![](https://demens.nu/wp-content/uploads/2025/01/Web_Zonnewijzer-1-e1736414506115.jpg)
Tijd door de geschiedenis heen
Het meten, ervaren en beleven van tijd
Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg13 nr4. Lees hier meer artikels over ‘tijd’.
Tijd, niets is zo gewoon en tegelijk zo ongrijpbaar. Maar wat is tijd? En vooral, hoe beleven we die? We nemen een duik in de geschiedenis. Aan de hand van de gevonden tijdmeetinstrumenten reconstrueren onderzoekers hoe mensen door de eeuwen heen tijd ervaren en ermee omgaan. Het meten van de tijd heeft een omwenteling van de maatschappij teweeggebracht. Blijkt ook dat er verschillende tijdsopvattingen bestaan, een lineaire en een flexibele. En die hebben een invloed op de interactie tussen mensen.
Wendy Serraris
Cyclische tijd
We kunnen het ons nog maar moeilijk voorstellen, maar ooit waren er geen tijdseenheden en hield men zich niet bezig met het verstrijken van de tijd. Men had wel enig besef van dagen, maanden (maancycli) en seizoenen, maar dat kwam omdat die door natuurelementen werden aangegeven. De zon kwam op en ging onder, de maan toonde zich meer of minder, gewassen groeiden, het weer veranderde. Men was zich bewust van die veranderingen, maar gebruikte die alleen om bijvoorbeeld het weer te voorspellen of om te weten wanneer het moment gunstig was voor de jacht.
Dagen werden niet in weken gegroepeerd, jaren werden niet opgeteld, laat staan dat een verjaardag of nieuwjaar werd gevierd. Men zag de tijd met andere woorden als iets cyclisch, elke periode kwam terug: licht en donker, volle maan, seizoenen … Dat in tegenstelling tot een lineaire perceptie van tijd: dagen, maanden, jaren … die verstrijken. (lees verder onder de foto)
![](https://demens.nu/wp-content/uploads/2025/01/Web_Slinger-1080x720.jpg)
Meetinstrumenten voor tijd
Als we teruggaan in de geschiedenis, kunnen we aan de hand van gevonden tijdmeetinstrumenten in grote mate reconstrueren hoe men tijd ervoer, vanaf welk ogenblik men tijd ging gebruiken en hoe dat dan gebeurde. Zo weet men dat al rond 1500 voor onze jaartelling dagen en nachten in gelijke delen werden opgesplitst. De belangrijkste reden daarvoor was dat gebeden op bepaalde ogenblikken moesten plaatsvinden. Om te weten hoe laat het ongeveer was, ging men in die periode ook zonnewijzers gebruiken.
Obelisken die in het oude Egypte als symbool voor de zonnegod Ra werden gemaakt, worden dikwijls foutief als zonnewijzers gezien. Dat komt omdat die obelisken vele eeuwen later door middeleeuwse heersers werden gestolen en in eigen land als schaduwklok werden gebruikt. Men beschouwde ze dan als puntzonnewijzers, waarbij de schaduw van de punt aangaf hoe laat het was. Maar obelisken waren in hun glorietijd dus geen zonnewijzers.
Dat gezegd zijnde, de oudste en bekendste échte zonnewijzer dateert van ongeveer 1450 voor onze jaartelling, toen Thoetmosis III over Egypte regeerde. Die zonnewijzer is vandaag te bezichtigen in het Egyptisch Museum in Berlijn. Zo’n zonnewijzer heeft echter twee nadelen. Ten eerste, je hebt er zon voor nodig en die is er niet tijdens de nacht, noch bij bewolkt weer. Daarom werden ook zandlopers, waterklokken, kaarsklokken … gebruikt. Ten tweede, aangezien de dag in de zomer langer is dan in de winter, duurden met zonnewijzers de uren in de zomer ook langer dan in de winter.
Daarop bedacht Ibn al-Shatir, een astronoom uit Damascus, in 1371 een oplossing: een gnomon (verticale stang of zuil) die parallel aan de aardas wordt geplaatst. Dat principe van een standaard voor alle uren zou vanaf de vijftiende eeuw worden overgenomen door West-Europese klokkenbouwers die mechanische klokken maakten. De oudste mechanische klok waarvan men momenteel weet heeft, is in 1154 in Damascus gebouwd. Het was een torenklok die niet het uur aangaf, maar die op de juiste momenten luidde om mensen op te roepen tot gebed.
