fbpx
deMens.nu

Zorgzaamheid: een getuigenis

De samenleving lijkt te zijn teruggeplooid op haar meest primitieve vorm, die van samen overleven. De volgorde van de drie-eenheid vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid is daarbij stevig dooreengeschud. Maatschappelijk en politiek conservatisme moet het vandaag afleggen tegen een nieuwe vorm van solidariteit. Mensen zijn in wezen gelijk in hun verlangen naar rechtszekerheid, geluk, verzorging … Die frisse solidariteit noopt tot het sleutelen aan de maakbaarheid van mens en maatschappij om beter te kunnen inspelen op nieuwe uitdagingen. Zorgzaamheid is het codewoord.

Wat is zorgzaamheid? Aandacht hebben voor de ander, betrokken en behulpzaam zijn, kortom, het scala aan zorgcomponenten aanwenden ten behoeve van de ander.

De getuigenis van een collega van een paar dagen geleden is evenzeer verhelderend. Het betreft een collega die zichzelf nooit op de voorgrond plaatst, elke dag in de bres springt voor anderen, en het zeker verdient om gehoord te worden. Het past hier gevoelige lezers te waarschuwen voor wat volgt. Het relaas is recht uit het woonzorgleven gegrepen. Uit respect voor de anonimiteit van de auteur en de bewoners zijn de namen in de tekst veranderd.

Ik werk momenteel als vrijwilliger in één van die vele woonzorgcentra waar het water hen aan de lippen staat. Elke dag sterven mensen, soms geheel onverwacht. Maar een fractie van de overlijdens zijn vastgestelde coronaslachtoffers.

De directeur spreekt over een slagveld.

Ik probeer de lege kamers te tellen. De meubels staan en de kleren liggen er nog. Alleen de mensen verdwijnen. Deze nacht is de ambulance opgebeld voor een doodzieke besmette bewoner. Ze namen hem niet mee. Bewoners uit rusthuizen worden niet opgenomen in de ziekenhuizen. Ze krijgen zuurstof in het woonzorgcentrum.

Gisteren heeft een bewoonster de zuurstof uitgetrokken en de slang rond haar nek gedraaid. Ze overleefde, maar zal alsnog sterven.

Personeelsleden vertellen hoe zwaar het is. Een verpleger zegt dat het niet te dragen is. Er is gebrek aan personeel, aan testen, aan beschermend materiaal. Het is een eenzame strijd. Alsof een coronabesmetting in ziekenhuizen besmettelijker is dan in woonzorgcentra. Hier is het alleen maar overleven. Er is niemand die nog tijd heeft om aan bewoners te vragen: “Lukt het om de dagen door te komen?”, “Wat kan ik voor je doen?”, “Wat heb je nodig?” Ik ga naar de winkel, breng boeken en de krant naar bewoners, noteer wat ze nodig hebben, verzet de klokken, help met telefoneren en maak tijd. Bewoners huilen om mensen die ze verloren. Ze weten niet wie al dan niet ziek is en willen nieuws. Ze willen iets doen.

Monique is 99 en vorige week overleed haar beste vriendin Astrid. Elke dag zaten ze naast elkaar op de gang. Ze lachten veel samen. Nu blijft ze alleen achter. Haar dochter komt dagelijks zwaaien. Monique vindt het moeilijk dat ze haar dochter niet verstaat vanuit haar kamer.

Godelieve heeft een lievelingsboek dat ze wil herlezen: ‘Het portret van Dorian Gray’ van Oscar Wilde. Het liefst in het Engels. Ik laat het voor haar bestellen. We spreken af om bij onze volgende ontmoeting samen rummikub te spelen. Enkele dagen later wil ik Godelieve verrassen met de boodschap dat haar boek onderweg is. Het enige wat ik in de kamer vind is een witte roos die op haar bed ligt. Ik ga haar boek ernaast leggen met een brief voor haar familie. Misschien willen ze het wel lezen. Machteloosheid en verdriet, dat is wat ik voel.

Yvonne was boos en verdrietig, haar klok was gebroken. Ik ga een nieuwe voor haar kopen. Ze heeft er eentje uitgekozen op mijn telefoon.

