fbpx
deMens.nu

Geluk in het woonzorgcentrum

Luisteren, erkennen en anders denken

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg9 nr1

Voortdurend afscheid nemen is een deel van het leven als je ouder wordt. Zo ook wanneer je naar een woonzorgcentrum verhuist. Je vertrouwde omgeving verlaten is een ingrijpende gebeurtenis, met momenten van verdriet én geluk. “Het leven gaat verder als je in een woonzorgcentrum verblijft. Het hoeft geen schrikbeeld te zijn”, zegt Kristof Vervloesem, directeur van woonzorgcentrum Orelia Hasselt. “We moeten outside the box denken”, bevestigt Evi Mans, directrice van Orelia Borgloon.

Esther Meuwis

Orelia staat voor warme zorg. Hoe doe je dat in de praktijk?

Kristof Vervloesem, directeur van wzc Orelia Hasselt

Kristof Vervloesem: Het Zweedse Tubbemodel inspireert ons om de betrokkenheid en het persoonlijk contact te vergroten. We werken op de plek waar mensen wonen, in hun privéruimte dus. Dat is een belangrijk verschil met de werkruimte van een ziekenhuis. Aan nieuwe bewoners vragen we hoe leven en wonen zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij wat ze gewend zijn, wetende dat het anders zal zijn.

Evi Mans: Wassen is wassen, en de ochtendzorgen zijn overal druk. Maar goedemorgen zeggen is gratis. Een knuffel kost niets. We bieden keuzes aan in zorg, dagbesteding en maaltijden. Er zijn bewoners die om halfzeven opstaan en anderen die tot elf uur slapen. Tussen acht en tien uur is er een ontbijtbuffet met verschillende soorten brood en beleg. Bewoners kiezen of ze al dan niet gaan ontbijten en op welk uur. Eet je twee boterhammen met confituur of kaas, of rozijnenbrood, drink je koffie en fruitsap, het maakt voor ons niets uit.

Evi Mans, directrice van wzc Orelia Borgloon

Kristof: Bewoners hoeven geen dagen op voorhand door te geven wat ze willen eten. Ik weet evenmin waar ik overmorgen zin in heb. Ook in het dagbestedingsaanbod voorzien we minstens veertien activiteiten per week, afgestemd op de mogelijkheden van onze verschillende mensen.

Evi: In Borgloon hebben we een eigen keuken. Wanneer er een jarige is, vraagt de kok vooraf wat hij of zij als middagmenu wenst. Zo eten we in november voor de vijfde keer mosselen. Mensen die geen mosselen lusten, krijgen vol-au-vant aangeboden. Familie, vrienden of buren kunnen elke dag voor negen euro mee-eten. In de kitchenettes op de afdelingen zijn er de hele dag koeken, koffie en fruit beschikbaar. Als iemand om twee uur een koekje wil eten, moet die niet tot halfdrie wachten, want dan zit hij of zij misschien net bij de kapper. Ik eet thuis ook een koek wanneer ik daar zin in heb.

 

Hoe zorg je ervoor dat die keuzemogelijkheden haalbaar zijn?

Evi: Je moet anders denken. Het vraagt meer flexibiliteit, geduld en initiatief van het personeel. Af en toe moet je compromissen sluiten. Als er twee bewoners op hetzelfde uur gewassen willen worden, zoeken we samen een oplossing, bijvoorbeeld door bij de ene een kwartier vroeger en bij de andere een kwartier later te komen.

Kristof: Het gaat natuurlijk veel sneller om te zeggen: “Zorg dat de mensen gekleed zijn.” Maar je kan ook met de mensen bekijken wat ze graag willen aantrekken. We proberen de bewoners zo zelfstandig mogelijk te houden.

Evi: Wat ze zelf kunnen, moet je hen niet ontnemen. Je kan zeggen: “Ik zal het wel doen, geef maar hier”, maar dan krijgen bewoners al gauw het gevoel dat ze niets meer kunnen.

