fbpx
deMens.nu

Help, mijn zonen hebben geen leraren!

Rolmodellen nodig voor ontwikkeling

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg9 nr3

Er heerst een vrouwencultuur in het onderwijs, vooral in het lager. De trend zet zich voort in het secundair, met een lichte meerderheid aan vrouwelijke leerkrachten. De vrees leeft dat dat een invloed op de ontwikkeling van jongens heeft. Is die bezorgdheid terecht? We vragen het aan Peter Vanthuyne en Els Poublon, allebei vroeger leerkracht niet-confessionele zedenleer en nu directeur in het secundair onderwijs. En toepasselijk: een man en een vrouw.

Mieke Werbrouck

Peter Vanthuyne
Els Poublon

Peter Vanthuyne is dertien jaar directeur van het GO! Technisch Atheneum Ieper.

Els Poublon is sinds een jaar directrice van het GO! Atheneum Diksmuide.

 

 

 

Hoe is de verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke leerkrachten in jullie team?

Peter Vanthuyne: Bij ons zijn er net iets minder mannen. Bijna alle algemene vakken worden door vrouwen gegeven. Bij de praktijkvakken, en zeker die uit de ‘harde’ sector zoals elektriciteit en houtbewerking, zijn het mannen. Zonder de praktijkvakken zou vijfennegentig procent van de leerkrachten vrouw zijn.

Els Poublon: Ons team telt veertig procent mannelijke leerkrachten. Voor de praktijkvakken, bij ons de slagerij, zijn het ook voornamelijk mannen. In de eerste graad met vooral algemene vakken staan inderdaad maar twee leraren. In de hogere graden ligt dat anders, fiftyfifty bij de algemene wetenschappelijke vakken. Zelfs bij andere algemene vakken zijn er mannen. Misschien omdat een deel van het korps in de derde graad Wetenschappen-Wiskunde iets ouder is.

 

Hoe evolueren die aantallen in de tijd?

Peter: In de dertien jaar dat ik directeur ben, zie ik minder en minder mannelijke sollicitanten, zeker voor algemene vakken. Bij twee evenwaardige kandidaten, een vrouw en een man, kies ik voor de man voor het evenwicht in het korps.

 

Welke verschillen merk je tussen mannelijke en vrouwelijke leerkrachten?

Peter: Dat is heel individueel. Als ik een uitspraak over mannelijke leerkrachten doe, gaat dat eigenlijk over te weinig collega’s op school. Maar volgens mij is er wel degelijk een andere aanpak. Net door hun zeldzaamheid zijn leraren bovendien meestal populair bij de leerlingen. Niet dat ik mijn korps door allemaal mannen zou vervangen. Dan krijg je hetzelfde, een tekort aan female touch.

 

“Kiezen voor het onderwijs verwacht bovenal een sociaal engagement, van vrouwen én mannen”

 

Waarin ligt die female touch?

Peter: Een mannelijke leerkracht ziet meer door de vingers. Hij tilt minder zwaar aan situaties die zich in een klas kunnen voordoen.

Els: Dat relativeringsvermogen hangt ook samen met de mate van organisatie. Sommige vrouwelijke collega’s zijn sterk georganiseerd, wat eveneens de druk verhoogt. Als dan niet alles perfect loopt …

Peter: Pubers handelen niet zoals jij het verwacht. Mannelijke collega’s hebben meestal minder stress als iets niet loopt zoals gepland. Dus raken ze ook minder snel geïrriteerd als ze hun organisatie moeten omturnen.

Els: Opnieuw met de gereserveerdheid dat dat heel individueel is. We moeten duidelijk zijn dat veralgemenen moeilijk is.

Peter: Kiezen voor het onderwijs verwacht bovenal een sociaal engagement, van vrouwen én mannen. Tussen hun lessen zie ik ook inhoudelijk absoluut geen verschil, wel in de aanpak.

 

Waarom kiezen minder mannen voor een job in het onderwijs?

Peter: Onderwijs behoort tot de zachte sector.

Els: Wat vroeger anders was, het is een perceptie door de maatschappij.

Peter: Waarschijnlijk omdat we van de strenge leerkracht naar de coach en begeleider geëvolueerd zijn.

Els: Het sociale aanzien van een leerkracht is niet meer zo groot. Ik ben ervan overtuigd dat er daardoor minder mannen voor het onderwijs kiezen.

Peter: Dat geloof ik ook.

 

Hoe lok je een leraar? © Joris Snaet – De Standaard, 21 februari 2020

 

Welke invloed heeft het op leerlingen dat ze minder les van mannen krijgen?

Peter: In onze ontwikkeling hebben we rolmodellen nodig. Voor jongens is dat iemand van hetzelfde geslacht naar wie ze kunnen opkijken, de held. In onze basisschool met 340 leerlingen is er één meester in het derde leerjaar, een voetbalfreak. De jongens genieten van zijn mannelijke onbezonnenheid en humor, waardoor ze jongens kunnen zijn. Al is het maar over voetbal praten, terwijl de juffrouwen – fantastische leerkrachten op zich – daar niet in geïnteresseerd zijn.

Els: Een diversiteit aan mannen is daarbij belangrijk. Als je maar één leraar hebt, krijg je maar één beeld. Terwijl er veel verschillen tussen mannen zijn – net als bij vrouwen. Zeker in het lager leren kinderen te weinig verschillende types van mannen kennen. In het secundair is het eerder dat leerlingen bij mannelijke leerkrachten vlugger ergens mee wegkomen.

