fbpx
deMens.nu

“Een mens is nooit af”

Interview met Filip Meirhaeghe

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg9 nr1

Filip Meirhaeghe: wereldkampioen mountainbike in 2003, olympisch zilver op de Spelen van 2000. In die periode was zijn sport zijn voornaamste, misschien wel zijn enige focus. Vandaag is mountainbike nog steeds zijn passie. De job als bondscoach is hem op het lijf geschreven. Maar zijn focus ligt ondertussen toch elders: bij zijn gezin. Tevreden zijn met je leven zoals het is, dat is nu zijn definitie van geluk.

Lieve Goemaere

Vrijheid als hoogste goed

Wat onderscheidt een topsporter van een gemiddelde mens?

Filip Meirhaeghe © Jeroen Vanneste

Filip Meirhaeghe: Je bent net dezelfde mens, hoor, maar je leidt wel een ander leven en dat begint heel geleidelijk aan. Ik kom zelf niet uit een sportfamilie, en mijn turnleerkracht vertelde mij later dat ik zeker geen uitzonderlijke leerling was. Maar ik had wel een talent – zoals elke mens wel een of ander talent heeft. En dat heb je ook nodig: hoe graag je het ook wil, zonder talent ga je geen wereldtopper worden. Ik ben dus begonnen als typische kleine jongen die zich gewoon wat wilde amuseren. Maar toen bleek dat ik talent had, stimuleerde mijn vader mij wel. Hij was veeleisend, maar ik was eigenlijk net zo. Wat vrijblijvend begon, werd steeds serieuzer. Eindigde ik tiende op een wedstrijd, dan wilde ik de volgende keer negende zijn.

Ik voelde dat ik het kon, dus ik wilde mezelf telkens overtreffen. En dat hebben alle topsporters gemeen: de wilskracht om het steeds beter te doen. Meer trainen, op je voeding letten, jezelf steeds verder pushen, en plots is het zo ver, dan kan je van je sport leven. Dan wordt de focus compleet, natuurlijk. Ik ben overtuigd van de uitdrukking “waar een wil is, is een weg”, maar de wil moet wel sterk genoeg zijn. Nu heb ik die drang om te winnen helemaal niet meer. Als ik nu door mijn maten word ingehaald, dan lig ik daar niet wakker van. En voor hen is het eigenlijk extra plezant. Plezier dat ze hebben, als ze mij verslaan. (lacht)

 

Hoe blik je nu terug op die totale inzet van toen?

Meirhaeghe: Ik kan me eerlijk gezegd niet meer inbeelden dat ik toen zo leefde. Ik heb mij onvoorstelbaar hard ingezet voor mijn sport. Een sportpsycholoog vroeg me in die dagen om een lijstje te maken met de belangrijkste dingen in mijn leven. Helemaal bovenaan stond: olympisch kampioen worden. Hij vroeg: “Is dat écht het belangrijkste voor jou?” En ja, dat was het. Die mens gebreep dat niet. Op een bepaald moment leefde ik als een pater, gefocust tot en met, en zat ik zowel lichamelijk als geestelijk aan mijn limiet. Mijn moeder zegt dat ik mij mentaal kapot heb gekoerst. En het is een feit: ik ben mentaal veel minder sterk dan vroeger, veel wisselvalliger ook. Depressies zijn mij niet vreemd.

 

Je bent daar vrij open over, over je psychische muizenissen.

Meirhaeghe: Veel mensen met miserie kunnen daar niet over spreken, of zijn bang om erover te praten. Maar het is geen schande om je triestig te voelen of om hulp te zoeken – dat leer je ook in therapie trouwens. Babbelen met een psycholoog is sowieso zinvol, je hoeft er zelfs niet depressief voor te zijn. Natuurlijk kan je ook met je vrienden en je familie praten, maar vaak zullen die jou alleen maar bevestigen in je eigen verhaal en visie. Terwijl een psycholoog je een invalshoek geeft die van buiten je eigen kleine wereld komt, en dat is belangrijk voor je eigen inzichten. Ook als bondscoach stuur ik wielrenners naar de psycholoog, als ik merk dat ze daar nood aan hebben.

 

“Tevreden met wat je hebt,

met waar je staat”

 

Durven denken

Ben je als bondscoach even streng voor je mountainbikers als je voor jezelf was?

Meirhaeghe: Ik heb geleerd dat je als ex-topsporter niet de norm bent. Je mag niet vergelijken, en je verhalen van “in mijn tijd was dat toch helemaal anders”, houd je ook best voor jezelf. Ik geef wel toe: als een van mijn pupillen het naar mijn gevoel ietsje te relaxed aanpakt, dan heb ik het daar niet altijd even gemakkelijk mee. Ik moest mezelf kapot trainen om te geraken waar ik wilde, maar iemand anders moet op zondagavond misschien een glas wijn drinken om datzelfde doel te bereiken. Dat inzien en aanvaarden, is een belangrijke les geweest. Als coach moet je jezelf voortdurend bijschaven. Ik volg ook geregeld cursussen om beter te worden in mijn functie. Ik probeer sowieso constant bij te leren.

