Geloof in Frankrijk: tussen doodsstrijd en wederopstanding
Dr. A. Vannieuwenburg
Diverse onderzoeken geven aan dat Frankrijk een van de meest geseculariseerde landen in Europa is. De ontkerstening is sinds decennia een trend in Frankrijk. West-Europa is trouwens meer geseculariseerd dan Oost-Europa, met uitzondering evenwel van Italië en Portugal. Naast Nederland, Zweden, Tsjechië, het voormalige Oost-Duitsland en België is het een van die naties waar mensen die zich zonder religieuze overtuiging verklaren het talrijkst zijn. Globaal genomen is religiositeit sterker in landen met een orthodoxe of islamitische meerderheid. Protestantse of biconfessionele landen (vb. Zwitserland, Duitsland) zijn eveneens meer geseculariseerd. De achteruitgang van een geloof in God, typerend voor West-Europa, dringt nu ook door in Noord-Amerika.
Le rapport des Français à la religion
Eind september 2021 werden de resultaten van het onderzoek “Le rapport des Français à la religion : sondage exclusif Ifop pour l’Ajir” bekendgemaakt. Ajir (Beroepsvereniging van Journalisten van Informatie over Religies), is de oudste professionele persvereniging (°1920) in Frankrijk.
Het onderzoek (steekproef onder 1018 mensen, representatief voor de bevolking 18 jaar en ouder) geeft niet enkel een inkijk in de geloofsbeleving/-praktijk van de Fransen anno 2021, men krijgt ook een beeld van de wijzigingen gedurende de voorbije decennia, alsook een idee van de geloofsaanhang en – praktijk binnen deelpopulaties. De representativiteit van de steekproef is gewaarborgd door de quotamethode (geslacht, leeftijd, beroep van de respondent) na stratificatie per regio. De populatie werd verdeeld in een aantal strata en de de onderzoeker zocht gericht naar respondenten die hiertoe behoren.
De relatie van de Fransen tot religie
De Ifop-studie stelde vast dat in 2021 een meerderheid van de Fransen niet langer in God gelooft (51%). In 1947 verklaarde 66% van de Fransen van zichzelf gelovig te zijn. In 2004 was dit teruggevallen tot 55%. De Fransen praten ook steeds minder over religie, of het nu met familie is (38% doet het van tijd tot tijd, daling met 20 punten i.v.m. 2009) of met hun vrienden (29%, daling met 20 punten). Het onderzoek stelt dat steeds minder respondenten oordelen dat religies ankerpunten, zekerheden, waarden doorgeven aan de jongeren.
Wanneer men het geloof in een God binnen leeftijdscategorieën onderzoekt kan worden vastgesteld dat dit redelijk gelijk verdeeld is binnen alle leeftijdscategorieën tussen achttien en vierenzestig jaar (het stijgt echter nooit boven de 48%). Gaat men de leeftijdscategorie vijfenzestig jaar en ouder bekijken dan stijgt dit tot 60%. Vrouwen van alle leeftijdscategorien zijn doorgaans religieuzer dan mannen (54% versus 45%). Wie zich als ongelovig definieert behoort tot de zogenaamde “catégories dites supérieures” van de bevolking: wie een diploma heeft, een hoger opleidingsniveau bereikte, is minder gelovig. Linkse kiezers zijn ongeloviger, terwijl wie eerder rechts stemt, vaker geloviger is.
De onderzoekers merken echter op dat het moeilijk is om een onderscheid te maken tussen het gebrek aan interesse zonder meer dan wel of men het praten over bepaalde geloofsaangelegenheden uit de weg gaat, omdat men vermijden wil gevoelige kwesties aan te raken (met potentiële conflicten tot gevolg).
