“Ik kies er altijd voor om in elke mens het goede te zien”
Interview met Stéphanie De Maesschalck
Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg11 nr2. Lees hier meer artikels uit de reeks ‘Onderhuids’.
Stéphanie De Maesschalck is een huisarts met een bediendecontract, een professor die naar het werk fietst, een topdokter die liefst een gewone mens voor haar patiënten wil zijn. Ze bekijkt altijd het bredere plaatje. “Wie zijn mijn patiënten als persoon, los van hun medische toestand?” Om te ontdekken wie professor De Maesschalck zelf is, mochten we aanschuiven aan haar keukentafel.
Lieve Goemaere
Waarover geef jij les aan de Universiteit Gent?
Stéphanie De Maesschalck: Ik ben lid van de vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg aan de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, en ik werk er rond diversiteit in de gezondheidszorg. Mijn doel is om onze studenten voor te bereiden op het werken in een diverse wereld.
Tijdens mijn eigen opleiding keken wij ook naar andere culturen. Ik kreeg les van antropoloog Rik Pinxten die ons een heel grondige inkijk gaf in de houding van de Navajo-indianen tegenover gezondheid. Winfried Huba, ondertussen een collega van mij, vertelde over zijn wedervaren als huisarts in de Turkse wijk van Gent. Maar de tijden zijn sindsdien heel hard veranderd natuurlijk.
We spreken niet meer over ‘de Turken’ of ‘de Marokkanen’, en diversiteit is ook geen exotisch ver-van-mijn-bedthema meer. Het gaat trouwens ook niet over: “Oh, ik ben wel geïnteresseerd in werken met migranten, hoor.” Er is geen keuze: élke hulpverlener krijgt met diversiteit te maken.
Wat breng jij je studenten bij?
De Maesschalck: Ik doceer zeker geen rocketscience. Soms denk ik: Iedereen weet dit toch? Ik hoef dit toch niet uit te leggen? Maar dat is te optimistisch ingeschat. Samen met mijn collega’s van de vakgroep leer ik onze studenten dat diversiteit niet alleen over cultuur of religie gaat, maar ook over opleiding, seksuele voorkeur, sociale factoren, gezondheidsvaardigheden …
Daarnaast breng ik hen sterk menselijke communicatie bij. Ik leer mijn studenten om af te toetsen of hun medisch jargon wel wordt begrepen door de patiënt. Indien niet, hoe kan je je boodschap op een begrijpbare manier brengen?
Nieuwsgierigheid vind ik ook belangrijk, want dat wordt in de opleiding wel eens vergeten. Je moet niet alleen benieuwd zijn naar de ziekte, maar ook naar de mens zelf. We leren studenten stilstaan bij vragen als: Wie is de persoon die voor mij zit? Wat is het verhaal van die mens en welke factoren spelen een rol in zijn of haar welzijn? Dat is soms moeilijker dan je denkt, zeker als die persoon heel erg anders is dan je zelf bent.
“Niet alleen benieuwd naar de ziekte, maar ook naar de mens zelf”
Je studenten zijn, vermoeden we, zelf geen al te diverse groep?
De Maesschalck: De meesten hebben een vrij gelijkaardige achtergrond: ik heb voornamelijk een wit publiek uit de middenklasse of de hogere klasse. Weinig divers inderdaad. Maar er bestaat ook onzichtbare diversiteit en daarom laat ik mijn studenten tijdens de eerste les medische antropologie een vragenlijst invullen: Wie ben ik? Woon ik in een huis of in een flat? Welk opleidingsniveau hebben mijn ouders? In welk land zijn ze geboren? Waar ben ik geboren? Ben ik de eerste van mijn familie die verder studeert? Moet ik mijn studies zelf betalen?
Dus vooraleer we het over de anderen hebben, laat ik hen eerst naar zichzelf kijken. Veel studenten hebben dat nog nooit gedaan. De meesten komen uit een opgeleid milieu, waar het vanzelfsprekend is om verder te studeren, boeken te lezen, hulp van je ouders bij je schoolwerk te krijgen. Dat is zeker niet voor iedereen in deze maatschappij het geval. Die andere wereld wil ik voor hen openen.
Hoe pak je zoiets concreet aan?
De Maesschalck: We werken met casussen. Stel je voor: als orthopedist krijg je Walter over de vloer die met zijn knie sukkelt. Je ziet meteen de oplossing: eerst naar de scanner, vervolgens dure inspuitingen en ten slotte misschien een ingreep. Medisch gezien: prima. Maar wie is Walter? Kan hij die behandeling wel betalen? Hoe lang wordt hij arbeidsongeschikt? Lukt het dan nog financieel voor zijn gezin? Ook die vragen zijn belangrijk.
