fbpx
deMens.nu

Raymonda Verdyck en Freddy Mortier over het debat levensbeschouwelijke vakken

Leni Franken en Patrick Loobuyck publiceerden een opiniestuk in De Standaard en op Knack Online over de discussie rond de levensbeschouwelijke vakken.

Raymonda Verdyck en Freddy Mortier, respectievelijk voorzitter en erevoorzitter deMens.nu, reageren.

 

Levensbeschouwing als fundament: Het belang van diversiteit in zingeving en onderwijs

Raymonda Verdyck, voorzitter deMens.nu

Patrick Loobuyck en Leni Franken (DS, 27/1) gaan kort door de bocht door te stellen dat “het systeem van levensbeschouwelijke vakken wordt uitgehold om het te kunnen behouden”. In deze tijden van tekorten aan leerkrachten worden noodgedwongen oplossingen gezocht en dit zeker niet alleen wat de levensbeschouwelijke vakken betreft, die erg pragmatisch kunnen overkomen, zonder daarbij de vraag naar de visie voor de betreffende vakken te stellen.

Op de vraag van Patrick Loobuyck en Leni Franken naar wie de handschoen opneemt voor de visieontwikkeling van het levensbeschouwelijk onderwijs, is het antwoord dat de jarenlange invulling van 510de levensbeschouwelijke vakken berust op een duidelijk opgebouwde visie. Elk levensbeschouwelijk vak geeft zijn aandacht aan zingeving en bezinning, ook de vrijzinnigen met het vak niet-confessionele zedenleer. Zeker nu de interlevensbeschouwelijke dimensie in en onder die vakken een steviger plaats heeft gekregen, bereiden zij de leerlingen nog beter voor op samenleven in een seculiere, democratische en multiculturele samenleving, dan een vak voornamelijk gericht op levensbeschouwelijke geletterdheid, hersenen wars van identiteit, zou kunnen doen.

Nood aan zingeving
In tijden van polarisatie, desinformatie en extremisme is er een tastbare nood aan onderwijs dat inzet op zingeving en waardenoriëntatie. Er komt vandaag immers enorm veel af op onze jongeren. Ze groeien op in een tijd waarin de wereld razendsnel evolueert, klimaatverandering steeds meer voelbaar wordt, er mondiale conflicten woeden en sociale media hun zelfvertrouwen en eigenwaarde onder druk zetten. De Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s) kregen de afgelopen vijf jaar 40 procent meer vragen over mentaal welzijn bij scholieren. De alarmbellen gaan dagelijks af, en de wachtlijsten in de zorg blijven oplopen.
Jongeren hebben meer vaardigheden nodig om het volwassen leven in te stappen dan het oplossen van een vergelijking of het opstellen van een tekst met correcte spelling. Leerkrachten levensbeschouwing, en niet in het minst de leerkrachten zedenleer, ondersteunen de identiteitsvorming van jongeren en bieden een kader voor de (levens)vragen waarmee zij worstelen.

De waarde van levensbeschouwelijk onderwijs
Vanaf het eerste leerjaar wordt er vanuit een eigen waardenperspectief gewerkt aan wederzijds begrip. Daar komen tal van mooie projecten en verhalen uit. Loopt dat altijd even vlot? Uiteraard niet. Samenleven in diversiteit gaat met vallen en opstaan. Net daarom moeten we nu die dialoog volop de kans geven, in plaats van het roer volledig om te gooien. Binnen het GO! is men daar ten volle van overtuigd; in de derde graad wordt er vanaf dit schooljaar volop gewerkt aan projecten onder begeleiding van de verschillende levensbeschouwelijke leerkrachten.

Praktische bezwaren en oplossingen
Inhoudelijk is er veel appreciatie voor de levensbeschouwelijke vakken. Leerkrachten levensbeschouwing vormen een brugfunctie binnen de scholen. Ze treden op als vertrouwenspersoon en bieden ruimte aan de jongeren om te ventileren. Volgens een scholierenbevraging van de Vlaamse Scholierenkoepel bij 10.000 leerlingen (2023) vindt 62% van de bevraagden levensbeschouwing op school belangrijk.
De bezwaren tegen levensbeschouwelijk onderwijs zijn voornamelijk van praktische aard. Het is voor directies vaak een serieuze puzzel om de uurroosters samen te stellen. Ook van de leerkrachten wordt de nodige flexibiliteit gevraagd om op verschillende scholen aan de slag te gaan. Vanuit de levensbeschouwelijke vertegenwoordigers denken we wél graag constructief mee over hoe we deze planlast kunnen verminderen, zonder dat het ten koste moet gaan van de inhoud.

Levensbeschouwing en interlevensbeschouwelijke dialoog zijn géén bijzaak. Het is hoog tijd om hun maatschappelijk belang te erkennen én ervoor te zorgen dat elke jongere kennis kan maken met andere levensbeschouwingen. We willen jongeren niet alleen kennis meegeven, maar hen ook begeleiden in hun zoektocht naar zingeving en ethische verantwoordelijkheid. Het is aan ons, als samenleving, om deze vakken te blijven koesteren en ervoor te zorgen dat elke jongere de kans krijgt om zich te ontwikkelen tot een kritisch denkende, empathische en maatschappelijk betrokken volwassene.

Om al deze redenen vinden wij vanuit de vrijzinnig humanistische gemeenschap dat het behoud van het huidige systeem van levensbeschouwelijke vakken noodzakelijk is en dat er eerder dan de vraag naar de visie te stellen, naar oplossingen moet gezocht worden voor het (overigens brede) lerarentekort en de organiseerbaarheid.