De onderzoekers verduidelijken ook dat werd vastgesteld dat ook de categorieën, de definities zijn geëvolueerd. Werd enkele jaren geleden een praktiserend iemand gedefinieerd als een persoon die elke zondag naar de mis ging, dan gaat het nu om een gelovige die één keer per maand een cultus bijwoont. Het zich gedragen naar de algemeen geldende regels en opvattingen, de zgn. orthopraxie is hoog onder moslims, veel hoger dan onder andere religies. Opmerking: de steekproef liet niet toe op sluitende wijze de mate van orthopraxie van Joodse gelovigen in Frankrijk sluitend te meten.
Socioloog Pierre Brechon, emeritus-hoogleraar aan Sciences-Po Grenoble schat dat de groep “zonder religie” nu 50 tot 60% van de Franse bevolking vertegenwoordigt en onderscheidt drie subgroepen: overtuigde atheïsten, pragmatische atheïsten (religieus onverschilligen) en marginalen van het geloof.
De Franse hoogleraar Guillaume Cuchet ziet dit alles als het resultaat van een evolutie die aanvangt in de 50er jaren van de vorige eeuw: de jaren 1950: de wervingscrisis; de jaren 1960: crisis van de praktijk; de jaren 1970: crisis van het katholicisme. Elk van deze crisissen voedde zich met de vorige en versterkte de volgende. De recente schandalengolf en de vaak “voorzichtige” reacties van de religieuze authoriteiten zorgden en zorgen nog steeds voor onvrede.
Boeddhisme in de lift
Het christendom telt in Frankrijk hoe dan ook nog steeds aanhangers en het is er de meest beoefende religie. Men stelt echter ook vast dat het aantal aanhangers van het Tibetaans boeddhisme in Frankrijk groeit. Als mogelijke verklaringen schuift men naar voor dat het boeddhisme de voorkeur krijgt omdat het, net als elders in het Westen, de reputatie heeft een levensbeschouwing zonder God te zijn. Het wordt gepercipieerd als zijnde minder beperkend, het kent geen clerus, is zonder hiërarchie en het lijkt zich beter aan te passen aan hedendaagse behoefte aan levensbeschouwelijke invulling.
47% van de Fransen is van oordeel de boodschappen en waarden van het christendom echter nog steeds relevantie hebben en hetzelfde percentage oordeelt dat religies een positieve bijdrage kunnen leveren aan grote maatschappelijke debatten (bio-ethiek, economie, familie, enz.). 68% van de Fransen is dan weer van oordeel dat religies een meerwaarde kunnen zijn voor jongeren en garant kunnen staan waardenoverdracht (respect voor anderen, tolerantie, vrijgevigheid, verantwoordelijkheid). 54% is van oordeel dat alle religies gelijkwaardig zijn.
Het imago van paus Franciscus is verslechterd, vooral onder niet-praktiserende katholieken. De kiezers van het Rassemblement national (tot juni 2018 bekend als het Front national, beweging die streeft naar het verenigen van de rechtse stromingen in Frankrijk) zijn van oordeel dat de paus de waarden van het katholicisme onvoldoende verdedigt. De kiezers van de andere partijen gaan niet zo ver in hun analyse. Het oordeel van katholieken over de verdediging van de waarden van hun religie door paus Franciscus is duidelijk verdeeld. Wanneer dit in 2016 nog overwegend positief was, daalde dit tot 41% (-23 punten), 44% evalueerde dit als noch goed noch slecht en 15% heeft over een eerder slechte verdediging.
Socioloog en politicoloog Philippe Portier stelt dat het katholicisme katholicisme ” instort”. Katholieken zijn een minderheid zijn geworden, moslims en evangelische protestanten zijn numeriek talrijker, zij die “zonder religie” zijn, zijn evenwel in de meerderheid.
Jongeren: opvallende vaststelling
Jongeren zoeken of vinden vaak geen aansluiting meer bij een geïnstitutionaliseerde religie. Opmerkelijke vaststelling en een verder te onderzoeken gegeven is dat dit niet opgaat voor de leeftijdscategorie van de 18 tot 34-jarigen. De onderzoekers pleiten ervoor om de enquête te verfijnen zodat men zou kunnen vaststellen, welke mogelijke verklaringen er zijn voor deze “weerstand” bij deze leeftijdsgroep.
