De virtuele revolutie: te(r)echt?
Opmars en impact van het virtuele
Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg12 nr2. Lees hier meer artikels over ‘de virtuele mens’.
“Virtueel houdt een onafhankelijkheid van plaats en/of tijd in; men kan de eigenschappen van een zaak kennen zonder dat die fysiek aanwezig is”, zo staat het op encyclo.nl te lezen. Pas die definitie toe op de virtuele mens en je krijgt zowaar bijna een god. Los zijn van tijd en plaats, het klinkt als een ultieme fantasie, terwijl het verbazend genoeg ook steeds meer dagelijkse kost wordt. Verliezen we dan wat typisch menselijk is of groeien we er net dichter naartoe?
Anne-Flor Vanmeenen
Vage grens tussen fysiek en virtueel
Weet je wat? Nooit meegaan in dat soort van binaire keuzes. Waarom zou het of-of moeten zijn? Zwart-wit? We werken onszelf daarmee zó in nesten. De wereld, die bulkt toch van het grijs? Van die nuances die de hele tijd opschuiven en veranderen al naargelang de dingen evolueren.
Neem seks bijvoorbeeld, toch een van de méést lichamelijke activiteiten bij uitstek. Wat klassieke, fysieke, zweterige seks is, weten we doorgaans wel. Maar vanaf wanneer wordt dat dan virtueel? Masturbatie – dat telt nog als echt, ja? Je raakt je eigen fysieke lichaam aan. Maar stel dat je een vibrator gebruikt? Nog steeds fysiek … Maar als die wordt bestuurd door iemand aan de andere kant van de wereld, dan is het plots cyberseks …? Of je gebruikt een pop. Fysiek toch? Gewoon een omslachtige vorm van klassieke zelfbevrediging. Maar gebruik je een nepvagina die aan een online omgeving gekoppeld is, dan is het weer – deels? – virtueel? Als jouw avatar seks heeft met een andere avatar, dan is het duidelijk. Sla je daarbij de hand aan jezelf, is het alweer grijze zone.
We moeten toegeven, toen we online op de wereld van teledildonics, autoblows en VR-porno stootten – no pun intended – vonden we het allesbehalve duidelijk waar de grens tussen fysiek en virtueel precies ligt. Al geeft het wél een heel nieuwe dimensie aan het begrip ‘hardware’ – pun intended. En we hopen ook dat de draaiingen, hoofdpijn en misselijkheid die regelmatig voorkomen bij simulaties, hier minder een rol spelen. “Vanavond niet, schat, ik heb motion sickness.” (lees verder onder de foto)
Zingeving in de virtuele wereld
Het mag duidelijk zijn dat de begrippen ‘fysiek’ versus ‘virtueel’ nogal door elkaar vloeien, zonder dat er consequent doorgedacht wordt. In elk geval lokken ze meteen ook discussies uit: zijn wij mensen wel gemaakt voor al die virtuele toestanden? Wij, zintuiglijke wezens, ontstaan ‘uit het stof der aarde’. Zijn wij niet méér dan onze gedachtewereld? Verarmt of verrijkt ons leven als we ons zo op een ‘schijnwereld’ gaan richten? Bijkomende vraag: leren we onszelf af om met de frustraties en complexiteiten van de ‘echte’ wereld om te gaan als we in de virtuele wereld steeds meer kunnen filteren of op maat werken? Evolueren we tot genotsmachines waarbij we de weerstanden die ons uitdagen en vormen, vrolijk uit de weg gaan?
Dat zou best wel eens kunnen, maar het móét niet. Misschien ligt dat dan ook aan de constitutie van de persoon in kwestie en/of aan de context. Rat Park is een graphic novel, maar ook de naam van een reeks experimenten in de jaren zeventig. Er valt veel over te zeggen, maar een deel van de conclusie bleef wel overeind: eenzame, verveelde ratten in een karige omgeving drogeerden zich te pletter, ratten in een verrijkte omgeving veel minder. Context telt. In ons geval kan je dat waarschijnlijk verruimen tot zingeving. Ergens toe behoren, sociale relevantie hebben, iets betekenisvols kunnen doen … Technologie kan dus uitnodigen tot bepaald gedrag, maar wij hebben daar ook een rol in.
