“Sporen nalaten, ook al waaien ze weg”
Interview met Johan Verminnen
Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg6 nr1
We ontmoeten Johan Verminnen aan de vooravond van de tournee Tussen een glimlach en een traan. In zijn nieuwe album maakt hij de balans op en noemt hij zichzelf een “zanger met rust”, let wel, niet “op rust”. Rust is er ook bij hem thuis in Hansbeke, waar hij ons ontvangt. “Zijn tuin op de buiten”, zo zegt hij zelf. Tegelijk staat de liedjesmaker uit Brussel op een kruispunt in zijn leven: 65 geworden en net opa. Hoe meer het gesprek vordert, hoe meer hij erin opgaat. De vragen brengen zijn enthousiasme en sociaal engagement naar boven. Het zijn eigenschappen die Johan Verminnen blijven typeren. De machteloosheid die hij met ouder worden meer en meer voelt, kan daaraan gelukkig niets veranderen. “Respect, dat is misschien de kern en zou heel wat problemen kunnen vermijden.”
Mieke Werbrouck
Vrijheid als hoogste goed
Welke rol speelt de behoefte aan vrijheid in de keuzes die je maakte?
Johan Verminnen: Ik heb mijn droom gevolgd. Van jongs af aan maakte ik liedjes en ik ben die weg blijven bewandelen, in voorspoed en ontij. Onderweg nam ik ook andere taken op. Vrijheid betekent niet geen verplichtingen, of opstaan wanneer je zin hebt, maar controle over de verplichtingen die je wil aanvaarden. Zo richtte ik ZaMu op, een vereniging die opkwam voor zangers en muzikanten. Na hard werken bereikten we een statuut voor artiesten. Daarna was het een logische stap naar de auteursmaatschappij Sabam, want ook daar moest veel veranderd worden. Na negentien jaar en verschillende taken heb ik Sabam nu vaarwel gezegd.
Het liedje Mama, wat doen ze me aan, ze geven me een keurige baan blikt terug op dat drukke bestaan: ’s avonds zingen en overdag moeilijk werk bij Sabam. Het is niet simpel om vrij te zijn in je leven en toch plichten na te komen. De beloning is je droom te kunnen volgen, en je plaats te leren kennen, je plaats te verwerven. Dat is voor mij vrijheid. Het leuke is dat die inspanningen ook opleveren, je verandert millimeters. De eeuwige roem bestaat niet, dat moet je relativeren. Een zanger is soms één liedje dat in het geheugen gegrift blijft. Dat is al veel.
“De eeuwige roem bestaat niet,
dat moet je relativeren”
Welke beperkingen buiten je wil of controle om blijven je bij?
Verminnen: In de taken die je opneemt, zitten ook de beperkingen van je eigen kunnen. Constant word je daarmee geconfronteerd. Toen Jan Hautekiet en ik met ZaMu begonnen, wilden wij absoluut iets doen aan het statuut van artiesten. We vochten tegen muren en het duurde elf jaar om een opening te vinden. Ook artistiek ondervond ik mijn beperkingen. Ik heb gezwoegd aan mijn muziek en soms ben ik niet tevreden met het resultaat. Als je idealen hebt, krijg je weerstand, ontgoochelingen en dalen. Ik heb het nooit anders geweten.
Je kan ontmoedigd worden en daar moet je tegen vechten. Ik gebruik dan altijd een groot cliché. Elke dag moest ik door een van de langste tunnels van de ring rond Brussel rijden. Dan dacht ik iedere keer: het kan twintig minuten duren, maar aan het eind van de tunnel komt het Rogierplein. Eigenlijk is dat het symbool voor mijn leven. Altijd wist ik, ondanks ellende, dat er een eind is aan die tunnel. Als je dat opgeeft, zou je jou wentelen in negativisme. Je moet sterk zijn, maar dat ben je niet altijd. De naam van mijn eerste kleinkind is Boas, in het Hebreeuws betekent dat sterk. Ik hoop dat hij sterk genoeg is om vol te houden. Want het is een marathon, het leven.
Je verblijft vaak op je appartement in Oostende. Welke rol speelt de zee voor jou tijdens de marathon van het leven?
Verminnen: Al sinds mijn kindertijd heeft de zee een grote aantrekkingskracht op mij. De zee is het verlangen. Verlangen heb je nodig in je leven, het is belangrijker dan bezit. Bezitten is dikwijls een ontgoocheling. In een verlangen ben je nooit ontgoocheld, al komt het misschien nooit uit. Op de hoestekst van m’n laatste cd staat: “Ach, de zee, ik vaar altijd met haar mee op schepen die nooit aankomen.” Dat is een andere manier om uit te drukken wat verlangen is, en eigenlijk ook vrijheid. Je denkt dat een schip vrij is, maar het gaat altijd ergens naartoe. Ik vaar op schepen die nooit zullen aankomen, dat besef ik heel goed.
