fbpx
deMens.nu

De man als onbeschreven blad

Over mannelijkheid en identiteit

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg9 nr3

“Ik ben een echte man!” Met dat statement sta je momenteel nergens, want niemand kan je exact vertellen wat dat betekent. Bestaat er wel nog zoiets als een échte man? Heeft die ooit bestaan? Hoeft dat wel? Wat duidelijk is, is dat veel mannen op zoek zijn naar hun identiteit en niet weten waar te beginnen. Terwijl ze geacht worden om sterk in hun schoenen te staan, moeten ze zich tegelijk ook kwetsbaar kunnen opstellen.

Philipp Kocks

Een gebrek aan een duidelijk ideaalbeeld brengt voor velen heel wat onzekerheid met zich mee. Om het concept mannelijkheid beter te begrijpen, duiken we de geschiedenis in met historicus Jonas Roelens, verbonden aan de Universiteit Gent en gespecialiseerd in gender.

 

Hoe ziet het onderzoek naar gender er momenteel uit?

Historicus Jonas Roelens, gespecialiseerd in gender © Kevin Faignaert

Jonas Roelens: Mannelijkheid, zeker vanuit academisch oogpunt, is heel lang de onbesproken norm geweest. Toen men uiteindelijk gender in aanmerking begon te nemen, beschouwde men dat vanuit vrouwelijk standpunt. Vrouwenstudies zijn uit een groot maatschappelijk engagement ontstaan. We hebben het dan over de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw, de tweede feministische golf is volop aan de gang en een aantal historici vraagt zich af hoe het met de vrouwen in de geschiedenis zit. Herstory in plaats van history wordt dan de woordspeling van het moment.

Maar geleidelijk aan, in de jaren tachtig, komt er een tegenbeweging. Vrouwengeschiedenis mag dan wel relevant zijn, het blijft een geïsoleerd veld. Als je slechts naar één geslacht in de geschiedenis kijkt, dan blijf je ter plaatse trappelen. Gendergeschiedenis is net de relatie tussen dat mannelijke en dat vrouwelijke. Door ook naar dat mannelijke te kijken, zijn historici tot de vaststelling gekomen dat mannelijkheid even volatiel en fluctuerend is als vrouwelijkheid.

 

Tot welke bevindingen kwamen onderzoekers toen ze zich meer op gender gingen focussen?

Roelens: Volgens Raewyn Connell, een Australische sociologe, kan je mannelijkheid in een aantal subcategorieën opdelen. Je hebt één dominante vorm die aan de top van de piramide staat, en dat is het soort mannelijkheid dat het patriarchaat in stand houdt. In de middeleeuwse samenleving is dat bijvoorbeeld de ridder die over zijn landgoed heerst, zijn onderdanen beschermt en de edele maagd het hof maakt.

 

Vandaag hebben we met z’n allen enorme aandacht voor lichamelijkheid; dat is niets nieuws, het lichamelijke ideaalbeeld komt door de geschiedenis heen steeds terug © Shutterstock.com

Natuurlijk kan niet iedereen in de middeleeuwse samenleving een nobele ridder zijn. Hoe ben je dan een goede man als je bakker bent? Of monnik? Dan moet je een soort alternatieve mannelijkheid ontwikkelen die zich spiegelt aan wat Raewyn Connell collaborerende mannelijkheden noemt. Een voorbeeld daarvan is de priester die zelf niet viriel is, geen gezin sticht en celibatair blijft. Maar hij ondersteunt dat mannelijke model wel. Hij bezegelt het huwelijk en hecht in zijn redes heel wat belang aan het gezin waar de man aan het hoofd staat.

En dan is er volgens Connell in iedere samenleving nog de man die niet kan voldoen aan dat ideaal. Wat met de vagebond die te arm is om een gezin te stichten? Wat met een homoseksueel die niet aansluit bij dat gezinsmodel? Wat met een man met een beperking? Die mensen werden vaak door de samenleving uitgestoten.

Toen men uitvoerig onderzoek is beginnen te doen, merkte men dat mannelijkheid veel complexer is dan ooit gedacht. De man wordt een onbeschreven blad. Iedereen ging er altijd van uit dat er een duidelijk afgelijnde norm was, zoals die in veel historische teksten werd beschreven. Omdat we die mannelijkheid steeds vanuit een vanzelfsprekend oogpunt hebben bekeken, merken we nu dat er eigenlijk nog heel wat onderzoekswerk voor ons ligt.

