fbpx
deMens.nu

De mens is een technisch wezen

De verwevenheid van ethiek en techniek

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg7 nr3

“Als je nadenkt over mens en techniek, dan besef je dat die heel goed samengaan. De mensen die we zijn, zijn we door de invloed van techniek”, zegt Peter-Paul Verbeek. Hij is hoogleraar filosofie van mens en techniek, en wetenschappelijk codirecteur van het DesignLab aan de Universiteit Twente in Nederland. Zijn onderzoek richt zich op de relatie tussen mens en technologie.

Joke Goovaerts

Peter-Paul Verbeek © Joke Goovaerts

Peter-Paul Verbeek heeft drie populairwetenschappelijke boeken over het thema geschreven: De daadkracht der dingen (2000), De grens van de mens (2011) en Op de vleugels van Icarus (2014). Op 12 oktober 2017 hield Verbeek in BOZAR de openingsrede van Redelijk Eigenzinnig, een interdisciplinair vak en een lezingen-en activiteitenreeks van de Vrije Universiteit Brussel, bestemd voor studenten en het brede publiek. Op 25 april 2018 opende hij de lentecyclus De komst van de kunstmens, georganiseerd door de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. In die lentecyclus lag de focus op de wetenschappelijke ontdekkingen en technologische innovaties waarbij er een nieuwe mens in aantocht is die door de mens zelf in elkaar is geknutseld. De titel van Verbeeks lezing was Homo technologicus. Tijd voor een gesprek.

 

Welke ethische vragen dient een ‘techniekfilosoof’ zich te stellen en waar ligt de grens tussen mens en technologie?

Heel vaak proberen we ethiek te zien als een soort grensbewaker van de mens. Tot hier en niet verder, maar in feite is de mens zoals we die nu kennen, ook het product van een heleboel technologie. Door de ontdekking van het vuur, de boekdrukkunst en de digitale revolutie zijn we de mens geworden die we nu zijn. De mens is van nature een technisch wezen. Technologie geeft vorm aan hoe we mens zijn en hoe we de wereld zien. Vandaag praten we over de verbetering van de mens, de vervolmaking van de mens door het technologisch ingrijpen. De ethische vraag is dan: Mag het of mag het niet? Willen we dit of niet? Maar dat is een verkeerde vraag. Zodra technologie bedacht is, wordt ze een onderdeel van ons. Het is een voldongen feit waar we iets mee moeten doen. De ethische vraag die we ons dienen te stellen is: Hoe kan je een techniek zo vormgeven dat ze bijdraagt tot het goede leven? Als je met dat idee het ontwerp en het gebruik van technologieën gaat begeleiden, heb je veel impact en controle.

 

Over hoe we met nieuwe technologieën moeten omgaan, verwijs je naar het verhaal van de val van Icarus?

Inderdaad, we moeten leren omgaan met nieuwe technologieën, zoals Icarus moest leren vliegen met zijn wassen vleugels. De mythe vertelt hoe Icarus en zijn vader Daedalus probeerden te ontsnappen aan hun onterechte opsluiting. Daedalus maakte vleugels van veren en was. Hij waarschuwde zijn zoon om niet te laag te vliegen voor de bewakers, maar ook niet te hoog vanwege de warme zon. Icarus vloog te hoog, hij navigeerde niet verstandig. De belangrijke vraag is dus niet of we techniek moeten gebruiken, maar hoe we ermee moeten omgaan. Het heeft weinig zin om de vraag te stellen of we een bepaalde technologie wel of niet tot de samenleving hadden moeten toelaten. Als iets eenmaal is uitgevonden, dan is de wereld al veranderd en moeten we bijgevolg ook onszélf opnieuw uitvinden.

 

“Ik ben een posthumanist in die zin dat we het humanisme moeten verrijken, om beter te snappen hoe we verantwoordelijkheid moeten nemen voor elkaar en voor de aarde”

 

Maar kan de mens de technologie blijven beheersen of moeten wij bang zijn voor een toekomst waarin techniek en robots de mens gaan overheersen?

