fbpx
deMens.nu

Bij het assisenproces omtrent de euthanasie van Tine Nys

Op 17 januari start het ondertussen al sterk gemediatiseerde assisenproces tegen drie artsen die in 2010 euthanasie uitvoerden bij Tine Nys, een vrouw met psychische probleem. In de aanloop naar het proces formuleert filosoof Johan Braeckman een aantal kritische bedenkingen.

Deze tekst verscheen eerder op de website van het Humanistisch Verbond

In 2010 overleed de toen 38-jarige Tine Nys door euthanasie. Ze behoort tot de kleine minderheid van patiënten die tot nu toe euthanasie aanvroeg op basis van psychisch lijden. De Belgische wet maakt weliswaar een onderscheid tussen euthanasie bij lichamelijk en psychisch lijden, maar de essentiële voorwaarden zijn dezelfde: de vraag moet vrijwillig zijn en niet voortkomen uit externe dwang; ze moet weloverwogen zijn en meer dan eens worden geformuleerd. De patiënt die euthanasie wil, moet wilsbekwaam en bij bewustzijn zijn, zich in een medisch uitzichtloze situatie bevinden en aanhoudend en ondraaglijk lijden, dat wil zeggen dat het lijden niet gelenigd kan worden en het gevolg is van een lichamelijke of psychiatrische aandoening die men niet zinvol verder kan behandelen.

Formeel gezien lijkt aan alle voorwaarden te zijn voldaan wat de euthanasie van Tine Nys betreft. Zo oordeelde in elk geval de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie. Mocht de commissie, waarvan de samenstelling en werking ook is vastgelegd in de euthanasiewet van 2002, iets onregelmatigs hebben vastgesteld betreffende de juridisch-procedurele aspecten, dan had ze dat ongetwijfeld gerapporteerd. (Voor de duidelijkheid: de commissie spreekt zich niet uit over de medische bekwaamheid van de artsen die betrokken zijn bij een euthanasie.) Ook de familie van Tine Nys, hoe emotioneel belastend het overlijden van Tine ongetwijfeld ook was, zag oorspronkelijk geen procedurele of juridische problemen. Het feit dat een van de geraadpleegde – en nu gedagvaarde – artsen op vraag van de familie een toespraak hield tijdens de afscheidsplechtigheid van Tine, maakt dit volkomen duidelijk. Gaandeweg zijn de zussen van Tine Nys daar evenwel anders gaan over denken en kwamen ze tot de overtuiging dat bij de euthanasie van Tine blijkbaar niet aan alle voorwaarden is voldaan. De Gentse kamer van inbeschuldigingstelling is hen daarin gevolgd, zij het – op het moment van dit schrijven, vóór aanvang van het proces – omwille van onduidelijke redenen. De doorverwijzing van de drie betrokken artsen naar het hof van assisen is om meerdere redenen verwonderlijk. Zo zag de raadkamer in Dendermonde reeds jaren geleden geen goede reden om in te gaan op de klacht omtrent de uitvoering van de euthanasie. Bovendien zou men kunnen verwachten, als de klacht als gegrond wordt beschouwd, dat enkel de uitvoerende arts zich moet verantwoorden. De andere twee geven immers, zoals de wet het voorschrijft, enkel advies, dat niet eens bindend is.