 

Wat vind je nog belangrijk in je leven?

© Jeroen Vanneste

Meirhaeghe: Gelukkig zijn, zeker? Al is mijn beeld van geluk de laatste jaren erg geëvolueerd. Op jonge leeftijd denk je: geluk, dat is constant in staat van opperste euforie zijn. Maar gaandeweg speel je die naïviteit kwijt. Nu is gelukkig zijn voor mij tevreden zijn met mijn gezin, met wat ik heb, met waar ik sta in het leven. Ik ben veel rustiger worden. Als jonge kerel piekerde ik echt over de zin van het leven, over het waarom van ons bestaan. Ik heb nog steeds geen antwoord, maar de vragen zijn gewoon minder relevant geworden.

Gezondheid is natuurlijk ook van groot belang, nog zo’n cliché. Kan je het ene afwegen tegenover het andere? Gezondheid tegenover geluk? Ik denk het niet. Sommige mensen hebben op gezondheidsvlak niets te klagen, en voelen zich toch niet gelukkig. Anderen sukkelen met allerhande ziekten en kwaaltjes, en slagen er wel in tevreden in het leven te staan.

 

Zelf werd je vader van een zoontje met een mentale beperking.

Meirhaeghe: Dat klopt. Laat ons eerlijk zijn: een mentaal gehandicapt kind, dat stond niet op mijn verlanglijstje. Van niemand, denk ik. Niets wees ook die richting uit, alles leek normaal bij zijn geboorte. Na een half jaar maakte Kind en Gezin zich al wat zorgen, terwijl wij dachten: ach, laat dat ventje toch op zijn eigen tempo groeien. Maar wat later viel het ons ook op dat er iets niet klopte. In het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen van het Universitair Ziekenhuis Gent werd het bevestigd: de hersenen van Thomas zijn niet ontwikkeld zoals het hoort. Dat was echt een zware klap. Wat er precies scheelt, weten we niet. Ondanks de vele genetische onderzoeken is er geen syndroom gevonden. Dat maakt dat omgaan met hem een proces van trial-and-error is. Omdat Thomas niet kan praten, en ook geen gebaren opneemt, is het vooral zoeken naar manieren om met hem te communiceren. Hij is nu negen, en we merken dat het hem steeds meer frustreert dat hij zich niet verstaanbaar kan maken.

 

“Blijven leren, evolueren

en jezelf ontwikkelen”

 

Eén voor allen, allen voor één

Hoe heeft de beperking van Thomas je leven beïnvloed?

© Jeroen Vanneste

Meirhaeghe: Als ouder heb je sowieso bepaalde verwachtingen van je kind, en die werden plots allemaal van tafel geveegd. Het werd ons letterlijk gezegd: “Vanaf vandaag heb je voor Thomas geen plannen meer, geen verwachtingen. Trek overal maar een streep door.” Heel moeilijk om te slikken, hoor. We hebben tijd nodig gehad om dat te kunnen plaatsen, en dan heb ik het nog niet over aanvaarden. Bij momenten is het nog altijd niet gemakkelijk. Want aan de ene kant mag je geen plannen maken en moet je van dag tot dag leven. Maar aan de andere kant moeten wij de toekomst van Thomas toch al voorbereiden. Wat als wij er niet meer zijn? Daar moeten wij nu al aan denken. Ook Bo, zijn grote broer van elf, is daarmee bezig. Nochtans proberen wij hem zoveel mogelijk te sparen van zulke zorgen.

Bo ziet Thomas graag, al krijgt hij amper reactie van hem. Ja, soms krijgt hij Thomas aan het lachen, maar evengoed krijgt hij een kopstoot, of trekt Thomas aan zijn haar. Naar de bioscoop gaan met onze twee zonen, dat is simpelweg uitgesloten, maar dat is dan nog een banale kwestie. Veel groter is de impact van Thomas’ levenstempo op ons hele gezin. Bo heeft het daar soms wel lastig mee, begrijpelijk ook. Mijn vrouw is stewardess, en telkens ze haar vluchtschema krijgt, moeten wij onze agenda’s naast elkaar leggen en een volledige planning maken voor de weken die volgen. Dat is best veel puzzelwerk, want naast bondscoach ben ik ook eerste schepen in Maarkedal. Dat betekent vaak ’s avonds vergaderen. Zowel mijn vrouw als ik hebben erg onregelmatige uren, maar we moeten wel elk uur van de dag geregeld krijgen. Alles staat in functie van Thomas.