Kristof: We vragen de bewoners ook of ze zin hebben om te helpen.

Evi: De zorgkundige krijgt hulp van bewoners bij het dekken van de tafel en het afdrogen van de medicatiepotjes. Een ander voorbeeld is dat van onze poetsdoeken; die zijn het handigst als ze in een rechthoek zijn geplooid, dan passen ze in de kar. Een personeelslid doet daar een halfuur over. Je kan ook aan bewoners vragen: “Hebben jullie even om te helpen?” Eerst vinden mensen dat wat vreemd, maar na een tijd bieden ze spontaan hulp aan. Ondertussen zitten ze samen, drinken ze koffie, hebben ze elkaar beter leren kennen en op tien minuten zijn alle poetsdoeken gevouwen.

 

Zijn er dingen die je uitprobeerde en die niet werkten bij bewoners?

Evi: Niet werken zou ik het niet direct noemen, maar waar bewoners het moeilijk mee hebben, is ontbijten in groep in kamerjas en pyjama. Iedereen gewassen en gekleed aan tafel krijgen, is onmogelijk in het systeem van ontbijtbuffet. Maar die schroom is moeilijk: “Dat doe je toch niet, in pyjama bij andere mensen eten.”

Kristof: Je moet je bewoners en hun familieleden kennen en erkennen. Vraag hen of een idee zou kunnen werken. Vraag hen wat zij eraan zouden wijzigen om ervoor te zorgen dat het beter aanslaat. Erken hun kennis en mogelijkheden, en gebruik al die waardevolle informatie die zij je aanbieden.

 

Er staat een wensboom in het woonzorgcentrum. Wat is de bedoeling daarvan?

Bewoners hangen hun wens in de wensboom en bezoekers kunnen er één uitplukken en samen met hen realiseren, zo geeft de boom bewoners een toekomstperspectief om naar uit te kijken

Kristof: De wensboom is een ‘boom’ die centraal in de hal staat. Wij vragen aan bewoners wat ze nog eens echt graag zouden doen of beleven. Iedereen die bij ons op bezoek komt, mag er een wens uitplukken en laten weten dat ze die willen realiseren. De wensboom geeft bewoners een toekomstperspectief om naar uit te kijken.

Evi: In het begin vroegen we ons af wat daar allemaal zou uitkomen. Maar als je naar de wensen kijkt, dan zijn die niet onoverkomelijk. Iemand schreef: “Spek met eieren op grootmoeders wijze.” Toen ik dat las, wilde ik weten wat op grootmoeders wijze is. “Als je tegenwoordig gebraden spek eet, dan is dat een dun plakje. Vroeger hadden we spek van een centimeter dik en dan wisten we ten minste dat we een stuk vlees hadden gegeten.” Dus vroeg ik aan de kok om het spek een centimeter dik te snijden. Die man at zijn spek en eieren met smaak op. Dat is niet onmenselijk moeilijk. Zo was er ook een bewoonster die dacht dat een rit in een cabriolet het summum zou zijn. Een zorgkundige met zo’n auto plukte dat briefje uit de wensboom en nam de vrouw mee voor een tochtje.

 

Wat zijn populaire activiteiten?

Evi: Activiteiten met de hond, met muziek en kienen. Kienen wegens het competitieve aspect en de te winnen prijzen. Die groep wordt steeds groter door mondreclame: “Kijk, ik heb een koekjestrommel gewonnen.” Volgende week gaan we naar de kermis en zijn er oliebollen. Op die oliebollen van maandagnamiddag zit iedereen al te wachten.

Kristof: Ook dagelijkse dingen zoals rummikub met taart en koffie zijn geliefd.