De kunst is om te begrijpen dat de ethische kaders waarmee we techniek beoordelen, zelf ook weer veranderen door die techniek. Zo zijn we anders gaan nadenken over de aanvaardbaarheid van lijden. Als iemand een operatie ondergaat in een ziekenhuis, dan wordt die verdoofd. Maar in de begintijd van de operaties was het heel omstreden om iemand te verdoven. Het feit dat je bij een operatie pijn voelde, had ook een functie: God had ons zo geschapen, je moet pijn hebben als je een lichaam openmaakt. Toen was het immoreel om iemand te verdoven. Nu zou je het immoreel vinden om iemand zonder verdoving te opereren. De ethiek ontwikkelt zich met de techniek. Dat betekent ook dat controle houden over de techniek ingewikkeld is, omdat je niet eens weet wat de toekomstige ethische kaders zullen zijn van waaruit je techniek zou moeten sturen. Het model dat ik liever hanteer is niet het sturen van buitenaf, maar het begeleiden van binnenuit. De ethiek moet niet zeggen wat wel mag en wat niet mag. Ethiek moet de techniek verstaan. Je moet kijken hoe technologieën werken en dan kan je de invloed ervan op mens en maatschappij bestuderen. Vandaag zou je bijvoorbeeld kunnen kijken naar wat binnenkort de grote ongelijkheden in de maatschappij gaan zijn als de robots komen. Wie behoudt zijn baan en wie niet? Is de leerkracht nog een rolmodel als er straks een robot gaat meedoen voor de klas? Om een antwoord te vinden, moeten we bestuderen hoe mensen zich bij de ontwikkeling van een bepaalde techniek gaan gedragen. We zijn reflexieve wezens en zijn dus in staat om te onderzoeken hoe techniek ons beïnvloedt, zodat we die invloed mee kunnen vormgeven.

Hoe kan techniek bijdragen tot een goede wereld? © Shutterstock.com

Wat met de invloed van religie in onze samenleving? Hoe kan je religie vereenzelvigen met de toenemende technologie?

Religie en wetenschap, dat is geen evidente relatie. De Kerk heeft conservatieve standpunten ten aanzien van technologieën rond bijvoorbeeld geboorte en overlijden. Het Vaticaan is tegen in-vitrofertilisatie (ivf) omdat je een kind niet maakt, maar ontvangt. Maar mensen die via proefbuisbevruchting een kind krijgen, beseffen juist wel hoe weinig maakbaar een zwangerschap is en hoe wonderlijk het is als het lukt. Het is de technologie die de maakbaarheid zichtbaar maakt. “We kunnen de natuur alleen beheersen door haar te dienen”, zei Francis Bacon al. Bovendien kunnen we niet leven zonder techniek, en daarmee is techniek in zekere zin ons lot. Ook de rol die de technologie speelt bij het einde van het leven – de maakbaarheid van de dood – wordt door religieuze kringen voorgesteld als een gebrek aan respect voor het levenseinde. Zij kaderen het soms in het discours dat zieke mensen te veel geld en tijd zouden kosten en dat de technologie hier een oplossing zou bieden. Dat is helemaal niet zo. Mensen die zich bezighouden met technologieën aan het einde van het leven zijn wel letterlijk bezig met het idee om mensen waardig te laten sterven. Zij zijn heel erg betrokken en zien die dood niet als iets maakbaars, maar als iets onvermijdelijks waar we op een verantwoorde manier mee moeten omgaan. Ik zou religie en techniek niet tegenover elkaar willen zetten. Techniek is ons noodlot en door die techniek worden ook meer dingen maakbaar, beheersbaar door de mens. De mens moet telkens opnieuw erkennen dat hij zelf verantwoordelijk is voor de natuur, voor elkaar. Techniek is haast religieus omdat het ons op een bepaalde manier aanspoort tot verantwoordelijkheid. Je zou kunnen zeggen: God geeft de mens verantwoordelijkheid voor de aarde, technologie roept ons steeds weer op om opnieuw invulling te geven aan die verantwoordelijkheid.

 

Transhumanisme, posthumanisme … waar situeer je jezelf?

