fbpx
deMens.nu

Longread: Chantal Mouffe – Over het politieke

Dr. A. Vannieuwenburg
Licentiaat moraalwetenschap (UGent) en doctor in de Metajuridica (ULeiden).

 

De bestorming van het Capitool in de VS kreeg wereldwijde aandacht. De vraag is niet enkel hoe de Amerikaanse democratie uit dit alles komt, meer dan dat is het belangrijk te zoeken naar oorzaken. In een reactie op de rellen merkte politiek filosofe Mouffe op dat: “The problem is not democracy, the problem is there is not enough of it. The centre pushes politics to the fringes where it festers and is manipulated by cynical populists.” Indien de politieke elite op zoek wil gaan naar de verantwoordelijken, lijkt het raadzaam dat deze dus eerst even naar zichzelf zou kijken. Praten óver de arbeidende klasse wil inderdaad niet zeggen dat men ook praten kan mét de arbeidende klasse. En … te veel consensus werkt verstikkend. Reden om stil te staan bij het gedachtegoed van Chantal Mouffe.

 

Waarom democratie nood heeft aan antagonisme

Chantal Mouffe is een politiek filosofe van Belgische origine. Zij doceerde aan heel wat universiteiten, waaronder Harvard en Princeton.

Mouffe is een product van wat ik maar kort door de bocht ‘de jaren zestig’ noemen zal, te verstaan als de periode van studentencontestatie, het linkse engagement en dito agit en prop.  Haar denken sluit echter eerder aan bij wat we de postmarxistische traditie in de sociale wetenschappen kunnen noemen, dan bij dat wat wij van een exponent van de ‘68-beweging’ zouden verwachten.  Zo verwerpt zij o.a. het economisch determinisme en de klassenstrijd. Samen met Ernesto Laclau schreef zij in 1985 het ophefmakende boek “Hegemony and Socialist Strategy”. In dit werk bleek duidelijk hoezeer zij afweek van de klassieke theorie.

In haar werk zijn verwijzingen te vinden naar Carl Schmitt en zijn werk “Der Begriff des Politischen”. Voor Carl Schmitt is de essentie van politiek terug te brengen tot conflict en samenwerking ten gevolge van onverenigbare doelstellingen of belangen. Zij overstijgt echter Schmitt. Zij werkt aan een radicaal en democratisch model voor een pluralistische samenleving.

Chantal Mouffe introduceert in haar boek “Over het politieke” het concept “antagonistisch pluralisme” als motor voor een radicalere democratie. Het is een onverholen kritiek op de liberale democratische theorie zoals die van Rawls of Habermas.  Zij pleit voor het verlaten van de overtuiging dat, na het verdwijnen van totalitaire systemen en de grote verhalen, de strijd definitief gestreden is. De overheersende gedachte is immers dat partijpolitieke conflicten tot het verleden behoren en dat consensus nu bereikbaar is langs de weg van de dialoog: “Dankzij de globalisering en de universalisering van de liberale democratie hebben we nu uitzicht op een kosmopolitische toekomst die vrede en welvaart brengt met inbegrip van een wereldwijde eerbiediging van de mensenrechten”.

Aangezien de vrije wereld over het communisme zegevierde en er bovendien een verzwakken van de collectieve identiteiten kan worden vastgesteld, is volgens sommigen een wereld zonder vijanden binnen bereik gekomen. De klassieke links-rechtstegenstellingen zijn atavismen en problemen zijn oplosbaar via dialoog. Politiek is verworden tot een rationeel proces. Het consensusmodel staat voorop. Er is geen andere optie. Mouffe verwerpt dit: “Een dergelijk verlangen getuigt van een totaal gebrek aan begrip van wat er in de democratische politiek op het spel staat, van de dynamiek bij de constitutie van politieke identiteiten, en het draagt, zoals we zullen zien, bij tot een verslechtering van het in de samenleving bestaande antagonistische potentieel.”

Agonisme boven antagonisme

Ware democratie impliceert het bestaan van keuzemogelijkheden en instellingen die in staat zijn beleidsbeslissingen door te drukken. Het consensusmodel werkt verlammend, het laat geen keuzemogelijkheden toe en het ondermijnt het vertrouwen van de burger. Mouffe is van oordeel dat men moet durven erkennen dat niet alle geschillen op een rationele manier kunnen worden beslecht. Dit is zelfs gevaarlijk.