De zussen van Tine verwezen in de geschreven pers en in een uitzending van Terzake naar het onhandige en weinig empathische gedrag van de uitvoerende arts tijdens de euthanasie. Dat kan natuurlijk kloppen, en indien het waar is, valt het sterk te betreuren. Maar het is op zich niet in strijd met de juridische en procedurele stipulaties betreffende euthanasie. Het kan misschien een voldoende reden zijn voor de Orde der Artsen om een tuchtprocedure op te starten, maar een aanleiding voor een verwijzing naar het hof van assisen vormt het niet.
De zussen geven ook aan dat Tine geen ongeneeslijke, of niet zinvol verder te behandelen aandoening had, een kernvoorwaarde voor euthanasie. Mocht dit juist zijn, dan zou zich inderdaad een duidelijk juridisch probleem voordoen. Maar er was medisch vastgesteld dat Tine autisme had, een psychiatrische aandoening die als een spectrumstoornis wordt beschouwd; sommige mensen ondervinden er relatief weinig moeilijkheden door, anderen net heel veel. Hoewel Tine pas laat de diagnose kreeg, ondervond ze reeds zeer lang ernstige psychische problemen. Ze verbleef in psychiatrische instellingen, werd zelfs gecolloqueerd, kende traumatische relatiebreuken en overleefde enkele zelfdodingspogingen. Twee vrienden die haar zeer goed kenden, getuigden hierover in een interview in Humo (16 februari 2016), als reactie op de uitzending van Terzake waarin de zussen van Tine de euthanasie in vraag stellen. In acht genomen Tine haar lange lijdensweg, aldus haar vrienden in Humo, was haar vraag om euthanasie helemaal niet zo verwonderlijk. Dat de familie die mening eerst deelde, en pas meerdere maanden na de euthanasie juridische stappen ondernam, roept vragen op over de dieperliggende oorzaak van de aanklacht. Ik ga ervan uit dat de advocaten van de beschuldigden tijdens het proces zullen trachten te achterhalen of er druk op de zussen Nys is uitgeoefend om een juridische procedure op te starten. Als dat zo is, dan is dat een bijzonder bedenkelijke kwestie: men grijpt dan de dood van een vrouw die ongetwijfeld haar grondige redenen had om euthanasie aan te vragen, aan om de euthanasiewet op zich in vraag te stellen. Vanzelfsprekend mag men kritisch staan tegenover de euthanasiewet, en ervoor ijveren om die te wijzigen of zelfs af te schaffen, maar hiervoor een assisenzaak uitlokken is moreel zeer dubieus. Ik heb Tine Nys nooit ontmoet, maar ik twijfel niet aan de woorden van haar vrienden hierover in Humo: ‘Nu gebeurt net wat ze zeker niet gewild zou hebben’.

In de pers zijn de voorbije dagen overigens meerdere teksten verschenen die feitelijke onwaarheden bevatten of op zijn minst merkwaardige redeneringen naar voren brengen. Zo kon ik onder meer lezen dat het de wens van Tine Nys zelf was dat haar familie bij de euthanasie zou aanwezig zijn; ingewijden verzekeren me dat dit geenszins het geval was. Ook is opgemerkt dat ze, na psychiatrische problemen in haar jeugd, reeds jaren niet meer in behandeling was. Dat is pertinent onwaar. Dat ze ‘enkel’ getriggerd zou zijn door een relatiebreuk om euthanasie aan te vragen, strookt evenmin met de feiten. Tine Nys had het grootste deel van haar leven diepe, zeer ernstige en gaandeweg niet langer zinvol te behandelen psychische problemen, waar ze zodanig onder leed dat euthanasie voor haar een redmiddel was, en geen impulsieve wanhoopsdaad – wel integendeel.

Nogmaals, het kan dat de euthanasie van Tine Nys onhandig, ongevoelig en ongelukkig is uitgevoerd. Maar dat betekent nog niet dat men juridisch onzorgvuldig is te werk gegaan. Ik zie op dit moment geen duidelijke aanwijzing die in die richting wijst. Er kan uiteraard een foute diagnose gesteld zijn, of een verkeerde inschatting zijn gemaakt betreffende de therapeutische mogelijkheden. Maar de wet geeft aan dat drie artsen hierover hun mening te kennen moeten geven. Dat is hier gebeurd, en blijkbaar hadden de drie artsen een gelijklopende opinie. Omwille van de privacy van medische gegevens en het beroepsgeheim waaraan artsen gebonden zijn, is hierover inhoudelijk nog niets naar voren gebracht in de pers. Dat zal tijdens het proces onvermijdelijk anders zijn. Ik verwacht dat de ernst en diepgang van de lijdensweg van Tine Nys dan pas ten volle duidelijk zal worden. Ook reken ik erop dat meerdere leugens over op zijn minst een van de artsen zullen worden ontkracht (zo bijvoorbeeld, zoals in de buitenlandse pers te lezen viel, dat ze verantwoordelijk zou zijn voor vele honderden uitvoeringen van euthanasie). Verder hoop ik ten stelligste dat het duidelijk zal worden waarom diezelfde arts als enige geen externe expert als getuige mag oproepen; een hoogst ongebruikelijke en juridisch bedenkelijke situatie.
Dat het assisenproces klaarheid kan scheppen over een en ander betekent overigens niet dat ik het een goede zaak vind dat een volksjury zich over de euthanasie van Tine Nys mag uitspreken. In De Standaard (13/1) gaf Karel Verhoeven aan dat assisen een ‘podium voor burgerdemocratie’ kan zijn. Ofschoon het ’theater’ is en ‘vaak tot discutabele rechtspraak leidt’, vindt Verhoeven het blijkbaar toch een geschikt medium om de legitimiteit van de euthanasiewet te toetsen. Ik kan dit onmogelijk volgen. De drie artsen wilden een vrouw in extreme nood helpen. Ze hebben er de medische expertise voor, weten zich gesteund door decennia van ethische argumentatie en verheldering en door de euthanasiewet van 2002. Nu worden ze beschuldigd van ‘vergiftiging’. (Technisch gezien is het toegediende middel niet eens een gif, maar de beschuldiging van ‘gifmoord’ maakt nu eenmaal meer indruk.)