Dat virtuele kan trouwens ook heel wat positieve mogelijkheden bieden. Het kan vervreemden, maar ook verbinden. De covidperiode heeft dat zeker duidelijk gemaakt. En buitengewoon praktisch is het soms ook. Zeer realistisch operaties oefenen zonder dat er levens op het spel staan bijvoorbeeld. Fantoompijn verminderen door je verwarde hersenen een neplichaamsdeel voor te spiegelen. Therapie bij fobieën waarbij je aan je grootste nachtmerrie kan wennen, maar dan zonder dat hij écht echt is. Verkoelende, pijnreducerende beelden aanbieden aan brandwondenpatiënten. (lees verder onder de foto)
Vormen van virtuele aanwezigheid
Dat laatste voorbeeld brengt ons eigenlijk op een heel interessant spoor. Er bestaan voor pijnbestrijding al heel lang fantasie- en meditatieoefeningen. Ze werken niet bij iedereen, maar er worden effectieve resultaten mee geboekt, van bevallingen tot chronische pijn. De kracht van het gedacht is groot. Eigenlijk komt het begrip ‘virtueel’ neer op twee pistes: denkbeeldig of digitaal. Er zijn dus kennelijk twee ‘machines’ in staat om werelden te verzinnen: ons brein en onze computer.
Dat brengt het virtuele misschien weer wat dichter bij onszelf. Ingebeelde werelden, die zijn wellicht al zo oud als de mensheid zelf is. Bij seks ongetwijfeld, maar net zo goed bij dat andere grote thema, de dood. Oké, we zijn nu volop aan het experimenteren met hologrammen en technologische toestanden om overledenen tóch nog een vorm van aanwezigheid te geven, maar wat doen mensen als ze naar een medium gaan? Zoeken ze dan ook niet een soort incarnatie van hun dode? Zelfs als we in plaats van geesten gewoon herinneringen oproepen … Zijn dat niet allemaal varianten op eenzelfde thema? Vormen van virtuele aanwezigheid creëren? Met die wonderlijke bedenking dat rouwen dus een proces van twee bewegingen is of wordt: een overledene binnen in jou een plek geven en dat dan ook weer uiterlijk vormgeven. Her-inneren en her-uiteren, of zoiets.
Natuurlijk, een overledene is níét de herinnering. We gaan waarschijnlijk net op zoek naar al die technologie omdat we zó graag iets meer tastbaars zouden overhouden. Wat me terugbrengt bij een boeiende én ontnuchterende vorming die ik ooit volgde. Lustig filosoferend kwamen we tot de conclusie dat wij misschien wel veel meer ‘beeld’ zijn dan we zelf denken. Wie wij zijn, is dat niet in heel grote mate hoe wij anderen toeschijnen? Wat anderen van je denken, hoe anderen je ervaren en interpreteren – en zullen herinneren, dat is meestal aanvullend maar niet overlappend met hoe wij onszelf zien. Maar hoort dat niet allemaal integraal bij wie we zíjn? Wat is échter aan ons zelfbeeld dan aan het beeld dat een ander van ons heeft?
Toegegeven, dat is een ingrijpende gedachte. Niet geheel onaangenaam, want het groeit blijkbaar uit tot onze nieuwe vorm van hiernamaals: we leven verder in gedachten als het – virtuele – ‘post-zelf’. Maar ook akelig, want als het oordeel van een ander over jou even zwaar weegt als wat jij van jezelf denkt, hoe kan je jezelf dan nog definiëren? Een lastige kwestie, maar Machiavelli, politiek filosoof uit het begin van de zestiende eeuw, had een punt als hij zich luidop afvroeg wat bijvoorbeeld het nut is van betrouwbaar zíjn als niemand je betrouwbaar víndt? Kan je dan niet beter betrouwbaar líjken? Dat is tenslotte toch hetgeen het gedrag van de anderen zal sturen.
Het oordeel van de ander kunnen we dus niet zomaar naast ons neerleggen. Misschien zijn we wel gewoon een immer evoluerende beeldencollectie? De bundeltheorie van de achttiende-eeuwse filosoof David Hume anno 2023, het klinkt behoorlijk virtueel. In elk geval: schijnen, lijken en zijn – heel vaak worden die woorden tegenover elkaar gezet, maar ze zijn verdorie meer complementair dan gedacht. (lees verder onder de illustratie)
Impact van het virtuele op het echte
Toch valt het niet te ontkennen dat de opmars van het virtuele een flinke impact heeft. Begrippen als waarheid en echtheid staan op steeds lossere schroeven. Een realitycheck op de klassieke manier is niet meer zo voor de hand liggend. Voor almaar meer virtuele aangelegenheden is er zelfs geen reële evenknie meer …
Het spel Second Life is misschien wel second, maar het wordt toch ook steeds meer een life. Mark Zuckerbergs metaverse staat voor de deur. Je kan een Dyson-apparaat in een virtuele omgeving testen om te zien of het iets voor jou is. Gucci en Nike hebben al virtuele producten – stel je voor, straks moeten we twéé modes volgen. En dan hebben we nog niets gezegd over blockchains, bitcoins en al die andere wonderen der virtuele economie.