Belangrijk is dus dat men het conflict, de botsing tussen de standpunten, beheersbaar maakt. Conflicten moeten dan ook worden voorzien van een legitieme uitdrukkingsvorm. Uit de tegenstelling, uit de spanning, groeit de identiteit, de politieke identiteit.  Zij heeft het over agonismen: “In plaats van te proberen instellingen in het leven te roepen die door middel van zogenaamde “onpartijdige” procedures alle conflicterende belangen en waarden zouden verzoenen, zouden democratische theoretici en politici zich moeten richten op de vorming van een levendige “agonistische” publieke sfeer van geschil waar verschillende hegemoniale politieke projecten tegenover elkaar kunnen worden geplaatst,” schrijft zij dan ook.

Haar redenering is dat wanneer er geen kanalen beschikbaar zijn via welke conflicten een agonistische vorm zouden kunnen aannemen, deze conflicten de neiging hebben zich op antagonistische wijze te manifesteren. Tot elke prijs moet worden vermeden dat de botsing ontspoort en onbeheersbaar wordt. Agonisme moet dan ook verkozen worden boven antagonisme.

Naast het benadrukken van het belang van keuzemogelijkheden en de beheersbare confrontatie van standpunten is Mouffe van oordeel dat democratie nood heeft aan passie als tegengewicht voor de verstikkende rationaliteit. “De fout van het liberale rationalisme – stelt zij – is dat het de door de collectieve identificaties gemobiliseerde affectieve dimensie veronachtzaamt en van de veronderstelling uitgaat dat die zogenaamd “archaïsche” hartstochten wel zullen verdwijnen naarmate het individualisme en het proces van de rationaliteit voortschrijden”.

Hier onderscheidt zij, refererend naar Spinoza, de passie die een beroep doet op de angst en de passie die een beroep doet op de hoop. Dit is het verschil tussen gepassioneerde politiek die geen perspectieven biedend de tegenstander wil uitschakelen en de gepassioneerde inzet voor meer rechtvaardigheid.

De essentie van de politiek is dus de confrontatie, de polarisatie. Een samenleving waarin dit niet meer kan, is een samenleving waarin repressie hoogtij viert. De pensée unique verdraagt immers geen kritiek, tolereert niet dat instituties, machtsrelaties aan kritiek onderworpen worden en in vraag worden gesteld. De conflictvrije samenleving kan dan ook niets anders zijn dan het product van een totalitair regime.

De postpolitieke visie, die het politieke bedrijf sinds de val van het communisme en het verdwijnen van de grote verhalen kenmerkt, is zeer gevaarlijk voor de democratie.

Dit concept van democratie wordt daarenboven, mede door de globalisering en de universalisering, geëxporteerd en als het enige geldige alternatief voor alle bestaande systemen vooropgesteld. Vrede en rechtvaardigheid wereldwijd verspreid, liggen blijkbaar voor het rapen. De werkelijkheid is anders. De talrijke conflicten tonen aan dat dit recept niet aanslaat, meer nog: dat het in zich de kiemen van vele conflicten draagt.

Komt erbij dat één gedachtestroming haar heerschappij heeft weten te maskeren door haar belangen met die van de mensheid te vereenzelvigen. De enige manier om de hegemonie van één gedachtestroming, één overheersend systeem te voorkomen is het streven naar een multipolaire wereld, met het juiste evenwicht tussen de bijvoorbeeld verschillende regionale polen, waardoor een pluraliteit aan hegemoniale krachten mogelijk is.

Laten wij de visie van Mouffe verder uitdiepen

Mouffe maakt het onderscheid tussen ‘de politiek’ en ‘het politieke’. Het begrip “politiek” refereert volgens haar dan naar concrete politieke handelingen en instellingen. Het “politieke” heeft dan betrekking op het wezenlijke. Hier divergeren de invullingen.

Voor Hannah Arendt bijvoorbeeld is het politieke een ruimte van vrijheid en publiek debat. De leidende gedacht is vaak dat men binnen de politieke arena enkel zoeken moet naar overeenkomsten. Het politieke verwordt dan tot een verzameling technische en procedurele kwesties.

Deze in de democratietheorie dominante rationalistische en individualistische benadering, die o.a. collectieve identiteiten miskent, weerhoudt ons ervan vragen te stellen die cruciaal zijn voor de democratische politiek.