Activiteiten met dieren hebben altijd succes in het woonzorgcentrum: bewoners kunnen triestig zijn en zich, als ze de therapiehond zien, toch eventjes goed voelen  © Shutterstock.com

Evi: Kleine activiteiten hebben succes als ze in de woonkamers op de afdelingen plaatsvinden. De bewoners zijn daar elke dag in de buurt. Ze passeren er toevallig om medicijnen te halen en worden automatisch door de activiteiten getriggerd. Het voelt vertrouwd aan. Kinderen en dieren werken ook altijd goed. Twee weken geleden kwamen kinderen van het derde leerjaar op bezoek. Een bewoner zit in een rolstoel en heeft een aandoening aan zijn voeten. Een kind vraagt hem: “Meneer, je hebt rare voeten, hoe komt dat?” Een volwassene zou dat niet doen. De man vertelde zijn verhaal. Er is niemand anders die hem ernaar vraagt. Een andere bewoner is vrij gesloten. Hij zit in een elektrische rolstoel. Een kind vraagt: “Hoe werkt dat, meneer.” “We zullen eens rondrijden. Zo ga je achteruit.” En de man bloeide helemaal open.

 

Is het een goed idee om de plaatselijke harmonie, toneelvereniging of dansclub een ruimte aan te bieden in het woonzorgcentrum?

Kristof: Jazeker. Als bewoners niet meer naar buiten kunnen om zich te ontwikkelen, dan moet de buitenwereld naar binnen komen. Hiervoor gaan we een aantal structurele samenwerkingen aan, onder andere met consulenten van het huisvandeMens Hasselt, met de gezondheidsdienst van Viva die opleidingen mindfulness en assertiviteit aanbiedt, en met het Cultuurcentrum Hasselt dat matineevoorstellingen in het woonzorgcentrum verzorgt. Die samenwerkingen zorgen ervoor dat we de mensen blijven stimuleren om nieuwe dingen te ervaren. Dat zorgt ook onderling weer voor nieuwe dialoog en gespreksstof.

Een project dat nu in de steigers staat, is een samenwerking met PIKOH, de Provinciale Kunsthumaniora Hasselt. Onze bewoners vinden de muren in de bewegingsruimte te wit. Ze willen graag de zee zien. De leerlingen van de kunsthumaniora verzamelden een collage met werken van kunstenaars die de zee schilderden en gaan nu de muur beschilderen. Zo brengen we sfeer in de ruimte. De bewoners zien de werken vorderen en kunnen eventueel zelf deelnemen, want we hebben een aantal begenadigde kunstenaars in huis.

 

Hoe kan je het geluk van ouderen nog meer vergroten?

Het is belangrijk om de drijfveren van bewoners te kennen bij het zoeken van een activiteit: de ene gaat bijvoorbeeld naar een breinamiddag voor het samenzijn en de gezellige gesprekken, de andere omdat ze graag iets aan haar kinderen en kleinkinderen geeft  © Shutterstock.com

Kristof: Daarvoor is het nodig dat we weten wat mensen belangrijk vinden in hun leven. Dat we gesprekken hebben over zingeving. Om een voorbeeld te geven: twee bewoonsters gaan trouw naar de breinamiddag. De ene gaat ernaartoe voor het samenzijn en de gezellige gesprekken, de andere gaat breien omdat ze graag iets aan haar kinderen en kleinkinderen geeft. Als ze op een dag niet meer kunnen breien, dienen we een andere activiteit te vinden die bij hun drijfveren aansluit.

Evi: Wat we hier realiseren, gewoonweg door een andere mindset en outside the box denken, vind ik al fantastisch. Als een bewoner slechts tweemaal per week schone kleren wil, wie zijn wij dan om te zeggen: “Je moet elke dag propere aantrekken.” Maken we hem daar gelukkig mee? Ook stilstaan en luisteren helpt. Naar een woonzorgcentrum verhuizen, is afscheid nemen. Het is normaal dat bewoners verdrietig zijn. Ik benoem dat ook. Het mag moeilijk zijn. Bewoners kunnen triestig zijn en zich, als ze de therapiehond zien, toch eventjes goed voelen. Ik erken dat het is zoals het is, en ik probeer die pijn niet weg te nemen. Regen en zon horen samen.