Ik denk dat elke ouder fier op zijn kinderen is, en ik heb het Bo onlangs nog gezegd: “Je bent een superbroer.” Hij blijft natuurlijk een kind op wie we soms eens kwaad moeten zijn, wanneer hij buiten de lijntjes kleurt. Maar hij is ook zeer empathisch en opmerkzaam. Als er iets met iemand scheelt, is hij de eerste om naar die persoon toe te stappen en te kijken of hij kan helpen. Het werd op school ook letterlijk benoemd: “Bo groeit anders op en wij merken dat.” En het klopt, hè, Bo groeit niet op in een standaardgezin. Mijn vrouw en ik worden psychologisch begeleid en in die begeleiding wordt over ‘bijzonder ouderschap’ gesproken. Klinkt wel goed, maar geloof me: bijzonder ouderschap, daar zit je niet op te wachten. Los van hoe graag ik onze Thomas ook zie, hè, begrijp me niet verkeerd.

 

Knap dat je desondanks toch kan zeggen: “Mijn leven is oké, ik ben tevreden.”

Meirhaeghe: Dat is ook een van die lessen die je in de loop van je leven leert: je hebt niet alles zelf te kiezen. Kijk maar naar Thomas: die jongen heeft gewoon een slecht lotje getrokken. En uiteindelijk hebben wij dan nog geluk dat wij hem hier in België kunnen laten opgroeien. Er zijn natuurlijk paradijzen in de wereld waarvan je denkt: wow, hier zou ik ook wel kunnen aarden. Maar het leven draait niet om zulke mooie plaatjes. De therapieën voor Thomas op school kosten elke maand een maandloon. Wij kúnnen dat gewoonweg niet zelf bekostigen, mijn vrouw en ik zouden er allebei een job moeten bijnemen. Maar dankzij het Belgische solidariteitssysteem kunnen we Thomas toch zoveel mogelijk kansen bieden, binnen de beperkte mogelijkheden die hij heeft. Hij heeft alles moeten leren onder begeleiding, zelfs gewoon zitten en zijn eten kauwen. Stel je voor dat die therapieën er niet waren geweest. Dan was onze zoon een grote sukkelaar geweest.

 

“Hameren op respect, verdraagzaamheid

en kritisch denken”

 

Atheïst tot in de kist

Je hebt vast wel leren relativeren?

© Jeroen Vanneste

Meirhaeghe: Heel zeker. Jammer genoeg, eigenlijk. Wanneer ik mensen hoor die veel kunnen relativeren, denk ik altijd: jij hebt vast al een en ander in je leven meegemaakt. Hoe meer miserie je hebt gehad, hoe beter je dat kan. En dan erger je je wel eens aan mensen die het niet kunnen.

Soms zegt men mij: “Chapeau, voor de manier waarop je met Thomas omgaat.” Maar ik verdien daar geen applaus voor. Je hebt gewoon geen keuze als ouder. Stel dat het jou overkomt, dan doe je net hetzelfde: je doet voort, je kan niet anders. Maar ik probeer me niet druk te maken om zulke uitspraken. Ik kijk naar wat ik heb, en naar wat er goed gaat. Als ik Thomas ’s morgens uit zijn bed haal, kraait hij van het lachen. Niemand weet waarmee hij lacht, maar die jongen is gelukkig dat er weer een dag is aangebroken en is ons zonnetje in huis. Hij is erg gevoelig voor sfeer en die creëer je eigenlijk zelf. Opgewekt zijn, vrolijke woorden, een vriendelijk gezicht. Een blije “Hé, Thomas, goedemorgen!” en je hebt hem mee. En zelf ben je dan ook vertrokken.

Sommige mensen vinden in zulke situaties steun en kracht in hun geloof, en dat vind ik prima: als het hen vooruithelpt, waarom niet? Voor mij werkt dat niet. Nochtans ben ik katholiek opgevoed, en ben ik zelfs nog voor de kerk getrouwd. Maar in de loop der jaren ben ik dat geloof toch kwijtgespeeld. ’t Is over, ik ben ervan af. (lacht) Ik hamer op respect en verdraagzaamheid, en op kritisch denken: niet zomaar alles klakkeloos aanvaarden. Ik probeer Bo ook bij te brengen dat hij geen vooroordelen mag hebben. Wat helemaal niet zo simpel is, want eigenlijk zitten we er vol van, zijn we er zelfs mee opgevoed. Dat merk je als je daar eens bewust bij stilstaat. Vandaar ook mijn pleidooi om altijd te blijven leren, te evolueren en jezelf te blijven ontwikkelen. Een mens is nooit af.

 

© Jeroen Vanneste

 

Foto bovenaan © Jeroen Vanneste