Deze benadering is niets anders dan een poging om het politieke te vernietigen. Het politieke kan, aldus Mouffe, echter nooit tenietgedaan worden, omdat het zijn kracht kan ontlenen aan de meest uiteenlopende menselijke inspanningen: “iedere religieuze, morele, economische, ethische of andersoortige tegenstelling transformeert zich in een politieke tegenstelling als ze krachtig genoeg is om mensen effectief te groeperen overeenkomstig het schema van vriend en vijand”. Dit kan men niet onderdrukken.

Dit “wij-zij” is essentieel voor het politieke. Het pluralisme negeren is destructief voor de democratie. (Zij neemt hier afscheid van Carl Schmitt, die betoogde dat er binnen een democratische politieke gemeenschap geen plaats is voor pluralisme.)

Wel belangrijk is te vermijden dat deze identiteit voedingsbodem voor de uitschakeling van de andere wordt.  Dit is het geval wanneer de “zij” opgevat worden als degenen die de identiteit van de “wij” ter discussie stellen en als zodanig deze in hun bestaan bedreigen. “Vanaf dat moment, aldus Chantal Mouffe, wordt, zoals het geval van de desintegratie van Joegoslavië laat zien, iedere vorm van “wij-zij-relatie”, zij deze religieus, etnisch, economisch of anderszins, de locus van het antagonisme.”

Het wij-zij-verhaal moet op een andere manier gestalte gegeven worden. Het is echter illusoir te geloven dat dit antagonisme volledig verbannen kan worden. Naast antagonisme moet men zich ook bewust zijn van hegemonie. Iedere orde, iedere keuze, zo stelt zij, steunt op het uitsluiten van andere mogelijkheden. Wat op een gegeven moment voor de natuurlijke orde wordt aangezien – in samenhang met de daarmede gaande common sense – is het resultaat van gesedimenteerde praktijken. Er is echter altijd de mogelijkheid dat andere mogelijkheden die onderdrukt werden, op een bepaald moment, worden gereactiveerd. De voor ons belangrijke waarden moeten permanent verdedigd worden. De postmoderne mens is in feite een onbezorgde adolescent.

Essentieel is dan ook een getemde, beheersbare, niet-destructieve vorm van antagonistische relatie tot stand brengen. Om als legitiem te worden aanvaard moet een conflict een dergelijke vorm aannemen zodat de politieke verbondenheid tussen mensen niet wordt vernietigd.

Tussen de illusie van de perfecte harmonie en het destructieve conflict ziet Chantal Mouffe dus een derde soort relatie: de agonistische relatie. Is het antagonisme een wij-zij-relatie waarin vijanden tegenover elkaar staan die geen enkele gemeenschappelijk basis hebben, het agonisme is een wij-zij-relatie waarin de conflicterende partijen de legitimiteit van hun opponenten erkennen, ook al zien ze in dat er voor hun conflict geen rationele oplossing bestaat. Ze zijn “tegenstanders”, geen vijanden.

Elias Canetti

Dit betekent – aldus Chantal Mouffe – dat ze, hoewel ze met elkaar in conflict verkeren, elkaar zien als behorende tot dezelfde politieke gemeenschap, als deelhebbend aan een gemeenschappelijke symbolische ruimte waarbinnen het conflict kan plaatsvinden en beslecht zal worden. Zij citeert hier Canetti die in “Masse und Macht” het heeft over het parlementaire systeem: het tellen van de stemmen is het eind van de veldslag.

Het verzwakken, het kneden van de parlementaire instellingen en processen, is dan ook gevaarlijk. Antagonismen worden hierdoor niet gebannen, meer nog: ze worden versterkt.

Mouffe besteedt uitgebreid aandacht aan het verschijnsel “massa”. Samen met Elias Canetti is zij van oordeel dat de aantrekkingskracht van de massa niet iets archaïsch of premoderns is dat met de vooruitgang van de moderniteit zal verdwijnen. Integendeel. Het is – en hier vinden we ook Freudiaanse elementen terug – een essentieel onderdeel van de psychologische natuur van de mens. De weigering, zo stelt zij, om deze neiging te erkennen, staat aan de oorsprong van het met de rationalistische benadering gegeven onvermogen om in het reine te komen met politieke massabewegingen, die zij veeleer beschouwt als een uitdrukking van irrationele krachten of een “terugkeer van het archaïsche”. Hebben we eenmaal ingezien dat we altijd ontvankelijk zullen blijven voor de aantrekkingskracht van de “massa”, dan zullen we de democratische politiek op een andere manier moeten benaderen: we zullen ons moeten afvragen hoe deze neiging te mobiliseren zonder dat daardoor de democratische instellingen bedreigd worden.

