fbpx
deMens.nu

(Dark) History Matters

Koning Filip worstelt al lang met de vraag of en in welke vorm hij een gebaar kan stellen waaruit oprechte erkenning blijkt van de misdaden en wandaden bedreven door Belgen in de Vrijstaat Congo en in Belgisch Congo. Dat was ook nodig. Sinds de publicaties van Daniel Vangroenweghe en Jean Stengers in de jaren 1980 ligt de vreselijke waarheid bloot voor wie zich de moeite wil getroosten om er kennis van te nemen. Veel andere historici hebben de gaatjes op het canvas verder ingevuld, in het bijzonder ook wat betreft de moord op Lumumba.

Koning Filip heeft nu zijn “diepste spijt” betuigd voor de wonden die zijn geslagen in de voormalige kolonie. Sommige commentatoren zullen vast vinden dat het allemaal niet ver genoeg gaat, dat hij man en paard had moeten noemen, dat er geen spijt nodig is maar excuses, dat er niet alleen excuses nodig zijn maar herstelbetalingen, dat het allemaal te laat komt, enzovoort. Déze koning heeft toch maar de moed gevonden om dit te doen, ondanks de hoogstpersoonlijke betrokkenheid van sommige Belgische vorsten, in het bijzonder van Leopold II en Boudewijn, van zijn directe familie dus. Dit gaat dus niet gewoon om een staatshoofd dat ex officio aan herstel van diplomatieke betrekkingen doet. Hier zit ook persoonlijke tragiek achter en dat dwingt respect af.

Christophe Busch, de directeur van het Hannah Arendt Instituut, legt uit waarom het zo belangrijk is om een besmet verleden te thematiseren, wat de weerstanden daartegen verklaart, en hoe iedereen uiteindelijk een oog is dat onmogelijk zichzelf kan zien.

 

 

 

(Dark) History Matters

Christophe Busch

“Tot verleden noch toekomst zijn toevlucht nemen.

Het komt erop aan volledig aanwezig te zijn bij wat er gebeurt.”


Karl Jaspers

Samenleven staat vandaag onder druk. Niet alleen zitten we midden in een pandemie en een daaropvolgende sociaal-economische crisis, maar ook een ware beeldenstorm raast doorheen verschillende landen. Beiden waren voorspelbaar. Niet het specifieke moment, maar wel het feit dat ze zich ooit zouden voordoen en de samenleving voor een serieuze uitdaging zouden plaatsen. Het feit dat ze zich ook samen voordoen is niet verwonderlijk. De COVID-19 crisis heeft een enorme en ook ongelijke impact op mensen. Het vergroot de druk op enkele reeds lang bestaande fricties en het verhindert grotendeels normale en directe dialoog. Het tast danig het sociaal weefsel van onze samenleving aan. De digitale acceleratie, groei van complottheorieën en Breaking News cycli doen daarbij nog een schep bovenop. Er raast een informatiestorm door de wereld en de vraag stelt zich of en hoe we hier samen beter uitkomen.De vraag tot verwijdering van bepaalde beelden uit onze publieke ruimte is een legitieme vraag en helaas niet nieuw. Al enkele jaren geef ik lezingen over onze (vaak gebrekkige) omgang met een beladen verleden. Zo’n beladen verleden heeft dikwijls te maken met grootschalig geweld en gevoelige processen van slachtoffer-, dader- en omstanderschap die doorwerken tot op vandaag. Het heeft te maken met een bewuste of onbewuste herinneringscultuur en de moeilijkheid om naast de emoties die dat oproept, ook verschillende perspectieven te laten gelden. Zo leerde ik nog over de kruistochten, de ontdekking van Amerika en de eigen kolonisatie van Afrika vanuit een Westers eurocentrisch perspectief. Vanuit een imperialisme en superioriteitsdenken brachten we de zogenaamde beschaving naar deze regio’s. Omgekeerd, de nazi’s en hun barbarij konden we gelukkig verslaan. Het was Hannah Arendt die me liet inzien dat ons imperialistische en koloniale project als een boemerang was teruggekeerd naar de metropool. De rode draad in de toenmalige schoolboeken was steeds dat wij de goeden waren, langs de juiste kant stonden binnen die versie van de geschiedschrijving. Tot wanneer je die geschiedenis in al haar complexiteit begint uiteen te rafelen en nog belangrijker diezelfde geschiedenis bekijkt, aanhoort vanuit een ander meestal ongekende waarnemingspositie. De beschrijving van Columbus door een American Native begint dan verdacht veel te trekken op onze beschrijving van Adolf Hitler. Maar ervaring leert ons dat zulke vergelijkingen dikwijls een enorme reductie van de realiteit zijn en veeleer een emotionele roep tot minstens de erkenning van het bestaan van dat andere perspectief en de noodzakelijke dialoog erover.

