fbpx
deMens.nu

Een bank vooruit

Leerkrachten niet-confessionele zedenleer over hun vak

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg9 nr2

Naam: Frederic Ghys

Aantal jaren voor de klas: 4

School: GO! Atheneum Ukkel

Studierichtingen: ASO, TSO en BSO

Jaren: 2de en 3de graad

 

 

Hoe maak je de leerlingen in de lessen niet-confessionele zedenleer vertrouwd met het principe van vrij onderzoek?

Het zal je waarschijnlijk niet verbazen, maar leerlingen niet-confessionele zedenleer zijn ook maar mensen. Zoals wij allemaal, hebben ook zij het moeilijk om écht naar iemand anders te luisteren.

We weten best wel dat je het perspectief van een ander pas kan begrijpen als je eerst haar of zijn argumenten probeert te horen. Maar eerlijk, als iemand een standpunt verdedigt dat tegen onze visie ingaat, hoeveel geduld hebben we dan om echt te luisteren?

Wat doen we als iemand verkondigt dat al die klimaatmarsen toch maar een maat voor niets zijn? Of als iemand zegt dat vlees eten in de menselijke natuur zit en dat vegetarisme een misleiding van de groene kerk is? Of nog, hoe reageren we als iemand beweert dat abortus moord is?

 

“Empathisch begrijpen …”

 

Hebben we dan het geduld om echt naar de motivatie van die persoon te luisteren? Willen we begrijpen op welke manier die persoon getroffen is? Schorten we ons oordeel even op, om empathisch te begrijpen waar zijn of haar frustratie of verbijstering vandaan komt? Wel, meestal niet dus.

 

“… een wezenlijke stap …”

 

We voelen irritatie bij zo’n achterhaald standpunt en gaan in het verweer, of we halen onverschillig onze schouders op. En toch is het halt houden noodzakelijk als we aan vrij onderzoek willen doen. Een wezenlijke stap in een open dialoog is ons bewust worden van onze eigen vooroordelen, van onze eigen weerstand die ons verhindert om ons open te stellen voor de mening van de ander.

 

“… in een open dialoog”

 

In de klas vind ik de CoPI-methode (Community of Philosophical Inquiry) van Catherine McCall bijzonder nuttig om naar elkaar te leren luisteren. De opzet is eenvoudig. In een cirkelgesprek gaan de leerlingen samen op filosofisch onderzoek. Ze starten met een probleem of een filosofische vraag. De eerste leerling opent het gesprek. De volgende antwoordt met de standaardformule: “Ik ben het eens/oneens met (naam van de persoon) waar zij/hij zegt dat (korte omschrijving van het argument van die persoon waar de spreker wil op ingaan), want (argumentatie van de spreker zelf).”

De leerlingen vinden die formule bij het begin van het eerste gesprek frustrerend: “Meneer, moeten we nu echt zo’n formule gebruiken?”, “Meneer, dat voelt niet natuurlijk aan”, “Meneer, die formule breekt de natuurlijke flow van een goed debat.” Maar hun houding verandert bijna altijd na het eerste of tweede gesprek. Ze worden kalmer in hun houding. Ze reageren minder impulsief. Ze worden bedachtzamer. Ze luisteren nu echt naar de argumenten van hun medeleerlingen. Bovendien voelen ze ook hoe aangenaam het is als er écht naar hen wordt geluisterd. Met die ervaring, denk ik, zetten ze belangrijke stappen naar vrij onderzoek.

Foto bovenaan © Shutterstock.com