Het verwerpen van het bestaan van tegenstellingen, het sublimeren van tegenstellingen en de hedendaagse nadruk op consensus, liggen mede aan de oorzaak van de desinteresse in het politieke gebeuren. “Mobilisering vereist politisering, maar politisering kan niet bestaan zonder het beeld op te roepen van een wereld van conflicten, met tegengestelde kampen waarmee mensen zich kunnen identificeren en die de politieke mobilisering van hartstochten binnen het spectrum van het democratische proces toelaat.”

Chantal Mouffe bekritiseert dan ook de “gevoelsafschaffers”, zijnde de theoretici die de hartstochten uit de politiek willen verbannen en betogen dat de democratische politiek enkel moet worden begrepen in termen van rationaliteit, matiging en consensus. Consensus dient met dissensus gepaard te gaan. Hartstochten moeten een democratische uitlaatklep hebben.

Hoe, wanneer wij eenmaal aanvaard hebben dat antagonismen bestaan en dat dit gegeven negeren destructief is, deze wij-zij-verhouding vormgeven? Chantal Mouffe gaat hierbij nader in op het concept “agonistische” relatie. In een agonistische relatie erkennen de conflicterende partijen de legitimiteit van hun opponent en zijn zij zich bewust dat er voor hun conflict niets steeds een rationele oplossing bestaat. Een goed functionerende democratie zorgt ervoor dat afwijkende meningen erkend worden.

Als de politieke grenzen vervagen – hetgeen sinds de val van het Sovjetmodel met het opschuiven van links naar centrumrechts een feit is – en kleurloos pragmatisme de bovenhand krijgt, leidt dat tot onvrede met de politieke partijen en zullen zich andere typen van collectieve identiteiten ontwikkelen, in de sfeer van nationalistische, religieuze en etnische vormen van identificatie.

Wat dus nodig is, is een consensus over de voor de democratie constitutieve instituties en over de ethisch-politieke waarden die bepalend zijn voor de politieke gemeenschap, vrijheid en gelijkheid voor allen. Tezelfdertijd zal men moeten aanvaarden dat er altijd een verschil van mening bestaat over de betekenis ervan en de wijze waarop ze in de praktijk moet worden gebracht. Ware democratie vereist eveneens het aanvaarden dat tegen-hegemonische praktijken enigszins een plek krijgen. Hartstocht is inherent aan het politieke.

Om dit te illustreren gaat Mouffe gaat dieper in op de stellingen van Ulrich Beck en Giddens. Beiden ontwikkelden theorieën die onder de noemer “voorbij het conflictmodel” te vatten zijn. De hoofdthese van Beck en Giddens is dat er in posttraditionele samenlevingen geen in termen van wij-zij-vorm geconstrueerde collectieve identiteiten meer bestaan, hetgeen betekent dat de politieke grenzen verdwenen zijn. Een van de werken van Giddens draagt de titel “Beyond Left and Right”.  Zijn idee voor een vernieuwde sociaaldemocratie van de zogenaamde Derde Weg (naast kapitalisme en communisme), heeft ingang gevonden in de politiek van New Labour van Blair.

De klassieke links-rechtsopsplitsing of de verdeling tussen progressieven en conservatieven zijn betekenisloos geworden. We zijn daarenboven allen wereldburgers geworden. De oude tradities, de bestaande zekerheden, bestaan niet meer. We moeten leren leven met risico’s. De verantwoordelijke burger is geboren. In België werd dit vertaald in de theorie van de “Actieve Welvaartsstaat”, de verzoening tussen de sociaaldemocratie en het liberalisme.

In plaats van het terrein te zijn waar een debat tussen links- en rechtsgeoriënteerde vormen van politiek plaatsvindt, ontaarde politiek in ‘spinning’, aldus Mouffe. Aangezien er tussen partijen geen fundamenteel verschil meer bestaat, zullen deze proberen hun producten te verkopen door middel van uitgekookte marketing en met behulp van reclamebureaus, dixit Mouffe.

