fbpx
deMens.nu

Samen ijveren voor gelijke rechten

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg5 nr4 (2016)

Onder de noemer Moedige vrouwen, hoopvolle toekomst, organiseert Moeders voor Vrede, in 2018 een conferentie in Ieper. De conferentie is een vervolg op Vrouwenkracht is Vredesmacht, de conferentie die in 2015 georganiseerd werd. Meer informatie

Jennie Vanlerberghe

Al sinds het begin van haar journalistieke carrière laten vrouwenrechten Jennie Vanlerberghe niet onbewogen. Aangegrepen door de pijnlijke situatie van vrouwen en kinderen in Joegoslavië, richtte ze in 1991 de Belgische tak van Moeders voor Vrede (MvV) op. Wereldwijd strijdt Jennie tegen het onrecht in conflictsituaties en oorlogsgebieden. Momenteel is ze actief in Afghanistan, waar ze samen met MvV een aantal vrouwencentra en een studentenhuis op de kaart zet.

Esther Meuwis – foto’s © Moeders Voor Vrede

Wat maakt dat feminisme nog nodig is?

Het begrip feminisme wordt vaak miskend of verkeerd uitgelegd en dat is spijtig. Sommige vrouwen zijn tegen feminisme. Als je feminisme in de juiste context plaatst, is het iets goeds. We moeten blijven strijden voor een rechtvaardig leven en gelijke rechten voor iedereen.

Jennie Vanlerberghe: “Ook mannen kregen toegang tot onderwijs en werk, op voorwaarde dat ze hun vrouwen, moeders en dochters niet verhinderen om naar het vrouwencentrum te komen.”

In die strijd voor gelijke rechten richtte je veel projecten op. Hoe is dat gegroeid?

Als journalist heb ik het voordeel dat ik gemakkelijker deuren kan openen. In 1991 trok ik met het Rode Kruis naar de oorlog in Joegoslavië. Ik ontmoette er moeders die smeekten om dialoog in plaats van geweld. Ze richtten een organisatie op, onder de naam Moeders voor Vrede (Mothers for Peace). “We hebben geen zonen op de wereld gezet opdat ze gedood of moordenaars worden”, luidde hun noodkreet. Terug thuis deelde ik mijn ervaring met de Westhoek Vrouwenraad, een organisatie die werkt aan gelijke kansen voor vrouwen en mannen. We besloten de vrouwen in Joegoslavië te steunen en richtten in Ieper de Belgische tak van Moeders voor Vrede op.

In 1992 besteedden de media veel aandacht aan de oorlog in Joegoslavië en de massale verkrachtingen in gevangenenkampen. We probeerden de vrouwen die in Omarska gevangenzaten te bevrijden. Een jaar later kon een groep vrouwen uit Zagreb en Sarajevo enkele weken bij gezinnen in Ieper verblijven. Wanneer de bus in Ieper aankwam, stond het marktplein vol mensen om hen toe te juichen. Er groeide een band tussen de vrouwen en hun opvanggezinnen. Dat is mooi om te zien.

Ook met de organisatie Moeders van Srebrenica (nabestaanden van vermoorde moslimjongens en -mannen in 1995 in Bosnië, red.) houd ik contact. Ik waardeer hen enorm om hun moed en strijdkracht. De vaak ongeletterde vrouwen trokken naar de Verenigde Naties in New York om te getuigen over de gewelddaden en moorden op hun mannen. Ze eisten om de gebeurtenissen te erkennen als genocide en hebben hun gelijk gehaald.

Op dit ogenblik zijn we actief in Afghanistan. Vrouwen mogen er vaak niet buitenkomen. Slecht 27 procent van de meisjes gaat naar school. In 2003 hebben we in Afghanistan een eerste vrouwencentrum opgericht, ondertussen zijn het er al vijf. Het vrouwencentrum organiseert opleidingen, alfabetiseringscursussen en Engelse les. Elk jaar behalen een zeshonderdtal vrouwelijke studenten een diploma. Er is een ziekenhuis aan het centrum verbonden. Vrouwen kunnen er ook werken en zo geld verdienen. Ze maken onder andere kleding, borduurwerk, potten en schalen. Vanuit het vrouwencentrum steunen we vrouwen, en sinds 2006 ook mannen, om aan landbouw te doen en schapen, kippen of bijen te houden. Bij de opstart bereikten we nauwelijks vrouwen en was de mannelijke tegenstand groot. Nu hebben we wachtlijsten.

Hoe realiseerden jullie in die groei?

In 2006 kregen ook mannen toegang tot onderwijs en werk, op voorwaarde dat ze hun vrouwen, moeders en dochters niet verhinderden om naar het vrouwencentrum te komen. Daardoor groeide het vertrouwen. Humanitair werk is educatie en economie.

Wat bedoel je daarmee?

We geven opleidingen en laten mensen zelf werken voor hun geld. We geven mensen mogelijkheden, zodat ze zelf hun toekomst kunnen bepalen.

Hoe doen jullie dit?