Alleen al de traumatische aspecten die verbonden zijn aan de beschuldiging, aan het proces en aan de media-aandacht, zijn voldoende om de doorverwijzing van de artsen naar het hof van assisen zeer bedenkelijk te vinden. Karel Verhoeven merkt op dat het proces niet moet draaien ‘over de vraag of de artsen celstraffen verdienen’. Daarvoor, nog volgens Verhoeven, ‘zijn de feiten te subtiel’. Dat de artsen geen celstraf verdienen en dat de feiten subtiel zijn, is geheel juist. Maar hoe kan men dan een assisenproces verantwoorden? Het is de wereld op zijn kop: we hebben nood aan discussie en uitklaring omtrent euthanasie, dus beschuldigen we enkele artsen die zich vervolgens moeten verantwoorden voor een volksjury? Absurd, natuurlijk. Discussies omtrent euthanasie moeten in de media worden gevoerd, in de senaat en het parlement, in hogescholen en universiteiten, op studiedagen, congressen enzovoort. Niet voor een volksjury die vervolgens de beklaagden schuldig kan verklaren aan ‘vergiftiging’.

Tot slot. Laten we niet vergeten dat veel patiënten zich net langer kunnen vastklampen aan het leven dankzij de euthanasiewet. Het besef dat de mogelijkheid bestaat om op een waardige manier het ondraaglijke lijden te beëindigen, voorkomt vaak dat men de toevlucht neemt tot zelfdoding. Uiteraard ‘dient’ de euthanasiewet niet om zelfdodingen te voorkomen, noch is het een ‘alternatief’ ervoor, maar het zou onzinnig zijn om hiermee geen rekening te houden. Uit e-mails die ik de voorbije weken ontving van mensen met een lange geschiedenis van psychisch lijden omwille van psychiatrische problemen, begrijp ik dat meerderen zich zorgen maken over de afloop van het proces. (Overigens is het op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat voor zover ik weet geen enkele patiënt-ervaringsdeskundige is opgeroepen als getuige.) Men vreest dat de mogelijkheid tot een menswaardig en humaan afscheid, met respect voor het lijden en voor de zelfbeschikking, zal verdwijnen als een of meerdere van de beklaagden zou worden veroordeeld. Naar het effect van dit alles op de artsen die in principe bereid zijn om euthanasie bij psychisch lijden uit te voeren, hebben we voorlopig het raden. Als de eigenlijke initiatiefnemers van dit proces een precedent willen creëren om artsen af te schrikken, dan is dit bijzonder problematisch. Tine Nys zocht rust. Het is zorgwekkend dat die haar bijna tien jaar na haar dood nog steeds niet gegund wordt.

Mede onderschreven door:

Amy De Schutter, master fysica, ervaringsdeskundige, auteur van Hoe men van een klaproos een monster maakt
Jean Paul Van Bendegem, emeritus hoogleraar, Center for Logic and Philosophy of Science
Koen Verhofstadt, Leifarts
Tony Van Loon, prof. dr. em. VUB
Geert Derre, maatschappelijk werker – psychotherapeut, bestuurslid en medewerker Vonkel
Dr. Griet De Cuypere, psychiater-psychotherapeut, medewerker Vonkel
Dirk Verhofstadt, moraalfilosoof, Universiteit Gent
Fanny Van Gaeveren, arbeidster en vrijwilligster vzw Vonkel
Ann Naessens, verzorgende + vrijwilliger RWS
Dr. Belo Mussche, kinder- en jeugdpsychiater, familiepsychiater (Privépraktijk Gent)
Prof. dr. Freddy Mortier, voorzitter UVV vzw / deMens.nu
Bert Coessens, sympathisant Vonkel
Johan Van Dijck
Hans Verstraelen, arts-hoofddocent UGent
Frieda Verdonk, PhD researcher KULeuven, Master in Music LucaLemmens Leuven