Het gevaar dat in het model van Beck en Giddens schuilt, is dat zij alle opponenten catalogeert als fundamentalisten, traditionalisten of conservatieven. Deze reactionaire krachten, die duidelijk niet inzien dat de loop van de geschiedenis vastligt en onomkeerbaar is, dienen te worden geweerd. Ze zijn dan ook geen tegenstanders maar vijanden. En vijanden worden niet toegelaten tot het democratische spel. Mouffe merkt hierbij op dat Beck en Giddens in feite zelf een uitsluiting scheppen door een onderscheid te maken tussen de modernen en de traditionalisten.

Beck, Giddens en consorten zitten fout. Hoe kunnen ze bijvoorbeeld verklaren dat, geheel in tegenspraak met hun thesen over het einde van collectieve identiteiten, zoveel mensen in moderne samenlevingen zich aangetrokken voelden tot partijen die appelleerden aan schijnbaar “archaïsche” vormen van identificatie zoals het “volk”.  De opkomst van populistische en/of rechtse partijen en dito groeperingen en het terrorisme tonen aan dat het naïef was dit te denken.

De door hen aangereikte verklaringen voor de plotselinge uitbraak van populistische sentimenten zijn daarenboven zwak te noemen. Klassieke verklaringsmodellen zijn het “onverwerkt” verleden of reacties van ongeschoolde, voor demagogie vatbare kiezers uit de lagere sociale klasse.

Maar, zo argumenteert Mouffe, in plaats van de oorzaken te zoeken in tekenen van “achterlijkheid”, zij het in de geschiedenis van het land of in de sociale status van het electoraat, moeten we onze aandacht richten op de tekortkomingen van de grote gevestigde politieke partijen.  Zo kan vaak niet voorbij worden gegaan aan het feit dat het extremistische gedachtegoed soms een alternatief voor de verstikkende consensus van het midden blijkt te zijn.

De burger rekent af met de bestaande elite. “Wat de nationale politiek betreft,” stelt zij, “ben ik van mening dat de grote aantrekkingskracht van de anti-establishment partijen haar oorzaak vindt in het onvermogen van de gevestigde democratische partijen om duidelijke alternatieven te bieden, en dat ze alleen kan worden begrepen in de context van de tegenwoordig zo wijdverbreide consensuspolitiek.”

Anders gesteld: het ontbreken van de mogelijkheid om zich te identificeren met een politiek project, het weren van elke dissidentie, het vereren van de politiek correcte omerta, heeft een leegte gecreëerd.

De gevolgen zijn duidelijk op maatschappelijk vlak: als de traditionele partijen niet bij machte blijken, of weigeren een collectieve identiteit beschikbaar te stellen, dan komen ze naar alle waarschijnlijkheid in andere vorm aan bod. Dit is o.a. de populistische politiek die collectieve identificatiemogelijkheden van hoog affectief gehalte biedt. Immers: “wanneer de democratische politiek niet meer in staat is mensen rond welbepaalde politieke projecten te mobiliseren en er zich toe beperkt de noodzakelijke voorwaarden voor het probleemloos functioneren van de markt veilig te tellen, dan zijn voor politieke demagogen de omstandigheden rijp om stem te geven aan de frustratie van het volk.”

Meer nog, onomwonden stelt Mouffe: “het wordt hoog tijd om te beseffen dat het succes van de populistische partijen in belangrijke mate berust op het feit dat deze partijen, zij het ook op zeer problematische wijze, werkelijk democratische eisen articuleren die door de traditionele partijen niet in aanmerking worden genomen.”

Daar een rationalistisch discours het conflictmodel niet kon tolereren, werd het moreel discours naar voren geschoven. Voordeel van deze benaderingswijze was dat op die manier, de in diskrediet gebrachte partijen vrijgesteld werden van enig diepgaand onderzoek naar de eigenlijke oorzaken van het ongenoegen. Hier verwijst Mouffe naar François Flahaut die deze vorm van zelfidealisering onder de naam “puritanisme van het goede gevoel” onderzocht. Volgens Flahaut is dit soort zelfidealisering in ons utilitaristische en rationalistische tijdperk de enige nog resterende mogelijkheid om aan de eigen middelmatigheid te ontsnappen, het kwaad van zich af te werpen en een vorm van heroïsme te ontdekken.

