Meisjes van 50 en meer. Over wifty’s en granny’s
Interview met Christel Geerts
Naar aanleiding van de Internationale Vrouwendag op 8 maart leek het ons een goed idee om een bepaalde groep vrouwen eens in de kijker te zetten. Christel Geerts (59), professor in de gerontologie aan de Vrije Universiteit Brussel, stelde met collega-wetenschappers een boek samen met als titel ‘Meisjes van 50 en meer’. Wetenschap, levensverhalen en publiek debat komen samen in dit boek. Tijd voor een interview met deze leeftijdsgenote.
Joke Goovaerts
Uw boek gaat over meisjes van 50 en meer. Een gigantische groep.
Christel Geerts: Ja, inderdaad. In Vlaanderen zijn meer dan 1,4 miljoen vrouwen ouder dan 50. De vergrijzing neemt toe en is vrouwelijk. Hoe ouder de bevolking, hoe groter het aandeel vrouwen.
Het is een diverse groep?
Geerts: Het is een grote groep met veel differentiatie maar toch wordt die maatschappelijk vaak als één homogene, amorfe groep gezien. En dat beeld klopt helemaal niet, want we zijn even diversals de min-vijftigers. Eind vorige eeuw hebben we een boek geschreven met hetzelfde thema en vonden we weinig data. Nu hebben we meer data en was het moelijker om een portret te maken, omdat de groep 50+ veel diffuser is geworden.
Waar 20 jaar geleden amper 14% nog werkte, is dat nu 50%. Vroeger verliep het leven meer uniform. Vandaag heb je meer variëteiten: mensen die in een nieuw samengesteld gezin zitten, mensen die nog kinderen thuis hebben … In de jongste generatie kan je moeilijk vaste lijnen trekken. Zeker wat het sociale aspect betreft. Bovendien omvat de groep 50+ drie generaties, de wifty’s – women in their fifties – hun moeders die 75+ zijn en de oudste generatie, de 90+.
“Vijftig is het nieuwe veertig. Nee, vijftig is vijftig en daar is niets mis mee”
De maatschappelijke beeldvorming is eerder negatief? Vrouwen boven de vijftig kampen met naast een vorm van vrouwendiscriminatie ook nog met leeftijdsdiscriminatie?
Geerts: Ja, dat klopt. Wij hebben heel wat wetenschappelijk onderzoek hiervoor doorgenomen en de bottomline is wel dat als je gaat kijken naar verschillende indicatoren van hoe goed mensen zich gaan voelen, dan scoren vrouwen toch wel slechter dan mannen. Dat betekent niet dat alle vrouwen ongelukkig zijn. Maar dat genderverschil, dat voel je wel.
Het lichamelijke blijft een issue en de maatschappelijke beeldvorming is eerder negatief. Maar het is een dubbel verhaal. Enerzijds zie je oudere vrouwen in de reclame die er supergoed uitzien en dat zijn vaak fake beelden, want de werkelijkheid is soms anders. En we beseffen ook dat we in beeld komen omdat we een economisch interessant segment zijn. Die marketeers brengen dan een goed beeld, maar soms gaat het te ver. Vijftig is het nieuwe veertig. Nee, vijftig is vijftig en daar is niets mis mee. Anderzijds heeft dat ook tot gevolg dat we meer aandacht gaan schenken aan ons uiterlijk. Vrouwen van onze generatie zien er beter uit dan 20 jaar geleden. Iemand van 40 jaar draagt hetzelfde als iemand van zestig. Dus, het is niet altijd negatief. Maar in het kader van beeldvorming sturen wij erop aan dat er werk gemaakt wordt van sensibiliseringscampagnes die realistische en evenwichtige beeldvorming aanvoeren.
“We moeten investeren in werkbaar werk”
Is de situatie voor de vrouwen in het algemeen verbeterd?
Geerts: Absoluut. We zijn er op een aantal punten zeker sterk op vooruitgegaan. Financieel stellen vrouwen het beter dan wanneer je het vergelijkt met 20 jaar geleden. Er is een positieve evolutie, maar het is nog altijd rooskleuriger voor een man om ouder te worden dan voor een vrouw. Vrouwen zitten nog altijd in een achterstandspositie. Zo zijn ze met een lager inkomen en minder pensioenrechten kwetsbaarder dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Ik vind het dus een groot pluspunt dat vrouwen nu langer en meer aanwezig zijn op de arbeidsmarkt.
Langer werken is de boodschap?
Geerts: Als samenleving vragen we aan de vijftigplussers om langer op de werkvloer te blijven en dat vind ik een goede insteek. Maar de discussie over hoelang we moeten werken, vind ik minder belangrijk dan hoe we moeten werken. We moeten investeren in werkbaar werk: je goed voelen op je werk, bezig zijn met boeiende projecten waarin je kan groeien, een goede balans tussen je privéleven en je werk …
“Goede zorg is voor mij een zorg waarvoor gekozen wordt”
En dan komt het zorgvraagstuk, de mantelzorg.
