“Constructief blijven praten”
Het CHanGEproject van UCOS
Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg7 nr3
CHanGE staat voor Campaign for sexual Health & Gender Equality. Het is een project van UCOS, het Universitair Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking, over gendergelijkheid en over seksuele en reproductieve rechten en gezondheid. Tijdens de zomer van 2017 trokken twaalf studenten van het Vlaamse hoger onderwijs als CHanGEmakers naar Congo, India en Oeganda. Drie van hen doen hun relaas.
Hilde Vandervelde
Jad Zeitouni, 25 jaar, studeert rechten aan de Vrije Universiteit Brussel en Zoë Kalala, 22 jaar, handelswetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven Campus Brussel. Beiden trokken naar Oeganda. Genaldine Dialungana, 23 jaar, studeert gender en diversiteit aan de Universiteit Gent en zij ging naar Congo.
Wat houdt het CHanGEproject eigenlijk in?
Genaldine: Met CHanGE willen we de mensen in het Zuiden een stem geven en aantonen dat er ter plaatse tal van organisaties en personen zijn die ijveren voor gendergelijkheid en seksuele rechten. We hebben er veel interviews afgenomen en met die informatie zetten we dan in Vlaanderen en Brussel sensibiliseringsacties op.
Jad: Tegelijk biedt CHanGE ons, de deelnemende jongeren, ook de gelegenheid om een visie op ontwikkelingssamenwerking te vormen. We krijgen materiële en professionele ondersteuning, maar hebben daarnaast de vrijheid om nieuwe ideeën uit te proberen. Door zelf te ervaren wat mogelijk en nuttig is, kunnen we op lange termijn misschien een nieuwe dynamiek binnen de ontwikkelingssamenwerking teweegbrengen.
“Mensen in het Zuiden een stem geven”
Waren jullie goed voorbereid op zo’n reis?
Zoë: UCOS zorgt voor de nodige omkadering. Ter voorbereiding hebben we meerdere brainstormsessies en trainingsdagen doorlopen. Sommigen van ons hebben gender en diversiteit gestudeerd, maar niet iedereen heeft die theoretische achtergrond. Dus dat werd ons bijgebracht. Net zoals we hebben geleerd om alles te bekijken in de context van het land waar je naartoe gaat.
Jad: Dat de twaalf jongeren allemaal verschillende interesses en vaardigheden hebben, heeft ook een meerwaarde. We leerden niet alleen van de UCOS-vormingsgevers, maar ook van elkaar.
In Oeganda en Congo hebben jullie veel getuigenissen gehoord. Hoe ervaar je zoiets?
Zoë: We werken rond twee thema’s, lgbtq+rechten en menstruatie. We hebben ondervonden dat taboes of drempels die daar bestaan, hier ook voorkomen. Misschien wel in andere vormen of met andere gevolgen, maar het zijn zaken die hier evengoed leven.
Genaldine: Die ervaring heeft toch een impact op mij gehad. In Congo hebben we bijvoorbeeld een jonge vrouw ontmoet die, hoewel ze veel heeft meegemaakt, toch overeind is gebleven. Ze is negentien en werd seksueel misbruikt. Ze studeert, ze werkt, ze geeft vormingen, ze doet ontzettend veel … Daar sta je wel bij stil en dan besef je dat je zelf eigenlijk meer kan doen.
Zoë: Hier denk je vaak dat je het te druk hebt, tot je ginder al die mensen ontmoet die zo veel inspanningen doen. Na het afnemen van elk interview, onder meer bij een lgbtq+organisatie in Oeganda, waren we iedere keer stil en onder de indruk. Het bracht veel emoties met zich mee.
Jad: Wat mij heeft geraakt, is de inzet van de mensen. In Oeganda is homoseksualiteit bij wet verboden. Je riskeert er als lgbtq+ een gevangenisstraf van veertien jaar tot levenslang. Toch vind je daar mensen, zowel homo- als heteroseksuelen, die zich actief en publiekelijk inzetten voor de rechten van de lgbtq+gemeenschap. Dat was voor mij een wake-upcall. Terwijl we in eigen land helemaal niets te verliezen hebben als we het voor lgbtq+ opnemen. Het is belangrijk dat we afstappen van het relativisme dat hier vaak heerst.