Niet te verwonderen dat het moraliserende een steeds grotere rol speelt in onze postpolitieke samenleving. Bijkomend voordeel is dat op deze wijze elke argumentatie overbodig is. Bezwaren hoeven niet weerlegd te worden. De verkettering volstaat. “Spelen we het politieke spel in het register van de moraal,” stelt Mouffe, “dan kunnen antagonismen geen agonistische vorm meer aannemen.  Inderdaad, als we opponenten niet in politieke maar in morele termen definiëren kunnen we ze niet als “tegenstanders” maar slechts als vijanden zien. Met de “kwade anderen” kunnen we niet agonistisch debatteren, we moeten ze uit de weg ruimen.”

Het weigeren van de toegang tot het agonistische debat of het ontbreken van kanalen om op directe en geformaliseerde wijze te participeren, heeft ertoe geleid dat gefrustreerde groepen individuen en groepen (vooral wanneer ze hun eigen regeringen als onwettig en hen vijandig gezind beschouwen) hun toevlucht genomen hebben tot verschillende vormen van burgerlijk verzet, zowel vreedzaam als gewelddadig. “Het globale terrorisme staat aan de gewelddadige kant van dit spectrum van transnationaal protest.”

Het universalistische globalistische discours, dat poneert dat de vooruitgang van de menselijke beschaving de vestiging van een wereldeenheid impliceert, een eenheid met als blauwdruk het westerse model, zal niet tot vrede en vooruitgang leiden. Integendeel de feiten wijzen uit dat dit leidt tot wat we een botsing der beschavingen kunnen heten. “Het terrorisme verbrijzelt de illusies van universalistische mensenvrienden en idealisten die menen dat antagonismen kunnen worden uitgebannen dankzij de eenmaking van de wereld die te bereiken zou zijn door een transcendering van het politieke, van alle conflict en negativiteit.”

Een conflict beslechten met in het achterhoofd het gegeven dat de vijand uitgestoten is en moet blijven, opent vaak de deur voor onmenselijke praktijken. De morele vijand kan moeilijk, zo niet nimmer, politieke tegenstander worden.

Mouffe is evenmin onvoorwaardelijk voorstander van een uitkleden van natiestaten ten voordele van grotere politieke entiteiten of internationale instituties. De opgedrongen kosmopolitische democratie kan bij haar op weinig begrip rekenen of zoals zij stelt: “Tegen de kosmopolieten zal ik staande houden dat we het ten diepste pluralistisch karakter van de wereld moeten erkennen en zal ik pleiten voor de vestiging van een multipolaire wereldorde.”

Dit wil niet zeggen dat Mouffe tegen internationale samenwerking is. Zij twijfelt ook niet aan de goedbedoelde intenties van de diverse pleitbezorgers van het democratisch kosmopolitisme. Zij maakt echter voorbehoud en is zeer voorzichtig omdat nu al te merken is hoe moeilijk het voor de burgers is om politieke beslissingen te betwisten. Als voorbeeld verwijst zij naar de enorme machtsongelijkheid onder de VN-leden en de frustraties die hieruit voortvloeien.

Dat het mogelijk zou zijn te komen tot een kosmopolitische democratie met kosmopolitische burgers die dezelfde rechten en plichten hebben, is volgens Mouffe vrij onwaarschijnlijk. “Het gevaar van zulke rechten zonder dragers is dat men ze kan gebruiken om de bestaande democratische rechten van zelfbestuur uit te hollen, zoals wanneer burgermaatschappelijke instellingen de nationale soevereiniteit in naam van het globale belang ter discussie stellen.”

Zou zo’n project ooit gerealiseerd worden, dan zou, volgens Mouffe, het alleen maar de wereldhegemonie van een overheersende macht kunnen betekenen. Het is daarom dringend geboden de illusie van een verenigde wereld op te geven en te werken in de richting van de totstandkoming van een multipolaire wereld. Verwijzende naar Massimo Cacciari verduidelijkt zij dat dit betekent toe te werken naar de grondvesting van een internationaal rechtssysteem dat gebaseerd is op de idee van regionale polen en culturele identiteiten, die zich, met behoud van hun volle autonomie, onderling verbinden. De poging om ons model op te leggen zou de lokale conflicten van verzet echter verveelvoudigen. Hier en daar (zie bv. Venetië) ontstaan nieuwe vormen van federalisme, waarbij politieke besluitvorming ook op de niveaus van regio’s en van steden kan plaatsvinden.