“Niemand wil zich graag verdiepen in de vraag tot schuld en verantwoordelijkheid”

Een gedegen aanpak van zo’n duister verleden gaat evident gepaard met ongemak. Het zegt immers iets over de menselijke capaciteit tot kwaad plegen en dat het kwade zich niet beperkt tot ‘de andere’, maar wel een kenmerk is van wij allen. Niemand wil graag die zwarte bladzijden (h)erkennen uit het eigen verleden. Niemand wil zich graag verdiepen in de vraag tot schuld en verantwoordelijkheid. Maar een duurzaam samenleven vereist absoluut zo’n proces en daar is dan ook al heel veel over gezegd en geschreven. Een meesterwerk over deze problematiek is Die Schuldfrage (1946) van de psychiater en filosoof Karl Jaspers. In de onmiddellijke na-oorlogse Duitse samenleving behandelt hij hierin de collectieve verantwoordelijkheid voor de misdaden gepleegd tijdens het nationaal-socialisme. Als Duitse professor filosofie getrouwd met een joodse vrouw was hij passief gebleven, goed wetende welke morele uitdagingen de nazi-samenleving stelde. In een poging tot maatschappelijk herstel na de oorlog confronteerde hij de Duitse lezer met de schuldvraag en startte met zijn eigen persoonlijke geschiedenis. Vanuit zijn typologie van schuld (criminele schuld, politieke schuld, morele schuld en metafysische schuld) focust hij zich op eenieders verantwoordelijkheid voor zijn handelen of het net niet-handelen. Die Schuldfrage was een eerlijke intellectuele denkoefening omtrent schuld en de Duitse bereidheid tot confrontatie, reparatie en Wiedergutmachung. Een proces dat tot op vandaag doorloopt. Bijzonder treffend is zijn passage over de rol van de Wehrmacht in de nazi-misdaden. Jaspers ontkracht de zich toen ontwikkelende mythe en alibi dat het enkel de SS was die verantwoordelijkheid droeg voor deze misdaden. Het reguliere leger ging vrijuit. Het zou uiteindelijk meer dan een halve eeuw duren voordat zijn inzicht vertaald werd voor het brede publiek in de hevig besproken tentoonstelling Verbrechen der Wehrmacht. Dimensionen des Vernichtungskrieges 1941–1944. Reacties zoals ‘nestbevuiling’, ‘aanval op de Duitse identiteit’ en ‘zelfafwijzing’ waren dan ook schering en inslag. Het benoemen van dit duister verleden komt inderdaad met ongemak, het voelt aan als een aanval op de eigen groep en stroomt helaas nogal snel door naar een wij versus zij dynamiek en uitspraken over identiteitskenmerken van de andere. Dat is een verstaanbare menselijke reactie. We ontlenen liever onze identiteit aan groepen die succes hebben, het goede doen. Niemand wil tot de groep behoren die mede de zwarte bladzijden schreef.

© Wikimedia Commons

Maar het eigen duistere aandeel en potentieel inzien is cruciaal in het opbouwen van duurzame relaties. De geschiedenis leert ons daarbij dat tussen de kleuren zwart en wit er onnoemelijk veel tinten grijs zaten. De kunst bestaat er dan vooral in om open te staan voor een veelheid van perspectieven, voor een voortdurende zoektocht naar de feiten, voor een gedeelde omgang met dat verleden. We moeten ons daarbij blijven richten op het juiste onderwerp en dat zijn volgens mij niet de symbolen en identiteiten op zich maar wel de mechanismen en processen die het goede en het kwade kunnen triggeren bij ons allen. Belangrijk is ook te beseffen dat herdenken niet vrijblijvend is en steeds keuzes omvat. Immers, “all heritage is discourse” (Laurajane Smith) en het praten over ons beladen erfgoed heeft onvermijdelijk impact op mechanismen zoals othering & belonging, over wij versus zij. Wat we moeten verhinderen is dat onze herinneringspolitiek doorschiet in een identitaire politiek. Het is verstaanbaar dat als jongeren – of zelfs al oudere generaties – geen gehoor krijgen op hun beleefde en reële onrecht, dat activisme toeneemt, dat zij luider praten en mogelijks gaan schreeuwen of nog veel erger. Het is gekend dat langdurig onderdrukken van legitieme perspectieven (bewust of onbewust) kan omslaan in ressentiment en dat opgebouwde haat jegens de andere uiteindelijk aanleiding geeft tot geweld. Het beheersen van zo’n neerwaartse spiraal van botsende identiteiten zal de grote uitdaging worden in een post-pandemie samenleving. Fathali Moghaddam (2017) beschrijft uitvoerig hoe zo’n proces van antagonistische identiteitsontwikkeling kan bijdragen tot een wederkerige radicalisering. Hoe groepen bewust worden van zichzelf, hoe gevoelens van onrechtvaardigheid, verlatenheid en relatieve deprivatie een mobiliserende kracht hebben. Hoe dehumanisatie van “zij” (inferieur) tegenover de infrahumanisatie van “wij” (superieur) kan komen te staan. Hoe conformiteit, gehoorzaamheid en het volgen van autoritaire leidersfiguren een bindende kracht uitgaat die het Selbstdenken kan uitschakelen. Gedachteloosheid gecombineerd met extreme in-groepcohesie is al meermaals in de geschiedenis een gevaarlijke cocktail gebleken, zeker als het verstrengeld geraakt met het staatsapparaat.

