fbpx
deMens.nu

Geen gebrek aan kritische dialoog bij niet-confessionele zedenleer

Opgelet! Dit is een gearchiveerd bericht. Het is mogelijk dat er belangrijke afbeeldingen, links en/of video’s ontbreken.

Betreft reactie op: Opinie Patrick Loobuyck: Onderwijs dient niet om betere gelovigen te maken Jongeren leren alleen maar over religie door een vak dat op theologie is gebaseerd en alleen maar de door gelovige mag gegeven worden of door vrijzinnigen die weleens een ongenuanceerde visie op religie en gelovigen in de hand werkt volgens Patrick Loobuyck. Dat laatste is een erg subjectieve waarneming. Het klopt wel dat de leerkrachten niet-confessionele zedenleer duidelijk werken vanuit een vrijzinnig humanistisch perspectief. Dit gebeurt wel steeds in een geest van actief pluralisme. Een levensbeschouwelijk vak kan immer slechts gegeven worden door iemand met dezelfde levensbeschouwing. Anders krijgt men een verborgen curriculum. Jongeren hebben net nood aan een geëngageerd vak waar ze ondersteuning krijgen om hun eigen levensbeschouwing verder uit te diepen en kritisch te analyseren. Dat kritisch denken is nu net de basis van het vak niet-confessionele zedenleer waar het principe van het vrij onderzoek centraal staat. Hoewel duidelijk vrijzinnig humanistisch geëngageerd, wordt het vak zeker niet ongenuanceerd gegeven. Loobuyck heeft niet helemaal ongelijk wanneer hij praat over de problematische eenzijdige visie en het gebrek aan kritische reflectie binnen de verschillende lessen godsdienst. Wat hij wel vergeet te vermelden is dat er al geruime tijd ook aandacht gaat naar de interlevensbeschouwelijke competenties in het kader van dialoog en samenwerking tussen de verschillende levensbeschouwingen op school. Waar de inspectieleden van niet-confessionele zedenleer trouwens mee aan de basis van staan. Alle instanties van de leerkrachten tekenden een engagementsverklaring dat ze ook binnen hun vakken aandacht zullen besteden aan die competenties en de dialoog. Deze dialoog wordt gevoerd met respect voor de universele mensenrechten. In de praktijk bezoeken de klassen ook al de verschillende levensbeschouwingen en biedt het de leerling de kans hierover te reflecteren. De leerkrachten zedenleer en vrijzinnig humanistische consulenten constateren trouwens eveneens dat de opvattingen van islamleerkrachten (en andere) vaak problematisch zijn tegenover bijvoorbeeld homoseksualiteit of evolutietheorie. Maar de leerlingen staan gelukkig wel open om mee in debat te gaan. Jongeren worden meer uitgedaagd om kritische te denken en in dialoog te gaan met andersdenkenden dan gedacht door Loobuyck. Uiteraard moeten we ons ook hoeden voor leerkrachten die weinig of niet kritisch genoeg geïnformeerd zijn. Verdere dialoog tussen de verschillende instanties van de levensbeschouwingen is hiervoor noodzakelijk om zo vanuit een geëngageerd vak levensbeschouwelijke kennis door te geven. Voor meer informatie en reacties: Voorzitter en woordvoerder, Sylvain Peeters Tel 0475 42 84 66 voorzitter@demens.nu Betreft reactie op: Opinie Patrick Loobuyck: Onderwijs dient niet om betere gelovigen te maken Jongeren leren alleen maar over religie door een vak dat op theologie is gebaseerd en alleen maar de door gelovige mag gegeven worden of door vrijzinnigen die weleens een ongenuanceerde visie op religie en gelovigen in de hand werkt volgens Patrick Loobuyck.Dat laatste is een erg subjectieve waarneming. Het klopt wel dat de leerkrachten niet-confessionele zedenleer duidelijk werken vanuit een vrijzinnig humanistisch perspectief. Dit gebeurt wel steeds in een geest van actief pluralisme. Een levensbeschouwelijk vak kan immer slechts gegeven worden door iemand met dezelfde levensbeschouwing. Anders krijgt men een verborgen curriculum.Jongeren hebben net nood aan een geëngageerd vak waar ze ondersteuning krijgen om hun eigen levensbeschouwing verder uit te diepen en kritisch te analyseren. Dat kritisch denken is nu net de basis van het vak niet-confessionele zedenleer waar het principe van het vrij onderzoek centraal staat. Hoewel duidelijk vrijzinnig humanistisch geëngageerd, wordt het vak zeker niet ongenuanceerd gegeven. Loobuyck heeft niet helemaal ongelijk wanneer hij praat over de problematische eenzijdige visie en het gebrek aan kritische reflectie binnen de verschillende lessen godsdienst. Wat hij wel vergeet te vermelden is dat er al geruime tijd ook aandacht gaat naar de interlevensbeschouwelijke competenties in het kader van dialoog en samenwerking tussen de verschillende levensbeschouwingen op school. Waar de inspectieleden van niet-confessionele zedenleer trouwens mee aan de basis van staan. Alle instanties van de leerkrachten tekenden een engagementsverklaring dat ze ook binnen hun vakken aandacht zullen besteden aan die competenties en de dialoog. Deze dialoog wordt gevoerd met respect voor de universele mensenrechten. In de praktijk bezoeken de klassen ook al de verschillende levensbeschouwingen en biedt het de leerling de kans hierover te reflecteren. De leerkrachten zedenleer en vrijzinnig humanistische consulenten constateren trouwens eveneens dat de opvattingen van islamleerkrachten (en andere) vaak problematisch zijn tegenover bijvoorbeeld homoseksualiteit of evolutietheorie. Maar de leerlingen staan gelukkig wel open om mee in debat te gaan. Jongeren worden meer uitgedaagd om kritische te denken en in dialoog te gaan met andersdenkenden dan gedacht door Loobuyck. Uiteraard moeten we ons ook hoeden voor leerkrachten die weinig of niet kritisch genoeg geïnformeerd zijn. Verdere dialoog tussen de verschillende instanties van de levensbeschouwingen is hiervoor noodzakelijk om zo vanuit een geëngageerd vak levensbeschouwelijke kennis door te geven. Voor meer informatie en reacties:Voorzitter en woordvoerder,Sylvain PeetersTel 0475 42 84 66voorzitter@demens.nu