Zijn er dan geen grenzen aan het pluralisme

Mouffe is zich maar al te zeer bewust van de gevaren van een letterlijk en figuurlijk grenzeloos pluralisme.

Niet alle in een maatschappij geformuleerde eisen kunnen immers als legitiem worden beschouwd en het is zo dat, onvermijdelijk, bepaalde aanspraken geweerd zullen moeten worden uit het agonistische debat.

Bij wijze van voorbeeld zou kunnen verwezen worden naar de Caïro-verklaring van de mensenrechten in de islam en meer bepaald naar het artikel 24 dat stelt dat “Alle rechten en vrijheden genoemd in deze Verklaring zijn ondergeschikt aan de Islamitische sharia.”

“Het pluralisme dat ik bepleit,” schrijft zij, “verlangt dat we onderscheid maken tussen aanspraken die als deel van het agonistisch debat aanvaard dienen te worden en die welke daarvan moeten worden uitgesloten.”

Aanspraken, meningen, revindicaties worden enkel geweerd omdat ze de voor de democratie onontbeerlijke instituties zouden kunnen uitschakelen. M.a.w. enkel die aanspraken die het agonistische debat voeden worden aanvaard, d.w.z. dat het een democratische samenleving toekomt diegenen die de fundamentele instituties van deze samenleving ter discussie stellen niet als legitieme tegenstanders te behandelen.

Voor Mouffe dient een agonistisch debat dus te worden gevoerd binnen een symbolische ruimte, te zien als de ruimte met een consensus over de ethisch-politieke waarden van vrijheid en gelijkheid voor allen, en dissensus over de interpretatie van deze waarden.

Daarom is het, volgens haar, noodzakelijk het onderscheid te maken tussen zij die deze waarden ronduit verwerpen en diegenen die ze aanvaarden en tegelijk over de interpretatie ervan met ons in discussie willen gaan. Maar, de grens tussen het legitieme en het illegitieme is en blijft een politieke beslissing en dus “steeds vatbaar voor tegenspraak”.

Als dusdanig erkent zij ook hier het diepgaande pluralistische karakter van de wereld en de fundamentele onoplosbaarheid van waardenconflicten. Er zal steeds sprake zijn een “onenigheid”. Er zijn dus geen verworvenheden. Alles van waarde wordt waardeloos als het niet elke dag beschermd wordt.

Het multiculturele debat en rechtspluralisme

Rechtspluralisme kan niet tot norm worden zonder het voortbestaan van de democratische politieke gemeenschap in gevaar te brengen. “In een democratische maatschappij dienen de burgers ervan zich te binden aan een reeks gemeenschappelijke ethisch-politieke beginselen die gewoonlijk in een grondwet zijn omschreven en in een wettelijk raamwerk verankerd liggen en ze kan het naast elkaar bestaan van tegenstrijdige legitimiteitsprincipes in haar midden niet toelaten.”

Zij is dan ook een tegenstander van het toestaan van uitzonderingen aan deze of gene categorie van mensen. Dergelijke systemen (zij verwijst bv. naar het “milletsysteem” van zwang in het Ottomaanse rijk) “zijn onverenigbaar met de uitoefening van het democratische staatsburgerschap dat gelijkheid voor alle burgers postuleert”.

Wat de universaliteit van de mensenrechten betreft, roept zij op om te onderzoeken of in andere samenlevingen er geen functionele equivalenten bestaan voor dat wat wij mensenrechten noemen. Anders gesteld: “Als we aanvaarden dat het bij de mensenrechten om de waardigheid van de mensen gaat, dan is het evident dat we deze vraag op tal van manieren kunnen beantwoorden”.  Volgens haar is het belangrijk om ruimte te scheppen voor een pluraliteit van legitieme interpretaties.

Dit vinden wij ook terug in haar visie over Europa: “Een werkelijk politiek Europa kan (mijns inziens) slechts bestaan in relatie tot andere politieke identiteiten, als deel van een multipolaire wereld. Andermaal een pleidooi om te vermijden een uniforme machtsstructuur op te dringen, maar te erkennen dat er lokale democratiemodellen bestaan. Daarom zullen we,” stelt zij, “wanneer we het democratische project willen verdedigen en radicaliseren, het politieke in zijn antagonistische dimensie moeten erkennen en de droom van een verzoende wereld, die macht, soevereiniteit en hegemonie te boven zo zijn gekomen, opgeven.