Vanaf de veertiende eeuw zag je op stadhuizen klokken verschijnen die wel het uur weergaven. Die klokken waren een waar prestigeobject voor een stad. De tijdmetingen daarmee waren echter nog erg beïnvloedbaar door weers- en andere omstandigheden. In 1657 kwam als antwoord daarop het slingeruurwerk, uitgevonden door Christiaan Huygens, een Nederlandse astronoom en wis- en natuurkundige. Dat was het eerste uurwerk dat nauwkeurig kon worden afgesteld. Een bijkomend voordeel was dat mensen het ook in huis konden zetten of hangen. (lees verder onder de foto)
![](https://demens.nu/wp-content/uploads/2025/01/Web_Zonnewijzer-2-1080x721.jpg)
Evolutie voor mens en maatschappij
Hoe meer mensen een uurwerk hadden, hoe meer de maatschappij er ook naar ging leven. Verkopers bijvoorbeeld beseften dat ze meer afspraken op een dag konden vastleggen, als ze een bepaald uur met hun klanten overeenkwamen. Men werd er zich ook van bewust dat men tijd kon maken voor het werk, maar eveneens tijd kon reserveren voor zichzelf en het gezin. Wij vinden dat nu vanzelfsprekend, maar je kan stellen dat het kapitalisme en het begrip ‘vrije tijd’ toen zijn ontstaan, in de schaduw van het tikkende slingeruurwerk.
Het duurde dan ook niet lang of er werden uurwerken gemaakt die men kon meedragen. Men spreekt van de horologische revolutie tussen 1660 en 1760, een relatief korte periode waarin weinig besef van tijd plots evolueert naar een wereld die helemaal op tijd is ingesteld. En dan is daar ook de industriële revolutie die ervoor zorgde dat het nog belangrijker werd om de tijd erg nauwkeurig te meten.
In het begin had elke regio nog zijn eigen tijd, maar onder andere door de uitbouw van het (internationaal) openbaar vervoer werd het noodzakelijk dat er over de hele wereld een uniforme tijdrekening kwam. We geven het toe, we vragen ons weleens af of sommigen bij het openbaar vervoer die vergadering over de uniforme tijdrekening hebben gemist. Maar dat geheel terzijde … Het heeft nog een tijdje geduurd voor iedereen mee was, maar rond het begin van de twintigste eeuw was het tijdsbesef van de mensheid helemaal veranderd. Vanaf dan wordt het leven meer en meer beheerst door het motto ‘tijd is geld’. (lees verder onder de foto)
![](https://demens.nu/wp-content/uploads/2025/01/Web_Geld-1080x721.jpg)
Verschillende kalendersystemen
Tot hiertoe hebben we het altijd over het meten van tijd gehad, maar een ander fenomeen dat daarmee samenhangt en dat ook al vroeg in de geschiedenis van de mens zijn intrede deed, is de kalender. Enerzijds wordt de tijd aan de hand van uurwerken, klokken en dergelijke weergegeven, anderzijds ontstond ook de noodzaak om de tijd via kalenders uit te drukken. Kalenders delen tijd in perioden in: dagen, weken, maanden, jaren. Ook daarin tekende zich er een hele evolutie af. De gregoriaanse kalender, die wij hanteren en die gebruikmaakt van de christelijke jaartelling, wordt doorgaans als de standaard gezien, maar er bestaan heel wat andere soorten kalenders die soms ook verschillende meetsystemen volgen.
De gregoriaanse kalender is een voorbeeld van een zonnekalender, waarbij men de seizoenen aan de hand van zonnewenden en nachteveningen gaat bepalen. Daarnaast bestaan er ook maankalenders die afhankelijk zijn van de veranderende standen van de maan. De islamitische kalender is een voorbeeld van zo’n maankalender. Dan heb je ook nog lunisolaire kalenders die, zoals de naam aangeeft, proberen om zowel met de zon als met de maan rekening te houden. De joodse kalender is daar een voorbeeld van. Zoals je merkt, hangen de kalenders vaak samen met levensbeschouwingen. Dat komt omdat ze net werden ingevoerd om religieuze feesten van een datum te voorzien. Daarnaast werden ze uiteraard ook aangewend om de jaargetijden voor de landbouw duidelijk te krijgen.