“Verlangen heb je nodig
in je leven”
Hoe is het om te leven met het besef dat je nooit aankomt?
Verminnen: Gelukkig zijn er genoeg plezierige momenten om je op te vrolijken onderweg, momenten van verbondenheid. Zoals veel artiesten heb ik een innerlijke noodzaak om me te uiten, als een manier om te overleven. Ik heb het geluk dat te kunnen doen, te kunnen optreden. De verbondenheid die je kan creëren in een zaal, is beter dan het honorarium dat je krijgt.
Eén voor allen, allen voor één
Wat is er veranderd voor artiesten, volgens jouw ervaringen bij ZaMu en Sabam?
Verminnen: Door het artiestenstatuut kan een artiest nu op twee manieren werken. Als een zelfstandig ondernemer, wat vroeger niet mocht, en als een werknemer, zoals de meesten. Bij een interimkantoor met een Kunstenloket heeft een artiest een fictieve werkgever en bouwt hij sociale zekerheid op. Het statuut is nog onvolkomen, met een heleboel voorwaarden die je zou kunnen aanscherpen en verbeteren. Het is nu aan iemand anders om die taak op zich te nemen, maar weinig jonge mensen hebben goesting daarvoor.
Wat is er nog veranderd? Artiesten zijn mondiger geworden. Er bestaan allerlei verenigingen waarbij ze zich aansluiten en waarmee ze druk kunnen uitoefenen. Toch engageren ze zich te weinig en zijn ze te veel bezig met zichzelf als persoon. Dat is een ziekte van de tijd. Zo zijn de sociale media een zegen, en tegelijk een verarming. Via sociale media bereikt een artiest een enorm publiek. Tegelijk ontbreekt persoonlijk contact, elkaar zien en vertellen waarmee we bezig zijn. Mensen communiceren zogezegd, maar delen eigenlijk de essentie niet meer.
Welke invloed had de tijd waarin jij werd geboren?
Verminnen: Ik kom uit een totaal andere tijd, een maatschappij waarin het katholicisme en grote gezinnen de standaard waren. Met vijf kinderen thuis waren wij zeker geen uitzondering. De overheersing van het katholicisme maakte alles logisch. De pastoor preekte over welke stem je moest uitbrengen en de Christelijke Volkspartij zat altijd in de regering. De katholieke scholen waren heel goed georganiseerd en je werd daarin gedrukt, net zoals in de jeugdbewegingen, en elders …
Ik heb mij moeten bevrijden van het juk van het algemene denken van mijn tijd. Ik heb een strijd moeten leveren, op school, overal. Mijn kleinzoon is geboren in een andere maatschappij en zal waarschijnlijk een vrijzinnige opvoeding krijgen. Hij zal helemaal niet de moeite ondervinden die zijn opa ondervond. Hij zal ook een strijd moeten leveren, maar een andere. Zo leefde er in mijn tijd meer een groepsgevoel, je behoorde tot de groep of niet. Dat is een groot verschil met vandaag.
Durven denken
“Ik roeide op tegen de stroom”, zo zing je inderdaad. Van wie kreeg je dat mee?
Verminnen: Dat gebeurt allemaal niet zo bewust. Ik geloof in onbewuste reacties, die ongetwijfeld wel een oorzaak hebben. Van wie komt de invloed? Dan moet ik over mijn vader vertellen, een simpele man die niet mocht studeren maar die niet dom was. Van hem kreeg ik mijn sociaal engagement mee, mijn verenigingswil. Mijn vader was een vriend van Jozef Cardijn, de deken van Laken en een soort Daens van het Brussel van toen. Cardijn kwam vaak bij ons eten. Daarvan herinner ik mij ongelooflijke scènes. Een bedelaar belde aan om geld te vragen. Cardijn zei dat hij geen geld kon krijgen, maar wel de tomatensoep met balletjes die op het menu stond. Zelfs zijn schoenen zag ik hem eens weggeven.
M’n vader werkte ook mee aan de Katholieke Werklieden Bond, die een enorme betekenis had vroeger. Ik kom uit een katholiek nest en heb me daaruit bevrijd, maar bepaalde dingen heb ik onthouden. Zo kunnen vrijzinnigen vaak een les leren van het verenigingsleven van katholieken. Vrijzinnigen verenigen zich niet zo graag. Het staat bijna in hun geheugen gegrift dat ze individueel zijn. Maar ik ben voor een stuk mijn vader, tegen wie ik me altijd heb verzet. Zo ben ik voorzitter van alle verenigingen in Brussel die met het Brussels dialect te maken hebben. Dat levert niets op, maar het geeft voldoening. Het enthousiasme dat ik heb, zoals ik ook tijdens dit interview in de dingen kan opgaan, dat komt van mijn vader. Ik heb het nooit beseft, tot hij dood was.