Geerts: Inderdaad. Persoonlijk vind ik dat we hier soms een beetje te licht overgaan. We spreken altijd over het mooie, de warmte en de naastenliefde van de mantelzorg. En veel mensen zullen zich daar ook wel goed in vinden. Maar we mogen niet hypocriet zijn. De mantelzorg komt de samenleving economisch goed uit. We krijgen een mantelzorgpremie van 200 euro en gemeenten en steden stimuleren dat. Maar veel vrouwen van onze generatie die nog werken, rollen in dat patroon van mantelzorg zonder dat het hen echt gevraagd wordt. En dan wordt dat een moeilijk evenwicht en we mogen niet in een keurslijf belanden. Zo zouden we bijvoorbeeld beter kunnen inzetten op goede dag- en nachtopvang. Goede zorg is voor mij een zorg waarvoor gekozen wordt en ik vind dat de vrouwenbeweging dat onder de aandacht moet brengen, want dat thema is een beetje onderbelicht.
Nog een aandachtspunt in het boek is de digitale kloof.
Geerts: Op welk niveau je ook werkt, je wordt daar voortdurend mee geconfronteerd. Het gaat zo snel, nieuwe programma’s, nieuwe platformen en ja … we moeten opeisen dat we hiermee geholpen worden. We kunnen het evengoed als jongeren, maar we hebben het niet automatisch in onze vingers. Er moet voldoende zelfvertrouwen zijn om die kennis af te dwingen. Voor de wifty’s is het een aandachtspunt en moeten er initiatieven komen, maar zeker voor de oudsten onder ons is er een noodzaak om de kloof te dichten. Naar een bank kunnen gaan, zelf een overschrijving doen, dat zijn elementen van menselijke waardigheid.
We zijn een interessant economisch segment en we hebben het meestal beter dan vroeger, maar toch blijkt dat vrouwen toch nog altijd meer kans hebben om in armoede te vallen?
Geerts: Absoluut. Het blijft een genderdifferentiatie. Dat zie je vaak bij alleenstaanden en mensen die uit een echtscheidingsprocedure komen. Twintig jaar geleden had je meer het profiel van mensen die heel hun leven bij hun ouders gewoond hadden, voor heel de familie gezorgd hadden en op het einde van de rit geen sociale rechten opgebouwd hadden. Dat zijn precaire situaties, die we nu minder zien. Ook vooral omdat vrouwen actiever zijn op de arbeidsmarkt, maar het blijft een issue. Het is niet dat alles opgelost is, maar we zien wel dat er qua woningbezit minder genderverschillen zijn. We hebben nu een hele grote groep van welstellenden, maar we mogen niet vergeten dat 10 à 15% zich echt in een precaire situatie bevindt. En dan heb je ook nog een groep die zich niet in armoede bevindt, maar toch niet veel marge heeft en moet rondkomen met een klein pensioen.
“Vrijwilligerswerk is in het kader van zinvolle tijdsbesteding heel belangrijk”
In het boek is er ook een hoofdstuk over vrijwilligerswerk. Ook de vrijwillige inzet van ouderen is van onschatbare waarde.
Geerts: Uit empirisch onderzoek blijkt dat het echt een verschil maakt op de levenskwaliteit. Vrijwilligerswerk is in het kader van zinvolle tijdsbesteding heel belangrijk. Mensen halen daar heel veel uit, en de samenleving heeft daar baat bij. Vrijwilligers geven aan dat het hun fysieke en psychische gezondheid een boost geeft. Ze zijn actief, hebben een gevarieerde agenda, onderhouden contacten, hebben het gevoel zinvol bezig te zijn en iets te betekenen voor anderen en voor de samenleving. En hier kan het beleid nog veel doen. Door vrijwilligerswerk van 50-plussers in de schijnwerpers te plaatsen, wordt het misschien ook mogelijk om stereotypen rond ouderen en vrouwen een stukje te doorbreken.
Een laatste vraag: als 50-plusser, ik ben zelf 57, maak je een balans op van je leven. Wat heb ik gerealiseerd en hoe ziet de toekomst er nog uit? Is dat een vorm van midlifecrisis?
Geerts: Vroeger was er veel literatuur over midlifecrisis. Dat idee is een beetje verlaten in de wetenschappelijke literatuur omdat men die existentiële crisis ook een stuk relativeert. Bij sommigen verloopt het onopgemerkt, maar die balans en crisis kunnen ook op veertig of op zestig. Het hangt ook af van de sociale context. Het kan wanneer je kinderen trouwen, je grootouder wordt of er een ouder overlijdt. Men erkent wel dat er turbulenties zijn, maar men stapt ervan af dat het voor iedereen moeilijk is. Het kan bij wijze van spreken tussen 40 en 90 zijn. Maar als je concrete plannen of projecten hebt, ben je er minder expliciet mee bezig.
Bekijk hier een kort fragment:
Meisjes van 50 en meer
Over wifty’s en granny’s
Auteur: Christel Geerts (red.)
ISBN: 9789461170231
Asp| Academic and Scientific Publishers