Zoë: Inderdaad, als je zegt dat je opkomt voor gendergelijkheid, krijg je regelmatig de vraag of dat echt nog wel nodig is. Maar nadat je in Oeganda bent geweest, wordt dat een compleet andere ervaring.
Naast lgbtq+rechten werken jullie ook rond menstruatie. Hoe kadert dat in gendergelijkheid?
Genaldine: In Congo zijn menstruele producten, zoals maandverbanden en tampons, erg duur in verhouding tot het inkomen van veel vrouwen. We hebben er vrouwen ontmoet die ijveren voor het afschaffen van de belastingen op die producten en die vormingen rond menstruele hygiëne geven. Door de hoge kostprijs gaan meisjes en vrouwen soms noodgedwongen op zoek naar alternatieven, maar die zijn vaak onhygiënisch en houden gezondheidsrisico’s in.
Zoë: Wat wij ook in beide landen hebben gezien, is het taboe dat rond menstruatie bestaat. In de klas weigeren jongens bijvoorbeeld naast een meisje te zitten wanneer ze menstrueert. Of ze mag het waterkraantje niet aanraken, omdat jongens en mannen denken dat ze daardoor het water vervuilt. Als meisjes geen maandverband hebben, gaan ze vaak dagen niet naar school. Ze krijgen het moeilijk om hun achterstand in te halen en ze haken helemaal af. Het taboe rond menstruatie zet een rem op de onderwijskansen van meisjes. Het staat gendergelijkheid in de weg.
Hoe ga je met die taboes om? En met de socioculturele of religieuze drempels waarmee jullie in aanraking kwamen?
Zoë: Tijdens de vorming van UCOS werd er al op gewezen: probeer alles te bekijken vanuit de plaatselijke context en niet vanuit je eigen referentiekader. Ter plekke ontstond vrijwel meteen een vorm van wederzijds respect, omdat de mensen er zo openhartig met ons praatten. Waar we het in Oeganda soms moeilijk mee hadden, was het taboe rond lgbtq+. Wij zijn daar heel open over, maar ginds wordt er niet in het openbaar over gesproken. We moesten dus wel eens opletten.
Genaldine: In Congo hadden wij met enkele paters een gesprek over abortus. We waren het oneens met elkaar, maar hebben mekaar laten inzien waarom we van mening verschillen. En dat is voor mij het belangrijkste: dat je altijd iemands mening respecteert en nooit je eigen mening opdringt.
Jad: Je komt natuurlijk in een socioculturele setting terecht die niet de jouwe is en waarvan je de nuances ook nooit helemaal zal begrijpen. Het moeilijkste was dat bepaalde situaties niet altijd correct aanvoelden, maar dat het toch niet onze taak was om te oordelen. We vertrokken van het idee: voor ons is er gendergelijkheid en we willen weten hoe jullie daartegenover staan. We vroegen het altijd op een respectvolle manier en probeerden neutraal te blijven. Want als je je mening in je vraag legt, dan dood je het debat op voorhand. Ook op confronterende momenten bleven we constructief praten.
Heb je de indruk dat de reis jullie veranderd heeft?
Genaldine: Als je maatschappelijk geëngageerd bent en je wordt met de situatie in Congo geconfronteerd, dan ga je over bepaalde zaken toch anders denken. De reis heeft dus wel een impact op mij gehad. Zeker als ik naar de inzet van de mensen ginder kijk. Dat vind ik echt motiverend.
Zoë: Voor het project was ik al open van geest en nu is mijn blik alleen nog maar verruimd. Door al die mensen in Oeganda te ontmoeten, begrijp ik de context van het land ook beter. Dus in dat opzicht is mijn beeld wel veranderd. Ik haal er extra motivatie uit.
Jad: We hebben daar misschien geen grootse taken verricht, maar de impact van de reis op onszelf is wel erg groot. Met mensen samenwerken, nieuwe inzichten verwerven … dat zijn ervaringen die onvergetelijk zijn. Dat is iets unieks.