Welke zijn jouw wapens om je te verzetten?
Verminnen: Dan schrijf ik liedjes. Ik treed op, ik kan mij uiten. Dat is wat veel mensen te kort hebben. Een van m’n vrienden werkt bij de politie en heel soms zegt hij iets over zijn werk. Hij stelt vast – en daar staan velen te weinig bij stil – dat er in de gemeenten Molenbeek en Anderlecht een gebrek aan communicatie is geweest met de meerderheid van de bevolking. Door hen te behandelen als gettomensen, groeiden frustraties. Je kan die frustraties doorbreken door te praten, te handelen.
De Vaartkapoen is een gemeenschapscentrum in het hartje van Molenbeek. Misschien had men dat centrum moeten steunen en vergroten om activiteiten te organiseren met de inwoners. Bovendien zijn de politieagenten in Brussel vaak stagiairs die van overal komen en geen enkel contact met de bevolking hebben. Er is een totale vervreemding, en misschien is het te laat. Hoe moet ik reageren? Ik ben in Molenbeek gaan optreden. Dat was een fantastische namiddag.
Is het anders om na de aanslagen een lied als Brussel te spelen?
Verminnen: Het lied heeft nu een totaal andere dimensie. Zo kreeg ik een dag na de aanslagen in Brussel een video van expats uit Amerika. Allemaal, van Texas tot New York, hadden ze een Belgische vlag aan hun huis gehangen met als enige boodschap het lied Brussel. De Brusselse vervoersmaatschappij vroeg mij of ze mijn intro van Brussel mocht gebruiken. Natuurlijk, daarvoor moet ik geen geld hebben. Als het niet te laat is … Dat is het pijnlijke. Ik word ouder, stel dingen vast en voel me hoe langer hoe machtelozer. Ik, die altijd dacht dat de tunnel maar twintig minuutjes duurt, ik begin daaraan te twijfelen.
Mijn liedjes zijn mijn wapens, maar die zijn niet sterk genoeg. Ik ben niet meer de tekstschrijver van de jongeren. Muzikanten als Wannes Cappelle en Tourist LeMC – die ik allebei bewonder – moeten het nu doen. We leven in een maatschappij waarin alles, zoals media en reclame, gericht is op jongeren. Gedeeltelijk terecht en gedeeltelijk onterecht. Ik ben 65 en voelde nog nooit zo sterk als nu dat je wordt geklasseerd en weggegomd. Terwijl oudere mensen andere rollen zouden kunnen krijgen, als bronnen van wijsheid binnen de maatschappij, of inspringen voor jonge mensen … Ik begrijp het niet. Dat is het gevoel van onmacht dat in mij leeft.
“Mijn liedjes zijn mijn wapens”
Atheïst tot in de kist
Als het aan jou ligt, blijf je een artiest tot in de kist?
Verminnen: Ik denk dat mensen talenten en taken hebben. Ik ben vrijzinnig, maar kan hiervoor zeker verwijzen naar de bijbel. Steek je talenten niet in de grond, maar gebruik je vaardigheden, ook voor anderen. Zet je geld niet op een spaarrekening, maar gebruik het om dingen te realiseren. Ik kan het niet eenvoudiger uitleggen.
En atheïst tot in de kist?
Verminnen: Daarop kan ik niet positief antwoorden. Wel vrijzinnig tot in de kist, maar met een groot respect voor mensen die wel in een opperwezen geloven. Zoals mijn moeder, die me vroeg om haar geloof niet af te nemen. Haar geloof was de leuning van de trap waaraan ze zich vastpakte om naar de slaapkamer te gaan en de volgende dag verder te leven. Moet ik dan zeggen tegen anderen dat ik het niet eens ben met de god in wie ze geloven?
Ik denk aan de Italiaanse zuster die ik in Kameroen ontmoette en die zich haar hele leven inzette om jongeren met een handicap te helpen. Als je naast een zuster met zo’n groot ideaal zit en je denkt dat je een atheïst moet zijn, daar gaat het niet om. Om maar te zeggen dat je opvattingen beperkt zijn en dat je respect moet hebben. Respect, dat is misschien de kern en zou heel wat problemen kunnen vermijden.
Voor wie maak je de balans op van jouw leven?
Verminnen: De balans maak ik op voor mezelf, in de hoop dat die positief is voor de mensen die ik nalaat. Sporen nalaten, ook al waaien ze weg. Zelf heb ik het niet meer kunnen zeggen tegen mijn vader, misschien zal dat later ook zo zijn. Ik hoop dat mijn dochter dan achteraf tegen haar zoon kan zeggen: “Jouw opa heeft veel fouten gemaakt, maar hij had een bepaalde visie die de moeite waard is.”