Op een bepaald ogenblik, in de achttiende eeuw om precies te zijn, wilde men tijd loskoppelen van elke religieuze connotatie. Het was de periode van de Verlichting en de Franse Revolutie, en een van de nieuwe principes waarvoor men ijverde, was de scheiding van kerk en staat. Zo heeft men in 1793 een compleet nieuw kalendersysteem ontworpen, de Franse republikeinse kalender, waarbij het christelijke tijdperk door een republikeins tijdperk werd vervangen. De start van de jaartelling was het ogenblik waarop de eerste republiek in Frankrijk ontstond, namelijk 22 september 1792. Maanden kregen andere namen en bestonden uit drie weken van tien dagen, de zogenoemde décades. Uiteindelijk had die kalender al snel zijn beste tijd gehad. Hij is maar tot in 1806 gebruikt, dus niet eens vijftien jaar. (lees verder onder de foto)
![](https://demens.nu/wp-content/uploads/2025/01/Web_Zimmer-1080x608.jpg)
Lineaire en flexibele tijdsopvatting
En toch … Hoewel we nu een uniforme tijdrekening hebben, merken we dat men niet in alle culturen en landen op dezelfde manier met tijd omgaat. Hoe komt dat? Veel heeft te maken met welke tijdsopvatting er in een bepaalde cultuur of bepaald land leeft. Er bestaat namelijk zoiets als een lineaire tijdsopvatting en een flexibele tijdsopvatting, zo lezen we bij Erin Meyer, een Amerikaanse professor management die er een boek over schreef, The Culture Map.
Die twee tijdsopvattingen liggen aan de uiteinden van een continuüm, de planning-schaal. Mensen met een lineaire tijdsopvatting zien tijd als een voortschrijdende lijn. Ze doen één zaak of activiteit tegelijkertijd, werken iets af voor ze aan een volgende taak beginnen. Ze laten hun afspraak weten dat ze iets later dan afgesproken zullen aankomen. Deadlines, stiptheid, een goede planning … Het is allemaal belangrijk bij een lineaire tijdsopvatting. Bij een flexibele tijdsopvatting daarentegen ziet men tijd als veel rekbaarder. Men gaat er – letterlijk – flexibeler mee om. Je bent met iets bezig, maar plots blijkt het handiger te zijn dat je voorrang aan iets anders geeft. Een deadline is een richtlijn. Vaak is men met meerdere zaken tegelijk bezig. Men past zich aan veranderende omstandigheden aan en vindt onderbrekingen van zijn bezigheden geen probleem.
Of een land of cultuur meer naar de ene of de andere tijdsopvatting neigt, is afhankelijk van veel factoren, maar een belangrijk aspect is of het dagelijkse leven meer of minder voorspelbaar is. Landen waar er duidelijke (overheids)regels zijn, waar het openbaar vervoer stipt rijdt (ja, die bestaan blijkbaar) … zullen eerder lineair denken. Als je ergens op een bepaald uur moet raken, is de kans groot dat je er ook op dat tijdstip zal kunnen zijn. Leef je in een land waar dat niet het geval is, dan zal je leren om flexibeler met tijd om te gaan.
Stel, je woont in een land waar je regelmatig met onvoorspelbare zware regens wordt geconfronteerd. Dan ben je het gewoon dat plannen al eens moeten worden aangepast. En als je er het raden naar hebt wanneer een trein zal opdagen, weten werkgevers dat het geen nut heeft om een prikklok te installeren.
Als we kijken naar welke landen lineair of flexibel met tijd omgaan, zien we grosso modo volgende tendens: de meer noordelijke en westerse landen zullen meer lineair gericht zijn, in het zuiden zijn ze eerder flexibel. Bij Aziatische landen durft het al eens te verschillen: Japan is lineair, China en India zijn flexibel. Maar zoals gezegd, we spreken over een continuüm en elk land bevindt zich daar ergens op. Naargelang een land meer naar rechts of naar links op de lijn ligt, zullen de inwoners ervan andere gedragingen beledigend of ergerlijk vinden.
Engelsen zullen het bijvoorbeeld niet appreciëren als je zonder verwittigen te laat op een afspraak aankomt. Indiërs zullen denken dat je niet in hun ideeën bent geïnteresseerd, als jij die naar een volgende vergadering verdaagt omdat ze niet op voorhand als agendapunt waren opgegeven. Het spreekt voor zich dat het in sommige situaties, onder meer wanneer je moet samenwerken, handig kan zijn om te weten waar iemand zich op dat continuüm bevindt. Kwestie dat je daar rekening mee kan houden en dat je je indien nodig wat kan aanpassen. Spreek je bijvoorbeeld als Belg af met iemand uit Mexico, neem dan wat werk mee, zodat je de tijd zinvol kan doden tot je afspraak opdaagt. In plaats van je te ergeren, kan je ook dankbaar zijn voor de extra (vrije) tijd die je plots ter beschikking krijgt.