 

Waar is nog groei mogelijk?

Evi: Onlangs vertelde een bewoonster dat ze vroeger naar het graf van haar overleden dochter fietste, maar dat ze er nu niet meer raakt. Dan zou ik willen zeggen: “Kom, we rijden naar de begraafplaats.” Dat is wat je wil doen en het is ook het enige wat die vrouw op dat moment vraagt. Ik ben een kwartier bij haar gebleven, meer tijd had ik niet. En toch bedankte ze mij. Wat is prioritair? Dat is voortdurend kiezen. Recent was iemands man overleden. Ik ben blij dat ik tien minuten met de weduwe kon praten, bloemen heb gekocht en ben gaan groeten. Ik wil wekelijks naar haar toe om naar haar te luisteren, maar dat lukt niet.

Als maatschappij hebben we de verantwoordelijkheid om voor het geluk van ouderen te zorgen, het leven gaat immers verder als je in een woonzorgcentrum verblijft  © Shutterstock.com

Met ruimere financiële middelen kunnen we meer tijd vrijmaken om naar bewoners te luisteren. Ook de personeelsleden worden daar gelukkiger van. Zelfs vijftien minuten maken het verschil. Niet alleen wij missen dat, ook bewoners worden er beter van.

Kristof: Als je naar de zorgtegraad van ouderen of mensen met een beperking kijkt, dan is die vergelijkbaar. Toch is er een groot verschil in subsidiëring. In de ouderenzorg is er een subsidie voor één voltijds personeelslid per vijftien bewoners. Bij mensen met een beperking gaat het om één voltijdse per acht bewoners. In Scandinavië werkt men met kleinere woonvormen, waar er één verpleegkundige is voor een ‘totaalpakket’. Dat werkt, maar niet met de middelen die we nu krijgen. “It takes a village to raise a child”, zegt het spreekwoord. Wel, in de ideale wereld is er een dorp dat zorg draagt voor alle bewoners.

Het is ook belangrijk dat de maatschappij een ander beeld krijgt. Het leven gaat verder als je in een woonzorgcentrum woont. De naam ‘rusthuis’ wil ik eruit. Je komt hier niet om te rusten, maar om verder te leven. Ook als maatschappij hebben we de verantwoordelijkheid om voor het geluk van ouderen te zorgen. Vrijwilligers hier zijn van onschatbare waarde. Ze nemen mensen mee naar de markt en organiseren extra activiteiten zoals yoga en sensitief tekenen. Vooral het feit dat zij dat met passie en zin doen, maakt dat hun contacten en relaties met bewoners en medewerkers zo waardevol zijn.

 

Zijn er ook nieuwe interessante ontwikkelingen?

Evi: We moeten inzetten op innovatie. Een nieuw toestel registreert onverwachte bewegingen zoals valmomenten. Dankzij dat apparaat kan je zien wie rustig slaapt, zonder de bewoners in hun slaap te storen. Personen met dementie krijgen een armband. Als zij aan de voordeur komen, gaat het alarm op onze smartphone af. Dan kom je daar toevallig langs en zeg je: “Kom, we gaan een tas koffie drinken.” De sleutel is door een badge vervangen. Die kunnen we zo programmeren dat hij alleen toegang geeft tot lokalen waar men geen kwaad kan. Elke bewoner krijgt een badge. Daardoor heeft iedereen het gevoel dat hij of zij overal binnen of buiten mag.

Kristof: Innovatie is ook nodig met betrekking tot de manier waarop we het welzijn van de mensen behartigen. Het ontwikkelde woonleefbeleid van de voormalige Vlaamse minister van Welzijn, Jo Vandeurzen, en het Zweedse Tubbemodel zijn daarbij zeer waardevolle aanzetten.