De enquête brengt immers een eerder onverwacht gegeven aan het licht: 48% van de 18-34-jarigen geloven in God. Men heeft het over een stille, culturele, omwenteling. Men definieert zich, in tegenstelling tot de ietwat oudere leeftijdsgroep van 35-49 jaar, minder als ongelovige. In de leeftijdsgroepen van 35-49 jaar verwijst slechts 45% naar een godheid. Volgens Frédéric Dabi de directeur van Ifop, betreft het niet enkel de moslimpopuatie, ook andere groepen Franse jongeren voelen zich aangesproken.
De invulling zelf is niet steeds duidelijk. Zo is zeker de wijdverbreide belangstelling voor spiritualiteit, (een substitutieproduct, een zoektocht naar een tremendum et fascinans?) moeilijk te negeren. Heeft de brand van de Notre Dame in Parijs niet een aanzienlijk deel van de Fransen (21%) geraakt: het heeft “réveillé en eux un sentiment religieux ou une fibre spirituelle”.
Tijd om een “science de l’irréligion” uit te bouwen.
Karel Dobbelaere had reeds, n.a.v. een uiteenzetting “De godsdienstigheid van de Katholieken in België en Europa”, erop gewezen dat men kon vaststellen dat er sprake is van “ongeloof en religie à la carte, (hij sprak over een “pick and choose religion”) en dit vooral bij de jongere generaties. Als oorzaak hiervoor verwees hij o.a. naar de tanende macht van de kerk en het ontstaan van een religieuze markt met naast de oude sekten, nieuwe religieuze bewegingen die zich hadden weten aan te passen aan de geseculariseerde wereld.
Kerkaffiliatie en kerkbezoeken kerkpraktijk zijn duidelijk niet langer goede maatstaven om “zingeving” in kaart te brengen. Onkerkelijking en levensbeschouwelijke individualisering zijn ontegensprekelijk in opmars. Het levensbeschouwelijke landschap wijzigt. Emancipatiebewegingen, milieubewegingen, mensenrechtenbewegingen, maatschappelijke activistische bewegingen profileren zich als “moral issue-bewegingen en mobiliseren.
Is er enerzijds een buitenkerkelijkheid vast te stellen dan is er ook sprake van een nomadenpopulatie op zoek naar zingeving. Er is levensbeschouwelijke bricolage: spiritualiteit beconcurreert godsdienst.
Daarbij komt ook het feit dat immigranten, ook hun religie meebrengen. De grens tussen religie, spiritualiteit en zingeving is flinterdun aan het worden. Het eclectisme dat vele van deze bewegingen bewegingen kenmerkt, het hoge pick and choose karakter en het hop-on/hop-off karakter lijken in opmars. De bijdrage van deze levensbeschouwelijke diversiteit aan wat het sociaal kapitaal (religare, bonding en bridging) betreft, is verder te onderzoeken. Hoe de nadruk op de eigen gemeenschap en de behoefte aan een eigen identiteit verenigen met het leggen van bruggen en contacten met andere levensbeschouwingen?
Verwijzend naar de vermenigvuldiging (via import…) van al dan niet historische kerken, geloofsgemeenschappen en zingevingssystemen allerlei moeten wellicht ook de houdbaarheid van de klassieke verantwoording voor de positie van religie binnen het publieke domein en de bestaande financieringsafspraken worden geëvalueerd.
Als gevolg van het verlies van sociale invloed van de gevestigde religies, de individualisering en de vele onzekerheden, voegt zich bij de socialisatie tot een religie die van de socialisatie tot het ongeloof. Het onderzoek, het nadenken omtrent het waarom van de niet-religie, het atheïsme en religieuze onverschilligheid verdienen meer aandacht.