden, lachen met de vrienden, reizen en lezen. Oei, dat is best veel.

Maar laat me niet lijden. Als de pijn komt, wil ik een spuitje, want …vieillir?

Kurt Van Eeghem is presentator, acteur en schrijver. Meer lezen?

Bekijk ook ‘Het pleidooi’, een programma van deMens.nu, met onder anderen Kurt Van Eeghem.

Foto bovenaan © Isabelle Pateer