In 2012 kregen acht families elk twee schapen en twee lammeren. Het jaar nadien kregen nieuwe families ook schapen en lammeren, doordat we bij de eerste families telkens één lam wegnamen. Op die manier investeren we eenmaal in schapen en geven we jaren nadien ook andere arme vrouwen kosteloos een toekomst. Vrouwen kunnen bij ons werken, geld verdienen en daarna een aantal kippen kopen. De kippen planten zich voort en leveren eieren om op de markt te verkopen. In het vrouwencentrum borduren vrouwen zakjes en handdoeken die we via Moeders voor Vrede in het Flanders Fields Museum in Ieper verkopen. Hoe meer ze borduren, hoe meer ze verdienen. De vrouwen weten dat ze dit voor internationale klanten maken en dat geeft hen een goed gevoel. Vrouwen krijgen bij ons een opleiding en geven op hun beurt les aan andere vrouwen. Leerkrachten trekken ook naar het platteland om les te geven.

Waarom ligt de nadruk op studeren als vrouwen zo weinig buitenkomen?

In 2002 was 97 procent van de vrouwelijke bevolking in Afghanistan analfabeet. We leren mensen lezen en schrijven. De islam is een vredevolle godsdienst, maar wordt enorm misbruikt. De bevolking volgt de shariawetgeving (islamitische wetten, red.). Ze horen van de plaatselijke mollahs, de islamistische geestelijken, wat er in de Koran staat. Wat de geestelijke zegt, is waar. Door educatie kunnen mensen de Koran zelf lezen en zich afvragen of dit voor hen klopt. In Kabola richten we nu een universiteit en studentenhuis voor meisjes op, zodat ook zij daar kunnen studeren. Als we democratie en vooruitgang willen, moeten we de jeugd ondersteunen. Meisjes die studeren kunnen later eventueel aan politiek doen en het land veranderen.

Jennie Vanlerberghe: “We moeten blijven strijden voor een rechtvaardig leven en gelijke rechten voor iedereen.”

Hoe lukt het je om het vertrouwen van mannen te winnen?

Het vertrouwen in ons groeit met de jaren. Diplomatie is de beste manier. Eind 2014 bouwden mannen in Shakar Dara speciaal voor ons een vrouwencentrum, met de boodschap: “Zorg goed voor onze vrouwen.” Bij de start van het vrouwencentrum vertelden zeer veel vrouwen over huiselijk geweld. Wij zeiden dan: “Je moet je niet laten slaan, je hebt rechten en vrijheden.” Die vrouwen kwamen thuis, vertelden dat tegen hun mannen en we zagen ze niet meer terug. Nu zeggen we: “Er is nog plaats in het naaiatelier, wil je daar komen werken?” Die vrouwen zijn dan vaker in het vrouwencentrum en als ze op het einde van de maand met geld naar huis komen, worden ze minder geslagen. Het zijn kleine dingen, maar ze kunnen het leven van mensen veranderen.

Je mag mannen in Afghanistan niet in de ogen kijken. Soms loopt er opeens een man van de gesprekstafel weg, omdat ik in zijn ogen kijk. Een man mag een vrouw niet aanraken, ook geen hand geven, daarom krijgen vrouwen weinig medische verzorging. In een ziekenhuis gaat een man op consultatie bij de dokter en zijn vrouw moet buiten blijven wachten, terwijl het doktersbezoek over de vrouw gaat. Soms voel ik me boos, maar ik probeer het niet te tonen.

Veranderde je door zoveel te reizen en te zien?

Ik heb gruwelijke dingen gezien. In Somalië hadden wij een project tegen vrouwenbesnijdenis. Ik zag er een besnijdenis en dat was choquerend. Dat vergeet ik nooit. In Afghanistan huwelijkt men meisjes uit als ze veertien à vijftien jaar zijn. Een man mag met vier vrouwen trouwen. Als hij zijn vrouw niet meer wil, gooit hij haar op straat. De vrouw moet haar kinderen bij haar man achterlaten. Ze kan niet meer bij haar familie terecht, want ze schond de eer omdat haar man haar buitengooide. Ze moet bedelen om te overleven. In Kaboel zitten 197 meisjes in de gevangenis omdat ze hun huwelijk wilden ontvluchten. De vrouw treft altijd schuld. Als ze wordt mishandeld, zelfs als ze met zuur wordt overgoten en wegloopt, dan nog krijgt ze zeven jaar gevangenisstraf.
Als je als journalist over die zaken wil schrijven, moet je het aankunnen om ze te zien, anders moet je het niet doen. Toen ik begon, droomde ik ervan om de wereld te veranderen. Het lukt slechts stap per stap, maar de stappen die we met onze groep zetten zijn heel belangrijk. We zijn nog ver van de eindmeet. Er zijn ook andere dingen belangrijk in het leven: mijn kinderen bijvoorbeeld en mijn vier kleinkinderen.

Wat kunnen wij in België doen?

Wij moeten ons bewust zijn van de situatie van andere vrouwen in de wereld. Nog te veel vrouwen hebben weinig rechten en worden onderdrukt. Het is belangrijk dat die vrouwen voelen dat ze niet alleen staan. Onze steun is van onvoorstelbaar belang voor hen.