Tot daar enkele van de centrale elementen in het denken van Chantal Mouffe.

Blijft de vraag wat het belang van haar analyse en de waarde van haar oplossingen is

Mouffe nodigt ons uit na te denken over de stand van zaken van het politieke. Het democratische politieke systeem wordt volgens haar van binnenuit bedreigd. De postdemocratie stimuleert de depolitisering en het gebrek aan interesse voor het politieke is creëert een ernstig legitimiteitsprobleem.

In dit zogeheten postpolitieke tijdperk, aldus Mouffe, hebben conflicterende ideologieën plaatsgemaakt voor een overlegstructuur. Het politieke bedrijf doet niet meer aan politiek, maar aan management: het implementeert overal waar het kan het consensusdenken en laat je dus verweesd achter met de keuzevrijheid tussen Pepsi en Coca Cola.

Democratie wordt heden ingevuld als de eerbiediging van de rechten van de mens en van de rechtsstaat, waarbij de idee van de volkssoevereiniteit als achterhaald wordt gezien. Chantal Mouffe stelt echter vast dat het huidige recept, zowel nationaal als internationaal, niet aanslaat.

Mouffe benadrukt – verwijzende naar Carl Schmitt – dat conflicten een inherent deel van een samenleving zijn. Mouffe is evenwel van oordeel dat men antagonismen sturen kan. Een pluralistische samenleving wordt hierdoor mogelijk. En anders dan de liberale democratie, die de antagonismen uit de weg gaat door of de economische consensus (aggregatie) of de morele consensus (deliberatie) op te leggen, meent Mouffe dat ware democratie erbij wint wanneer het antagonismen weet om te vormen tot agonismen.

Mouffe merkt hierbij fijntjes op dat het postpolitieke bestel daarenboven over enkele onaangename repressieve kantjes beschikt.  Het door would-be verlichte technocraten poneren van een rationele en universele consensus maakt niet enkel elke discussie onmogelijk, het zorgt er ook voor dat wie het waagt tegen de visie van deze zelfverklaarde elite op te komen kans loopt gedemoniseerd te worden. Door het streven naar consensus wordt het politieke debat gemeden. Goede democraten weten zich een identiteit aan te meten door uitsluiting van de kwaadaardige extremisten. Het verplichte correcte unisono discours moet echter de machtsgreep van politieke elites verbergen. Er is sprake van een kolonisering van het politieke door correcte belangengroepen diverse aard.

Dit is de kern van het democratisch deficit: wanneer een samenleving de confrontaties uit de weg gaat, of deze nu sociaal dan wel economisch zijn, of deze nu te maken hebben met vraagstukken rond religie of diversiteit, dan legt zij de kiemen voor alternatieve identificaties, voor plaatsvervangende claims.  Niet verwonderlijk dus dat in westerse democratieën populistische bewegingen een elan kennen. In de wereld uit dit zich bijvoorbeeld in radicaal, of religieus, fundamentalisme.

Niet de liberale democratie op zich is slecht, zo Mouffe, maar haar almacht, haar berusting, haar schrijnende gebrek aan realiteitszin. Ware democratie moet assertiever zijn. Wil men de liberale democratie redden, dan moet met het bestaan van verschillen aanvaarden. Enkel door de erkenning van de onenigheid kan dit worden gekeerd. De reflexieve modernisering heeft alle antagonisme willen verbannen. De consensus werkt verstikkend. Ware democratie schept de voorwaarden voor de antagonistische confrontatie. Heftige confrontaties zijn onvermijdelijk doch moeten worden getolereerd mits zij spelregels aanvaarden. De symbolische ruimte is haar redmiddel. De vraag is of alle vijanden echter bereid zijn de rol van vriendelijke vijand op te nemen. Willen de vijanden wel de democratie of willen ze deze enkel gebruiken? Dit is de achilleshiel in het denken van Mouffe.

Hoe dan ook: haar werk is een terechtwijzing van zij die menen dat politiek zonder passie kan. In tegenstelling tot wat heden vast is te stellen, pleit zij ervoor om op gepassioneerde wijze van mening te verschillen en antagonismen te aanvaarden.

———