 

“De man wordt een onbeschreven blad”

 

Ook vandaag zijn tal van mannen op zoek naar een ideaalbeeld. Maar kunnen we op dit moment nog een dominante mannelijkheid onderscheiden?

Roelens: In onze huidige samenleving verwachten we heel wat uiteenlopende zaken van mannelijkheid. We verlangen dat mannen opener over hun emoties spreken, dat ze in touch zijn met hun gevoelens, en dat maakt het allemaal minder makkelijk. Er is geen duidelijk voorbeeld.

Vandaag hebben we met z’n allen enorme aandacht voor lichamelijkheid. Dat veel opgroeiende meisjes met hun zelfbeeld sukkelen, hebben we al een tijdje begrepen, maar nu merken we ook meer en meer dat jongens diezelfde stress ondergaan. Puberende jongens doen veel vaker aan fitnesstraining en sommigen vinden maar al te snel hun weg naar ongezonde anabolen. Ze zijn bereid om ver te gaan om toch maar aan dat ideaalbeeld te voldoen.

Dat is niets nieuws natuurlijk. Dat lichamelijke ideaalbeeld komt door de geschiedenis heen steeds terug. En telkens opnieuw wordt er een model naar voren geschoven dat maar zelden wordt behaald. Die onbereikbaarheid zorgt voor heel wat conflicten in de psyche van de man. Vaak heeft dat te maken met een seksuele sfeer van eer: “Mijn vrouw bedriegt mij niet”, en dat soort zaken meer.

 

Die focus op lichamelijkheid duikt ook vaak op bij extreemrechtse groeperingen. De Pano-reportage op Eén over de rechts-radicale beweging Schild & Vrienden toonde ons dat fitheid en kracht als een belangrijk onderdeel van hun levenswijze worden beschouwd. Hoe komt dat?

Roelens: Vaak zien we, en zeker ook in onze tijdsgeest, dat mannelijkheid eveneens een politieke component heeft. In woelige tijden is er blijkbaar nood aan een soort virielere man. Een leider werpt zich dan op als zeer viriel, zeer dominant. Daar zit een politieke strategie achter die al eeuwenoud is. De Egyptische farao Ramses II bijvoorbeeld beeldde zijn tegenstanders als vrouwelijk af.

De Hitlerjugend ontwikkelde een extreme Körperkultur in nazi-Duitsland. Wat het dan heel dubieus maakte, is dat ze op een bijna homo-erotische wijze met hun lichaam bezig waren. Ze gingen naakt op een grasveld gymnastiek beoefenen en de schoonheid van het mannelijke lichaam werd bewierookt.

Bij dergelijke politieke strekkingen wordt er dus veel belang aan het ideaalbeeld gehecht. Ook vandaag is dat niet anders. De Russische president Poetin waagt zich te pas en te onpas met ontbloot bovenlijf op berenjacht. Zijn Amerikaanse evenknie Trump, met zijn uitspraak “grab ’em by the pussy”, is helemaal niet begaan met vrouwvriendelijkheid, maar portretteert zich als de viriele man die kan krijgen wie of wat hij wil. Vaak wijten die leiders het ontstaan van een actuele crisis aan de slapheid van hun voorgangers. We hebben ons zogezegd te verwijfd gedragen en alleen een echte man kan ons redden.

Mannelijkheid heeft ook een politieke component, zeker in woelige tijden: denk maar aan de Russische president Poetin die zich met ontbloot bovenlijf op berenjacht waagt, en zijn Amerikaanse evenknie Trump die zich opwerpt als iemand die kan krijgen wie of wat hij wil © Willrow Hood / Shutterstock.com

Dat soort strategieën heeft zeker zijn aanhangers, en je moet het niet eens zo ver zoeken. Bij Schild & Vrienden merk je inderdaad een drang naar dat mannelijke. Alt-right bewegingen hebben dat zo goed als allemaal in zich. Dat zijn natuurlijk simpele antwoorden op heel complexe vragen, en mensen die het allemaal niet meer zo goed weten, hebben daar oren naar.

Bij alt-right gaat het bijvoorbeeld vaak over de ontvolkingstheorieën. Door de massale migratie zou de witte bevolking onderdrukt kunnen worden. Als we ons nu allemaal weer wat mannelijker zouden gedragen en grote gezinnen stichten, dan kunnen we het tij nog keren, is de achterliggende gedachte.