Ik ben geen transhumanist. Een mens ombouwen tot een soort supermens is sciencefiction. Transhumanisme wil voorbij de mens en posthumanisme wil voorbij het humanisme. En ik denk dat dat laatste een goed idee is, als we maar niet vergeten wat een mooie erfenis het humanisme ons heeft gebracht. Ik ben een posthumanist in die zin dat we het humanisme moeten verrijken, om beter te snappen hoe we verantwoordelijkheid moeten nemen voor elkaar en voor de aarde. Het humanisme waar de mens tot de maat van alle dingen wordt verabsoluteerd, miskent dat de mens is opgenomen in netwerken van relaties met andere mensen en met dingen zoals technologie. Humanisme heeft een belangrijke rol gespeeld om de mens te bevrijden van onderdrukking. Maar je moet het individu niet verabsoluteren. Je moet denken in termen van relaties, niet van autonomie.

 

“De vraag is: hoe kan je die Europese waarden in een technologisch ontwerp vertalen?”

 

Zal de toename van technologie een kloof tussen de mensen veroorzaken? Zal het alleen een betere samenleving worden voor een select publiek?

Goede vraag, maar ik kan daar geen voorspelling over doen. Het hangt van veel meer af dan van de ontwikkeling van de technologie. Je ziet wel dat technologie steeds meer nieuwe krijtlijnen in de samenleving organiseert en we moeten hierover zeer kritisch blijven. We staan voor de vierde industriële revolutie en we moeten de krijtlijnen opsporen. De eerste industriële revolutie bracht een enorme verschuiving in de samenleving teweeg, die door Karl Marx diepgaand werd geanalyseerd: de ophoping van het kapitaal, de productie en het tempo ervan, de klassenverschillen … Het heeft politieke gevolgen gehad. De vraag vandaag is: Wat wordt de krijtlijn binnen de vierde industriële revolutie? Die krijtlijn moeten we opsporen, zodanig dat we die grens kunnen verzachten en een rechtvaardige samenleving kunnen blijven organiseren. In Nederland bijvoorbeeld is er een studie over de invloed van robots op de werkvloer. En ja, er gaan banen verloren, maar tegelijkertijd komen er ook banen bij. Op het moment dat er een nieuwe generatie robots in de productie komt, moet je mensen hebben die deze robots onderhouden, repareren, schoonmaken en gebruiken. Dus zij moeten leren omgaan met die nieuwe technologie. Ze moeten opnieuw worden omgeschoold, en er zijn ook mensen nodig die die opleidingen kunnen geven. Veerkracht is een belangrijk begrip in die nieuwe samenleving van de vierde industriële revolutie, waar kapitaal het was in de eerste industriële revolutie. Onderzoek naar de nieuwe krijtlijnen is essentieel, zodanig dat we er op een goede manier vorm aan kunnen geven.

Ik kan er ook nog een tweede lijn naast leggen. We moeten zoeken naar een Europees antwoord op de digitale revolutie, want we zitten nu met een dominantie vanuit de Verenigde Staten en China. Als je kijkt naar sociale media, Facebook … dan zie je dat die data in het bezit zijn van één bedrijf. En in China zijn al die data in handen van de staat. Een totalitair systeem versus een economisch liberaal systeem. Wat kan een Europees antwoord zijn? Jan van Dijk, mediasocioloog, zegt dat de kernwaarden van de Franse revolutie – vrijheid, gelijkheid en solidariteit – een rol kunnen spelen in een eventuele Europese digitale revolutie: een Europees socialemediaplatform waar algoritmes inzitten die bijvoorbeeld fake news van echt nieuws onderscheiden. Die krijtlijnen moeten we opsporen voor een wederopstanding van de democratische idealen, die we eigenlijk niet goed hebben onderhouden.

 

Er is werk aan de winkel?

Inderdaad, in tijden van de brexit en in tijden waar het vertrouwen in de democratie afneemt, moeten we terug evolueren naar een herontdekking en herwaardering van die Europese democratische waarden. De vraag is: Hoe kan je die Europese waarden in een technologisch ontwerp vertalen?

 

Moeten we angst voor de toekomst hebben?

Je moet leren omgaan met angsten. Wanneer wij inzien dat wij opnieuw het product van techniek zijn, dan is het de kunst om steeds opnieuw kritisch en creatief te zijn. We moeten er vertrouwen in hebben en dan maakt die angst plaats voor een betere houding: verantwoordelijkheid nemen voor onszelf en er goed mee leren omgaan.