Annie heeft corona en krijgt zuurstof, maar het gaat redelijk goed met haar. Ze hing een groot blad op de deur: “Ik ben het beu. Laat me uit mijn kot!” Ik ben toch even iets tegen haar gaan zeggen. Alleen al voor de humor die ze bracht.

Clara is palliatief, uitgezaaide longkanker. Ze wil daar niet alleen sterven met haar man die bij haar is en parkinson heeft. Ze praat over haar wens om naar het ziekenhuis te gaan om euthanasie te krijgen in aanwezigheid van haar dochter. Ik luister naar haar bezorgdheden over de toekomst van haar man en help haar wat op weg met al haar vragen. Enkele dagen later zijn ze 50 jaar getrouwd. Er komen bloemen, hun lievelingsmenu, een kaartje van het personeel en na een oproep op Facebook een hele reeks attenties. Ik zie dat Clara zich wat beter voelt nu ze haar hart kan luchten. Ik drink samen met hen een glas rode wijn op hun huwelijksverjaardag.

Ik stap binnen in de kamer van Mona. Ze huilt dat ze al drie weken niemand gesproken heeft, maar me niet kan horen. Mona is doof. Ik wil haar in mijn armen nemen, maar dat kan nu niet. Ik zoek in de kamer naar iets om contact te leggen. Foto’s zijn er niet. Op een stapel papier vind ik een kindertekening. Dat is de sleutel. Ze licht op als ze vertelt over haar driejarige achterkleinzoon.

Ellie wil niet meer eten (zoals meer en meer mensen hier). Gerald op de andere verdieping vraagt me om chips naar haar te brengen met de groeten van hem. Hij verloor zijn vrouw en weet dat ze haar man mist, zegt hij. En Ellie lacht bij de boodschap. Ik wist niet dat ze vrienden waren. Morgen help ik ze om kaarten te schrijven naar elkaar. Achteraf bedenk ik me dat ik ze naar elkaar kan laten videobellen of skypen.

Louise was vroeger uurwerkmaakster. Ze heeft geweldige verhalen. Tot voor kort hadden we een project i.s.m. het August Vermeylenfonds om gedichten te laten maken voor bewoners in dit woonzorgcentrum. In één van de gedichten komt Louise voor. Wat is ze daar blij mee. Net zij die een heel plakboek vol gedichten heeft.

Er komen ’s avonds twee mensen afscheid nemen van hun moeder. Ook zij zal er morgen niet meer zijn.

Ik heb beloofd aan een aantal bewoners, die ik maar even ontmoette tijdens het brengen van de zuivere was en post, dat ik hen morgen kom bezoeken. Ik weet nog altijd niet waar eerst luisteren. Ik heb nog steeds niet alle bewoners gezien.

Nu zit ik zelf ziek thuis, corona. Ik tel de dagen af om terug te gaan. Ik zie berichten in de media van extra overlijdens. Het enige waar ik aan denk is wie er nog zal zijn van de bewoners als ik terugkom.

Mijn hart is bij hen…

Wie ondergetekende van zin voor dramatiek verdenkt, schuwt de waarheid. Deze getuigenis is exemplarisch voor het leven in een aantal woonzorgcentra sedert de coronabesmetting. En tevens voor de angst waarin tienduizenden gezinnen verkeren omtrent de toestand waarin hun geliefde hoogbejaarde grootouders, buren en vrienden verkeren. Pas na de Pano-reportage van vorige week en moedige getuigenissen van zorgverleners en directies kwam de realiteit aan het licht.

De woonzorgcentra zijn afgesloten van de wereld en het is van essentieel belang dat we achter deuren en vensters blijven kijken. Dag en nacht staan de zorgverleners de bewoners bij. Tot ze zelf uitvallen. Ze zijn onze helden.

Onze moreel consulent, vrijwilliger in een woonzorgcentrum, maakt evenzeer mee het verschil. Zij/hij verleent existentiële zorg vanuit een sterke nabijheid. Een goed gesprek, een glimlach, een bemoedigende blik, aandacht voor de kleine dingen, en zoveel meer. Vrijzinnig humanistisch moreel consulent, een essentieel beroep, toch?

 

Denk voor jezelf, denk aan elkaar

Zorg voor jezelf, zorg voor elkaar

 

Anne-France Ketelaer
Algemeen directeur deMens.nu