Allemaal evoluties die duwen op het pijnpunt in onze tweedeling echt-onecht. Niet echt, dat is nep, quasi, pseudo, bijna en niet volwaardig – allemaal termen die eerder negatief geladen zijn. Wat niet echt is, is ondergeschikt. Dat zullen we niet kunnen blijven volhouden.
Bovendien verandert de virtuele wereld ook dingen ‘in het echt’. Succesvol handelen in cryptomunten heeft een reële impact op je welstand. Cybercriminaliteit is wel degelijk strafbaar. Virtuele seks kan in sommige gevallen misschien ook als overspel worden gezien en consequenties voor je relatie hebben. Als je binnen een virtueel therapieprogramma oefent om je fobie te overwinnen, dan ben je die angst als het even meezit ook écht kwijt. Meer nog, er lopen zelfs experimenten met virtuele out-of-body ervaringen om doodsangst te reduceren en het lijkt nog te werken ook. Zo existentieel kan de impact van ‘het onechte’ dus zijn …
Het gaat al lang niet meer over een spelletje spelen of een Van Gogh in 3D ervaren, er groeit een tweede parallelle wereld – deels maar niet volledig verankerd in de reële. En wij hebben er zélf de fundamenten van gelegd. Breaking news: hebben we dus toch nog een scheppingsverhaal.
Alleen, waarheid, echtheid, authenticiteit, werkelijkheid zijn complexere begrippen geworden dan ooit. Plato’s allegorie van de grot gaat in de mixer. Daar had je mensen opgesloten in een grot die naar schaduwen op de muur keken en ze als realiteit aanzagen. Daarnaast had je ook mensen die zich uit de grot vrijmaakten om buiten ‘de ware realiteit’ te zien. Kort door de bocht, want het verhaal is complexer dan dat en had een eigen agenda, maar hoe dan ook, het wordt nu wel steeds vager wat de realiteit is. Helpt de virtuele wereld ons finaal uit de grot of creëert ze een nieuwe? ‘De wereld’ lijkt goed op weg om ‘een wereld’ te worden. (lees verder onder de illustratie)
Zorgen voor voldoende bagage
Is dat intimiderend? Een beetje wel. Maar bedenk evenwel hoe álles fundamenteel veranderd is door de introductie van pakweg het schrift, de radio of de televisie. Technologie en wetenschap hebben altijd al die macht gehad om onze leefwereld totaal te transformeren. En daar kwam geen toestemming aan te pas.
Stel je voor dat de auto als uitvinding zou worden voorgesteld: je kan ineens overal en snel komen waar je wil, maar er zullen jaarlijks zoveel mensen sterven, er zal zoveel vervuiling zijn en zoveel natuur vernietigd worden … Zouden wij die prijs redelijk vinden en voor de invoering stemmen? Het punt is dat we die keuze vooraf nooit krijgen. We rollen daar gewoon vanzelf in. Dat zal met de virtuele wereld niet anders zijn.
Het kan ons ontmenselijken of vervreemden, maar uiteindelijk is het een voortzetting van een van de menselijke eigenschappen bij uitstek, de verbeelding. Het vermogen om verder te denken dan hetgeen we zien, horen, voelen. Je kan dus net zo goed zeggen dat we nu eindelijk ons potentieel aan het realiseren zijn, dat we loskomen van onze fysieke grenzen. Het transhumanisme zou het daar zeker mee eens zijn.
Maar we maken de cirkel graag rond en komen weer bij het begin: waarom zouden we moeten kiezen? Pro of contra, positief of negatief, bang of enthousiast. Zelfs zijn, schijnen en lijken vormen een zootje ongeregeld. Maar, je hoeft een terrein niet te kennen om erdoor te kunnen navigeren. Een goed kompas is voldoende. Laten we zorgen dat we als avonturiers gewoon voldoende bagage voor dit nieuwe hoofdstuk mee hebben.