 

Hoe alles op een hoop gooien de zindelijkheid van het debat over de levensbeschouwelijke vakken niet helpt

Freddy Mortier, erevoorzitter deMens.nu

Leni Franken en Patrick Loobuyck gooien in ‘Wat als de Kerk haar eigen vak niet meer ernstig neemt?’ (Knack Online) de problemen van het in Vlaanderen georganiseerde levensbeschouwelijke onderwijs op één hoop. Wie hun voorstellen over “hoe we levensbeschouwing vandaag op school het best ter sprake brengen” wat kent, stelt zich onvermijdelijk de vraag hoe het daar dan precies mee zit. Het bestaande onderwijs gaat uit van wat zij de GSM-functie van de leerkracht noemen: die is getuige, specialist en moderator. Zij stellen vast dat het katholiek onderwijs nu ook de getuige-functie heeft laten vallen: je hoeft niet meer gedoopt te zijn om het onderwijs te mogen geven, alleen nog christelijk bewogen. Weg de getuige-functie. De specialist-functie was al gesneuveld: de berekening luidt dat meer dan de helft van de leerkrachten een vereist diploma heeft, een kwart een voldoende geacht, en 472 geen van beide. Een kniesoor die opmerkt dat die 472 staat voor 7% en dat de rekening dus niet klopt, maar goed: er is een tekort aan de op het gepaste niveau gekwalificeerde leerkrachten. Als we natuurlijk alle vakken gaan schrappen waar men de stenen moet omkeren om nog een goede leerkracht te vinden, is de ontscholing nabij.

Religieuze geletterdheid

Maar het alternatief van Franken en Loobuyck staat er nog véél slechter voor. Waar moeten die specialisten vandaan komen die een getrouw beeld kunnen ophangen van katholicisme, orthodox christendom, islam, israëlitische godsdienst, protestantisme in allerlei vormen en gedaanten, humanisme, en weldra ook boeddhisme? En die daarnaast ook nog burgerschap en filosofie voor hun toch al gepeperde rekening kunnen nemen? Ik ken heel weinig mensen die voldoende afweten over al die tradities, die dan ook nog in allerlei versies voorkomen, om die op een beetje een getrouwe manier te kunnen overbrengen. Mensen die denken “dat zal wel meevallen”, lijden overduidelijk aan een schrijnend gebrek aan religieuze geletterdheid. Een verwijzing naar het landelijk curriculum “religie en levensbeschouwing” lost dat probleem niet op. Als je dat namelijk leest, zie je dat het ook een project inhoudt voor de vorming van nieuwe leerkrachten, waarbij twee dingen opvallen: ten eerste is de spilfiguur niet de levensbeschouwelijke allesweter met de blik van boven- en buitenaf, maar halen de Nederlanders de GSM’s weer boven; ten tweede is de voorziening van het curriculum voor scholen facultatief. Dat het curriculum facultatief zou zijn, is misschien geen probleem voor Franken en Loobuyck. Maar als je een vak wilt invoeren om religieuze ongeletterdheid te bestrijden, zal het niet helpen om dat facultatief te maken. Het bereik zal klein blijven.

Natuurlijk berust de argumentatie van de auteurs van het stuk voor een deel op het gegeven dat een meerderheid van de leerlingen in het katholiek onderwijs niet katholiek is, of zelfs niet in de buurt daarvan komt. Dat is dan een probleem voor dat onderwijs, dat zich noodgedwongen tot dialoogschool moest omvormen. Maar die geloofsdwang is niet van toepassing op het publiek onderwijs, waar de voorziening van meerdere alternatieven wel degelijk het overgrote deel van de leerlingen en hun ouders vat (maar inderdaad niet iedereen).

Nood aan visie

Waar ik het helemaal mee eens ben, is dat de huidige Vlaamse regering blijkens het regeerakkoord niet bepaald uitblinkt in visie wat betreft de levensbeschouwelijke vakken in het openbaar onderwijs. Je kunt wel decreteren – en men is goed op weg – dat er voortaan twee uur interlevensbeschouwelijke dialoog zal voorzien zijn in het basis- en secundair onderwijs, maar die twee uur ook nog zinvol maken en afdoende organiseren, is een andere kwestie. Bovendien is de GSM-functie cruciaal als je mensen ernstig wilt nemen in hun geloofsovertuiging. Het helpt echt niet van bijvoorbeeld moslimgemeenschappen het gevoel te geven dat hun overtuiging geen plaats heeft op school – nergens op school als ook het openbaar onderwijs er geen meer organiseert. Die leerkrachten vervullen een brugfunctie. Het alternatief is uitsluiting en zijn meer fundamentalistische vormen van godsdienstonderricht. Daarnaast is er ook een sociale kwestie. Ik heb het dan niet alleen over al die leerkrachten die er wél zijn voor die vakken vandaag en die de dupe dreigen te worden van warrige begeestering annex besparingsdrang bij politieke onderhandelaars. Maar ook over de onaanvaardbare discriminatie die ontstaat wanneer onderwijs in religie, meer bepaald de rooms-katholieke, door de overheid wordt betaald in privéscholen, maar onderwijs in de erkende geloofsovertuigingen door diezelfde overheid niet wordt betaald in haar eigen scholen. Dat is ongelijke behandeling – onbeschaamd.