Peter: Ik heb geen enkele moeite met de guitige rakker, de knaap met de jongensstreken. Een mannelijke leerkracht rolt daarbij eens met de ogen, terwijl een vrouwelijke collega er zwaarder aan tilt. Dat is onbewust, hè, je vindt het niet grappig als vrouw. Als man denk je terug aan wat je in je puberteit zelf uitspookte.

Els: Relativeringsvermogen moeten we aan eigen ervaringen koppelen. Leerkrachten kunnen zich beter inleven in wat er soms in een klas gebeurt als ze die ervaring zelf hebben.

 

“Voor jongens is het belangrijk om mannelijke rolmodellen te hebben. Voor meisjes is het even belangrijk om te zien dat er verschillende types van mannen bestaan”

 

Leerlingen spiegelen zich aan de ervaringen en identiteit van leerkrachten?

Peter: Het gaat inderdaad over de ontwikkeling van je eigen identiteit. Als je omgeving je constant op je streken wijst, begin je je af te vragen of je echt zo erg bent.

Els: Door leerkrachten kan je ook aan je eigen kleine kring ontsnappen, doordat je blik wordt verruimd. Ze tonen welke andere mogelijkheden en keuzes er zijn dan die die je zag en leerde in je eigen gezin. Voor jongens is het belangrijk om mannelijke rolmodellen te hebben. Voor meisjes is het even belangrijk om te zien dat er verschillende types van mannen bestaan.

 

“De diversiteit man/vrouw is ook belangrijk voor het team. Bij een gezond evenwicht tussen beide geslachten is het samenleven in de leraarskamer harmonieuzer”

 

Zijn er naast de verschillende rolmodellen voor leerlingen nog redenen om meer mannen in de klas te hebben?

Peter: De diversiteit man/vrouw is ook belangrijk voor het team. Bij een gezond evenwicht tussen beide geslachten is het samenleven in de leraarskamer harmonieuzer.

Els: De scherpe kantjes aan beide zijden worden wat afgevlakt.

Peter: Dat is van een niet te onderschatten belang. Als de sfeer in de leraarskamer goed zit, zit hij goed op de klasvloer.

 

Bron: Els Consuegra – Eos Blogs, 25 november 2016

 

Het aantal mannen onder leerkrachten neemt toe naarmate de sociale status van de categorie leerkrachten stijgt. In het kleuteronderwijs is 97 procent van de leerkrachten vrouw. Voor leerkrachten aan de universiteit is dat percentage gezakt tot 13 procent (gewoon hoogleraren).

In het Vlaamse secundair onderwijs komen er hoe langer hoe meer vrouwelijke leerkrachten.

De afwezigheid van mannelijke leerkrachten in het leerplichtonderwijs heeft geen negatieve effecten op de schoolprestaties van meisjes noch jongens. Wel is het voor de beeldvorming bij leerlingen belangrijk dat er genoeg diversiteit in het leerkrachtenteam is.

Els Consuegra studeerde onderwijskunde aan de Vrije Universiteit Brussel. In 2015 promoveerde ze met haar onderzoek naar genderdiscriminatie in de klas.

 

Dat er soms mannen voor de klas staan, is ook gewoon leuk, zowel voor de leerlingen als voor het team?

Peter: Bepaalde pedagogische onderwijsstromingen – vooral de psychologische school – pleiten er nochtans weer voor om jongens en meisjes van elkaar te scheiden, omdat ze dan beter presteren. Wat ik op zich al idiotie vind, want niemand functioneert alleen, ook niet in het latere professionele leven. Leren samenleven met genderdiversiteit en diversiteit in het algemeen, is veel waardevoller voor de toekomst. Het GO! (gemeenschapsonderwijs, red.) volgt die sociologische school volledig. Die discussie ligt mee aan de basis van onze onderwijshervorming.

Els: Uiteindelijk is de hervorming die eraan komt wel voor een groot stuk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat stelt dat we heterogene groepen moeten maken. Dat is de basis van de huidige eerstegraadsmodernisering, in plaats van leerlingen op jonge leeftijd te splitsen.

Peter: Omdat blijkt dat jongeren uit milieus waarin onderwijs minder belangrijk is door de anderen naar boven worden getrokken.

Els: In IJsland bijvoorbeeld zitten alle leerlingen samen tot ze zestien of zeventien jaar zijn. Pas dan kiezen ze wat ze later willen doen.

Peter: In het politieke compromis blijft het rigide en hiërarchische onderscheid tussen ASO, TSO en BSO (algemeen, technisch en beroepssecundair onderwijs, red.) jammer genoeg nog altijd structureel ingebed. Van een meerderwaardigheidsgevoel in het ene naar een minderwaardigheidsgevoel in het andere, met alle watervalletjes die altijd naar beneden stromen.

 

“Meer aandacht en respect voor diversiteit, daarmee leren omgaan en het zien als een meerwaarde”

 

Terwijl ik onthoud: diversiteit, zowel bij de onderwijshervorming als bij de rolmodellen voor leerlingen.

Els: Dat is het kernwoord. Meer aandacht en respect voor diversiteit, daarmee leren omgaan en het zien als een meerwaarde.

 

Niet-wetenschappelijke navraag bij twee zonen

Heb je liever een man of een vrouw voor de klas?

Aden, derde leerjaar, krijgt turnles van een man, en op vrijdag staat er een man voor de klas: “Soms heb ik liever een man en soms liever een vrouw. Ik heb vooral graag dat ze goed gehumeurd zijn. Dan zijn ze minder streng als we iets niet weten of niet kunnen.”

Otis, derde kleuterklas, krijgt alleen turnles van een man: “Ik heb nog nooit een man in de klas gehad. Ik wil liever Marleen, haar ken ik al.”