‘Zonder neutraliteit van de overheid is het voor mensen onmogelijk om zich te beschouwen als gelijke burgers’
‘Tattoos ondermijnen de neutraliteit van het politieoptreden’, schrijft Jurgen Slembrouck. Hij vindt dat veel kritiek op Jan Jambon het punt van de minister net illustreren.
Artikel verschenen op Knack.be
Sammy Mahdi plaatst in een opiniestuk kanttekeningen bij het initiatief van minister Jambon om zichtbare tatoeages bij politieagenten te verbieden. Aan de hand van concrete voorbeelden probeert hij duidelijk te maken dat het initiatief van Jambon onnodig is. Maar in plaats van zijn eigen punt te bewijzen, illustreren de voorbeelden volgens mij precies het punt van de minister: tattoos ondermijnen de neutraliteit van het politieoptreden.
Zonder neutraliteit van de overheid is het voor mensen onmogelijk om zich te beschouwen als gelijke burgers
Alvorens in te gaan op de essentie van de zaak is het misschien goed om eerst te verduidelijken dat het niet minister Jambon is maar de politie zelf die vragende partij is om klaarheid te scheppen over het dragen van zichtbare tattoos. Haar vraag is allicht niet toevallig. Vermoedelijk zijn mensen zich vragen gaan stellen over de wenselijkheid van zichtbare tattoos voor het goed functioneren van de politie die tenslotte toch de gewapende arm der wet vormt. Als op die arm tattoos staan, kunnen daardoor dan vragen worden gesteld over het neutrale karakter van haar optreden?
‘Een agent met een tattoo van RSC Anderlecht zal gerust een supporter van zijn favoriete ploeg op de grond zwieren en in de boeien slaan als hij dat nodig acht’, schrijf Mahdi. Punt gemaakt zou je denken. Als Mahdi het daar bij zou laten, heeft hij zijn slag thuis. Maar hij gaat nog verder en vervolgt met: ‘Meer zelfs, ik durf zelfs te veronderstellen dat politieagenten in dat geval nog harder optreden om hun neutraliteit te bewijzen.’
Blijkbaar gaat er op dat moment bij Mahdi geen alarm af, omdat hij zichzelf tegenspreekt. Hij lijkt niet te begrijpen dat een politieagent die harder optreedt dan nodig, een politieagent is die zijn neutraliteitsplicht schendt. Neutraliteit houdt in dat burgers het recht hebben om in gelijke gevallen, gelijk behandeld te worden. Dat recht weerspiegelt zich als een plicht voor de overheid. Supporters die zich misdragen moet de politie, zonder onderscheid, volgens de gebruikelijke procedures in de boeien slaan. Een supporter van Anderlecht mag dus niet harder worden aangepakt door een politieagent omdat die ook een supporter is van Anderlecht. Het feit dat Mahdi veronderstelt dat zij daar de neiging toe zouden kunnen voelen omdat zij een Anderlecht-tattoo dragen, is net wat minister Jambon wil bestrijden.
Een volgende voorbeeld is zo mogelijk nog pijnlijker. Het illustreert het vernietigende effect van een falend neutraliteitsbeleid op de burgerzin van mensen en hoe het bijdraagt tot segregatie. Het voorbeeld is niet alleen pijnlijk omdat het opnieuw het punt van Jambon illustreert maar ook omdat het geen betrekking heeft op tattoos maar wel op raskenmerken.
Ik vestig er daarom de nadruk op dat het voorbeeld van Mahdi zelf afkomstig is. Hij beschrijft een situatie waar vrienden van hem onvoldoende geld hadden voor een busabonnement en daarom ‘bleven we maar wachten op een buschauffeur met exotische huidskleur. Want die zou ons wel begrijpen en ons gratis binnen laten gaan, dachten we’. Mahdi en zijn vrienden waren blijkbaar van mening dat een buschauffeur met een ‘exotische huidskleur’ meer geneigd zou zijn tot fraude. Dat is volgens mij onversneden racisme. Dat Mahdi een discussie over tattoos bij de politie vermengt met een discussie over raciale kenmerken is pervers en illustratief voor de kwaliteit van het neutraliteitsdebat. Het verschil is hopelijk voor iedereen duidelijk. Voor een huidskleur kan je niet kiezen voor een tattoo wel. Het eerste kan voor de politie nooit een reden zijn om iemand niet aan te werven, het tweede mogelijk wel.
Mahdi laat met dit ongelukkige voorbeeld zien hoe het niet neutrale voorkomen van ambtenaren burgers aanzet om in groepsidentiteiten te gaan denken. Toegepast op tattoos en politieagenten zou dat bijvoorbeeld betekenen dat een Vlaams Belanger zal denken minder streng behandeld te zullen worden door een politieagent met een mohammedcartoon op zijn arm getatoeëerd. En moslims die tijdens een trouwstoet de verkeersregels aan hun laars lappen, zullen denken dat ze door diezelfde politieagent op de bon worden geslingerd omdat hij die tattoo draagt. Het niet neutrale voorkomen van politieagenten en van overheidsambtenaren in het algemeen kan dus net bijdragen aan wat samenlevingen kapot maakt: segregatie.
De reactie van Mahdi op het initiatief van de minister is volgens mij ook tekenend voor de kwaliteit van het debat. Helaas is hij niet de enige die de complexiteit van het vraagstuk over de neutraliteit van de overheid onderschat. Een hele politieke generatie lijkt niet meer te begrijpen wat overheidsneutraliteit precies inhoudt en hoe sterk de goede werking van een open samenleving ervan afhankelijk is. Zonder die neutraliteit is het voor mensen onmogelijk om zich te beschouwen als vrije en gelijke burgers die samen een gemeenschap vormen.
Het is precies omdat de overheid neutraal is dat we haar macht, waar uitgerekend de politie het sterkst uitdrukking aan geeft, aanvaarden en we bereid zijn om de democratisch gemaakte afspraken na te leven. Neutraliteit is geen doel op zich, het is slechts een middel om harmonieus in diversiteit samen te leven. Door de neutraliteit van de overheid te trivialiseren, ondermijnt Mahdi wat hij eigenlijk als christendemocraat nastreeft: het creëren van een ‘wij’.
Jurgen Slembrouck
Vrijzinnige dienst
Universiteit Antwerpen