Hoe staan je collega-professoren tegenover je vak?
De Maesschalck: Natuurlijk staat de medische kennis centraal in de opleiding geneeskunde, maar ik ben wel heel trots om aan een universiteit te werken die steeds meer oog voor diversiteit heeft. Ik heb momenteel een heerlijke opdracht aan het UZ Gent. Ik mag medelesgevers van eerder klassieke vakken trainen in diversiteit – de ‘echte’ proffen, van wie ik soms zelf een beetje bang ben. (lacht)
We nemen hun cursussen door. Heb je vooral witte mensen in je voorbeelden? Als je een Mohammed opvoert, stel je die dan als een arme drommel voor? Heeft je homoseksuele patiënt meestal een soa? Die confrontatie met hun eigen stereotypering maakt snel veel duidelijk. Op die manier komt er stap voor stap verandering, al moet ik vechten voor elk beetje budget in mijn vakgebied. Ik begrijp het ook wel enigszins: ik breng geen groots, vernieuwend project en ik ben ook niet de ambitieuze prof die luid op de tafel slaat.
“De drempel verlagen, de afstand verkleinen tussen arts en patiënt”
Je dagen zijn goedgevuld, want naast je job aan de universiteit werk je ook nog als huisarts.
De Maesschalck: Ik ben inderdaad aan de slag in het wijkgezondheidscentrum De Sleep in Gent. Wij werken daar volgens het forfaitaire systeem. In het klassieke systeem wordt de arts per prestatie betaald, en betaalt ook de patiënt zelf per consultatie. Onze patiënten engageren zich om alleen voor eerstelijnszorg naar onze praktijk te komen, en dienen in ruil daarvoor geen enkele consultatie te betalen.
Wij krijgen namelijk als praktijk een vast bedrag van het Riziv per maand per ingeschreven patiënt. Daarom is het voor ons belangrijk om een mix aan patiënten te hebben. Het is dankzij het forfait voor de jonge, gezonde mensen die we maar één keer per jaar zien dat financieel minder gegoede patiënten met complexe problematieken geregeld kunnen komen zonder zich zorgen te hoeven maken over hoeveel hen dat kost.
We vormen een multidisciplinair team van huisartsen, verpleegkundigen, diëtisten, psychologen, kinesisten, sociaal assistenten … die onderling overleggen en proberen het totaalplaatje te zien. Daarnaast werken we ook wijkgericht. We gaan na welke factoren in de buurt een impact op onze groep patiënten hebben. Stel je voor dat bewoners van bepaalde huizen opvallend vaak longklachten hebben. Wij trekken in zo’n geval op onderzoek uit, vaak in samenwerking met het OCMW en buurtwerkers. Constateren we dan bijvoorbeeld schimmel op de muren, dan proberen we dat probleem op te lossen.
Dat is een groot verschil met de traditionele huisartsgeneeskunde: wij kiezen ervoor om breder te kijken dan de individuele patiënt. Misschien zijn we een klein beetje gek, want als artsen werken we voor een bediendeloon. Hoger dan het gemiddelde loon in België, ik klaag niet, maar ik verdien bijvoorbeeld niet zoveel meer dan mijn zus die in het onderwijs werkt.
Je hebt nooit de ambitie gehad om – we zeggen maar wat – een goed verdienende dermatoloog met een dure slee voor de deur te worden?
De Maesschalck: Tot grote frustratie van mijn zoon: nee, nooit. We hebben jarenlang aan cohousing in Poperinge gedaan, en wonen sinds vorig jaar in deze rijwoning in Gent. Mijn zoon durft wel eens te klagen: “Jij en papa zijn allebei dokter. Waarom wonen wij niet in een chique villa met een grote tuin?” Maar ik heb het altijd lastig gehad met het idee van een arts die opmerkelijk rijker is dan zijn patiënten.
Ik heb ook geen statussymbolen nodig. Ik vind het goed dat mijn patiënten zien dat hun dokter ook maar een gewone mens is die ’s morgens met de fiets toekomt. Dat verlaagt de drempel, en verkleint de afstand tussen ons. Al gebeurt soms ook het omgekeerde: hoogopgeleide Irakezen die niet kunnen geloven dat ik een echte arts ben, net door die fiets. (lacht) Maar ik zou het moeilijk aan mezelf kunnen verantwoorden mocht ik bakken met geld verdienen.