“Er zit niets specifieks eigenaardig of kwaadaardig in het DNA van de Vlaming, de Duitser, de moslim en zo verder”

De focus weg houden van identitaire uitspraken of andere essentialismen laat dan ook beter toe de onderliggende structuren en processen te (h)erkennen. Er zit niets specifieks eigenaardig of kwaadaardig in het DNA van de Vlaming, de Duitser, de moslim en zo verder. Door in te gaan tegen zulke demonisering en onvoorstelbare reductie van de complexiteit ontdek je net de processen van radicalisering en polarisering die het geweld überhaupt mogelijk maakten. Daderschap blijkt geen resultaat van een of andere geaardheid, maar wel van de mate waarin individuen en groepen kunnen doorradicaliseren in de richting van extremisme. Zulke processen kunnen kort zijn en explosief toenemen, maar kennen meestal een lang voortraject waarbij de referentiekaders van het denken en handelen gradueel opschoven. Iets waar we ons zelden genoeg bewust van zijn binnen een groepsdynamiek. Zo had de extreme raciale vervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn zaadjes in het ‘wetenschappelijk’ racisme van de Verlichting. Talloze verlichtingsfilosofen zoals Voltaire, Hume, Buffon, Renan, Kant en dergelijke meer hebben mede met raciale theorieën de basis gelegd voor een hiërarchische categorisatie van mensen, voor polygenisme (andere raciale oorsprong tussen rassen), voor frenologie, voor eugenetica, voor het sociaal-Darwinisme enz. Je kan onmogelijk de rassenwaanzin van vorige eeuw volledig begrijpen zonder het historisch onderzoek te kennen van Léon Poliakov over hoe de biologische en statistische racialisering doorgroeide vanuit de Verlichting naar het tijdperk van het imperialisme. Wat me daarbij het meeste boeit is hoe bovenstaande waarlijk geniale denkers beperkt werden door hun eigen onbewuste referentiekaders. Ook in het baanbrekende werk van Hannah Arendt over totalitarisme zie je langs de ene kant hoe ze een prototypische postkoloniale denkster is, maar langs de andere kant merk je ook dat in bepaalde geschriften net raciale denkkaders worden gereproduceerd. Dat toont aan dat ook wetenschappers eerst en vooral mensen zijn en blijven die fouten maken, die blinde vlekken hebben en dat net de wetenschappelijke methode daar tracht op te corrigeren. Immers de fundamenten van onze huidige samenleving, de mensenrechten en zo veel meer, vinden hun oorsprong in de mij zeer dierbare Verlichting. Het zou waanzin zijn dit los te laten en haar bijdrage aan ons samenlevingsmodel niet in te zien. Maar ook moet ik erkennen dat die periode heel duistere kanten heeft gehad die tot op vandaag nog onze referentiekaders beïnvloeden. Denk maar aan het structureel racisme dat vandaag nog bestaat. Willen we leren uit het verleden dan moeten we deze inconsistenties, bewuste en onbewuste reproducties en blinde vlekken opzoeken, analyseren en trachten te vertalen naar vandaag.

Omarm daarom het ongemak dat denken en handelen steeds complex en beperkt is, dat we de andere nodig hebben om dat voortdurend in vraag te stellen. Wat blijft is zowel het goede als het slechte en daar kunnen we verdomd veel uit leren. Wat ontploft is net wat we verdringen. “Het komt erop aan volledig aanwezig te zijn bij wat er gebeurt.”

Christophe Busch
Directeur Hannah Arendt Instituut