Dat is een fundamenteel onderdeel van dat soort mannelijkheid. Die mannen hebben het gevoel dat ze onderdrukt worden en ergens zit daar ook een vorm van waarheid in. Het is plots niet meer zo duidelijk wat wij als samenleving van een man verwachten. Die onduidelijkheid wordt dan vaak vertaald naar een gevoel van ongenoegen. Wat mogen wij hier eigenlijk nog?

Maar dat is een verkeerde lezing van de situatie. Wij leven in een tijd van ongebreidelde vrijheid waarin iedereen zichzelf kan en mag zijn, zolang we de vrijheid van een ander niet raken. Dat is vandaag het fundamentele uitgangspunt van onze samenleving.

 

“Het is plots niet meer zo duidelijk wat wij als samenleving van een man verwachten. Die onduidelijkheid wordt dan vaak vertaald naar een gevoel van ongenoegen. Wat mogen wij hier eigenlijk nog?”

 

Mag je dan nog naar een mannelijk ideaalbeeld streven?

Roelens: Ik denk niet dat de gemiddelde feministe moeite heeft met de fitnessmacho die in fitnesscentra vertoeft. Maar zo wordt het wel vaak opgevat. Alsof het een strijd en een of-ofverhaal is. Terwijl we ons nu echt wel in een evolutie naar een en-enverhaal begeven.

Wat mij betreft mag iedereen naar wat dan ook streven. Ga gerust je gang. Het uitgangspunt moet alleen zijn dat het niet uitmaakt voor de samenleving. Of het nu gaat over solliciteren, huwen, werken of wonen, je gender of hoe je je ook identificeert, mag geen rol spelen.

Maar dat zorgt natuurlijk bij sommige mensen voor onduidelijkheid. Vroeger was het in hun ogen veel eenvoudiger. En dat brengt nu wat groeipijntjes met zich mee. Ettelijke mensen moeten nog leren om te gaan met een bredere vorm van inclusiviteit. Maar we zijn wel op een punt in de geschiedenis aanbeland dat we qua inclusiviteit ongekende hoogten bereiken. Op vlak van individuele vrijheid kan ik mij geen periode inbeelden waarin we het beter hadden dan nu. Er is veel minder druk van bovenaf en van binnenuit om je op één enkel ideaalbeeld te focussen. Het ideaalbeeld is gedeconstrueerd.

 

Op zijn minst hier toch?

Roelens: Laat ons duidelijk zijn, we spreken hier over Noord-West-Europa. Op veel vlakken, en zeker op het vlak van identiteit, zitten we echt in een bubbel. Dat komt omdat religie hier een minder grote rol is beginnen te spelen. Dat heeft de weg voor een bredere kijk op gender wel wat vrijgemaakt. Het waren religies die op dat vlak de stabiliserende factor waren. De patriarchie werd in religieuze dogma’s en geschriften gelegitimeerd.

Of het nu gaat over solliciteren, huwen, werken of wonen, je gender of hoe je je ook identificeert, mag geen rol spelen in de samenleving © Shutterstock.com

Maar ook daar is de realiteit vaak wispelturiger dan men denkt. Het idee van de donkere, duistere middeleeuwen waar de man het allemaal voor het zeggen had en de vrouw passief moest zwijgen, is een achterhaalde constructie. In veel maatschappijen uit het verleden hadden vrouwen veel meer rechten, veel meer mogelijkheden tot participatie dan men veronderstelt. Dat komt voor een groot deel omdat de destijds gewenste realiteit niet met de praktijk overeenkwam. Theologen spraken in die tijd daadwerkelijk over een ideaalbeeld van een samenleving waarin de mannen het voor het zeggen hebben. Dat soort normatieve kaders zijn we vandaag wel wat kwijt natuurlijk.

 

Zullen we als samenleving ooit tot de consensus komen dat het werkelijk niet uitmaakt hoe je je identificeert?

Roelens: Als historici kijken wij uiteraard altijd naar het verleden en is de toekomst voor ons altijd een moeilijk thema. Maar ik mag hopen dat dat onze nabije toekomst is. Dat het categoriseren van mannen en vrouwen achterhaald is, dat we ons als individu gedragen en daar geen gender meer aan moeten koppelen, dat lijkt me evident. Het is zeer hoopvol als je ziet dat jongere generaties, de pubers van vandaag, daar toch al een stapje verder in staan.

 

Mannelijkheid, zeker vanuit academisch oogpunt, is heel lang de onbesproken norm geweest; gendergeschiedenis is net de relatie tussen het mannelijke en het vrouwelijke © Giancarlo Liguori / Shutterstock.com