Ik zie zoveel werkende armen onder onze patiënten. Europese migranten die in België mogen werken bijvoorbeeld, maar heel vaak onder mensonterende omstandigheden. Ze krijgen onzekere contracten, draaien dubbele shifts, verdienen dan nog heel weinig en hebben amper rechten. Mannen uit de vleesindustrie die met een gapende wonde langskomen: “Naaien, dokter, naaien. Toe, alsjeblieft, ik moet werken.” En ik kan dan wel aandringen om naar het ziekenhuis te gaan en de tijd te nemen om alles te laten genezen, maar dat doen ze niet. Ik weet waarom natuurlijk: niet werken is geen inkomen, en niet opdagen is je job verliezen.
Er is een ongehoorde uitbuiting op de arbeidsmarkt. En om even op mijn studenten terug te komen: ik leer hen om dat te zien, om dat te wíllen zien, ik leer hen om daarnaar te vragen.
En wat dan, als je het gevraagd hebt?
De Maesschalck: Je kan niet alles veranderen, maar het gaat om wat je op dat moment voor die ene persoon kan betekenen. Al is het maar de moeite nemen om echt te luisteren. Tijd is het mooiste dat ik mijn patiënten kan aanbieden, net als mijn oprechte en authentieke interesse in hen. Pas op, het zijn niet alleen succesverhalen, niet alles gaat altijd even gemakkelijk. Maar je zal mij nooit horen zeggen: “Ach, die mens is een sukkelaar en zal altijd een sukkelaar blijven, niets aan te doen.”
Ik heb in het opvangcentrum van Fedasil in Poelkapelle gewerkt, en ontmoette daar een vrouw met een vreselijke voorgeschiedenis die toch niet aan papieren raakte. Jammer, maar helaas, zou je kunnen zeggen, maar ik kon dat niet aanvaarden. Dus heb ik me samen met enkele mensen in dat dossier vastgebeten. We ontdekten dat haar interview op de Dienst Vreemdelingenzaken was afgenomen met een tolk die haar dialect niet sprak, iets wat hij zelf ook enkele keren in dat gesprek aangaf. Natuurlijk kwam haar verhaal ongeloofwaardig over. Men had haar niet eens begrepen, en zij de interviewer ook niet. Dus hebben we dat aangekaart en gelijk gekregen. Ondertussen is die mevrouw legaal in ons land, en perfect geïntegreerd. Haar kinderen volgen hogere studies en de jongste dochter liep al mee in de plaatselijke dorpsstoet. Alles is anders en beter geworden voor die mensen. Daarvoor doe je het toch?
We zagen een probleem en konden kiezen: doen we iets of doen we niets? Die keuze kan je elk moment van de dag maken, binnen je eigen mogelijkheden. Al geef je maar één slaapzak aan de mensen in de kampen in Duinkerke, je maakt een menselijk verschil, je doet iets van betekenis.
“Doen we iets of doen we niets? Die keuze kan je elk moment maken”
Ben je zelf actief in die vluchtelingenwereld?
De Maesschalck: Toen we nog in Poperinge woonden, op een boogscheut van Duinkerke, ging ik gedurende vier jaar maandelijks in de kampen daar langs. Ik deed dat samen met de organisatie Allemaal Mensen. Ik deel hun visie volledig: het gaat om mensen zoals jij en ik, en het gaat om kleine dingen. Samen thee drinken en daarna samen afwassen. Een spelletje spelen. Haar wassen en kappersgereedschap meenemen zodat de mannen het kunnen gebruiken.
Ik zie de samenleving verharden, maar tegelijk merk ik ook hoeveel solidariteit er is, alleen krijgt dat luik minder aandacht. Het zijn de negatieve stemmen die vaak luider schreeuwen en zich in de kijker werken.
In Duinkerke zie je het mooiste en het lelijkste van de wereld. Vrijwilligers die, against all odds, week na week naar die kampen gaan, goed en wel wetende dat alles telkens weer vernield wordt. Mensen die beseffen dat wat ze doen een druppel op een hete plaat is, en die toch niet opgeven. Mensen die daar in mensonterende omstandigheden moeten zien te overleven, en die toch altijd voor een hartelijke ontvangst zorgen en elkaar ook helpen.
Natuurlijk ben ik niet naïef. Het gebeurde dat iemand me opvallend veel medicijnen kwam vragen. Om er een handeltje mee op te starten, waarschijnlijk. Maar ook dan vraag ik me af: wie ben jij, en hoe komt het dat jij dat doet? Ik kies er altijd voor om in elke mens het goede te zien.