fbpx
deMens.nu

Mensenfluisteraars in actie

Dierentherapie houdt poot aan de pols

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg11 nr1. Lees hier meer artikels over ‘dieren’.

Even de tijdmachine in naar negentig jaar geleden. Op de kalender prijkt 1931. Je hebt een therapiesessie bij niemand minder dan Sigmund Freud, de man die heel de wereld tegenwoordig kent als grondlegger van de psychoanalyse. Je kan naar hartenlust je hoofd bij hem uitstorten, in alle discretie. De enige zwijgende derde: zijn chowchow Jofi.

Jonathan Loeys

Het effect van dieren op mensen

Sigmund Freud was een gigantische hondenliefhebber en Jofi tekende altijd present tijdens zijn sessies. De man hield haar bij zich omdat haar aanwezigheid hem kalmeerde, maar na verloop van tijd stelde hij vast dat ze ook een kalmerend effect op zijn patiënten had. Die merkten namelijk dat wat ze ook zeiden, fluisterden of schreeuwden, de hond bleef lekker ontspannen liggen. Dat moedigde hen aan om verder te praten in een ongedwongen, losse, aanvaardende sfeer.

Jofi lag daar als troostende aanwezigheid. Een handige harige assistent. Bonuspunt: haar interne klok was onberispelijk. Na exact vijftig minuten stond de hond recht, stretchte zich en wandelde naar de deur. Zo wist Freud dat de sessie voorbij was, zonder dat er ooit een horloge aan te pas moest komen.

Jofi was echter niet het eerste dier met verborgen therapeutische talenten. Hippocrates van Kos schreef al rond 400 voor onze jaartelling over het genezende effect van paardrijden. Tijdens het paardrijden ontspan je namelijk je spieren, terwijl je toch een rechte lichaamshouding moet aanhouden. Het rijden zou volgens Hippocrates een soort kalmerend ritme hebben.

Dierentherapie tovert een glimlach op veel gezichten: zeker voor kinderen is dat waardevol, omdat zij in gewone gesprekken soms moeilijk hun gevoelens kunnen verwoorden © Isabelle Niset

Terug de tijdmachine in naar 2021. We merken dat de fascinerende effecten van dierentherapie zich vooral de afgelopen decennia durven laten zien. Voor de sceptische twijfelaar die alles met een flinke korrel zout neemt: wetenschappelijke studies hebben onder meer aangetoond dat bij contact met therapiedieren je bloeddruk daalt en je hersenen meer oxytocine aanmaken, ook wel het knuffelhormoon genoemd.

Dat dieren zo’n helend effect op ons hebben, dat probeerde Edward Osborne Wilson al in 1984 te verklaren met zijn biofiliehypothese. Vroeger was de overleving van mensen namelijk gelinkt aan de signalen van dieren in hun omgeving, want we weten allemaal dat dieren heel gevoelig zijn aan dreigend gevaar.

Denk maar aan een naderende tsunami of aardbeving, waarbij vogels en landdieren al op de vlucht slaan lang voordat wij mensen een flauw benul hebben van wat er zit aan te komen. Een storm veroorzaakt op voorhand een elektromagnetische verandering in de atmosfeer. Dieren voelen dat aan, terwijl wij op onze beide oren slapen. Maar je voelt je bijvoorbeeld ook veiliger als je ’s avonds laat alleen thuis bent met je hond aan je zijde. Want je weet, zolang die niet begint te blaffen, is er waarschijnlijk geen reden tot paniek. Vandaar de hypothese: dieren die rustig en vredig zijn, roepen bij ons automatisch gevoelens van veiligheid, rust en comfort op.

Vandaag wordt dierentherapie ook ingezet op plaatsen waar je het misschien niet zou verwachten. Gedetineerden die de tijd krijgen om een hond te aaien, blijken achteraf veel minder geneigd om storend gedrag te vertonen. In woonzorgcentra motiveren dieren oudere mensen om mentaal en fysiek actief te blijven en zo hun lichaam en geest gezond te houden. Kinderen met leerstoornissen kunnen het voorlezen oefenen op honden, want die zijn rustig en veroordelen een verspreking of een foutje hier en daar helemaal niet. En hippotherapie, dat is therapie met paarden, is een door de American Speech-Language-Hearing Association goedgekeurde behandeling voor mensen met spraakstoornissen.

Soms worden er zelfs varkens ingezet. Als emotionele steun voor mensen met autisme of angststoornissen en voor veteranen met een posttraumatische stressstoornis. Een bekend voorbeeld is het Amerikaanse duo minivarkentjes Thunder en Bolt, getraind door de destijds tienjarige Claire Barrow. Zeker de moeite om eens te googelen.

 

Voor het welzijn van mens en dier

Dierentherapie komt dus steeds vaker voor, maar wat moeten we ons daar nu bij voorstellen? We gingen te rade bij Isabelle Niset, psychologisch consulente van opleiding en elke dag met therapiedieren in de weer.

 

Vanwaar het idee om met dieren te werken?

Het is essentieel bij dierentherapie dat hulpverleners de nodige competenties aanleren om het welzijn van het dier te garanderen, want dat is even belangrijk als het welzijn van de mens © Joyce Merveille

Isabelle Niset: Ik ben opgegroeid in de natuur en tussen de dieren, daar is mijn liefde voor dieren ontstaan. Ik ben dan ook na mijn bacheloropleiding Toegepaste Psychologie een extra postgraduaat Dieren in de Hulpverlening gaan studeren om therapie met ondersteuning van dieren te geven. Ik heb thuis ezels, honden, katten, ganzen, schapen, kippen … een dierennest dus. Momenteel geef ik Franse les aan kinderen vanaf drie jaar en daarnaast organiseer ik met Energisa, mijn eigen bedrijfje, voor alle kinderen activiteiten in de natuur en met dieren.

 

Dieren in de Hulpverlening, dat klinkt niet traditioneel. Is dat een nieuwe richting?

Niset: Ik volgde de opleiding aan Hogeschool Vives en die richting is inderdaad redelijk nieuw. De opleiding is er sinds een paar jaar, maar dierentherapie als vakgebied bestaat al veel langer dan vandaag. In het oude Egypte werden paarden ingezet in de palliatieve zorg. In eigen land, in Geel, werden patiënten van psychiatrische ziekenhuizen al in de negende eeuw naar boerderijen gestuurd om daar te gaan helpen. Dat was in België zowat de start van de natuur- en diergerichte activiteiten.

Heel lang werd er niet naar het welzijn van de dieren zelf gekeken, het ging alleen om het belang van de mens. Nu, dankzij onder andere die opleiding, is het welzijn van de dieren even belangrijk geworden als dat van de mens, dus dat is een fantastische evolutie. Het is essentieel dat hulpverleners de nodige competenties aanleren om ook het welzijn van de dieren te garanderen. In de opleiding staat dat centraal en dat is echt super.

Ik heb bijvoorbeeld geleerd om aan het gedrag van mijn hond te zien wat hij leuk of niet leuk vindt, of hij bang is, of hij zich goed voelt bij de situatie of niet. Dieren geven ook stresssignalen en die moet je kunnen herkennen. Als je die zaken respecteert, dan ben je op de goede weg.

 

Welke dieren zet men in voor dierentherapie? Is er een verband tussen het soort dier en het soort patiënt?

Ezels horen heel goed en draaien hun oren steeds in de richting vanwaar het geluid komt, zo geeft het dier de indruk dat hij luistert wanneer een kind iets in zijn oor fluistert © Isabelle Niset

Niset: Paarden, ezels, honden, geiten, kippen, varkens, konijnen … Het is heel uiteenlopend. Vooraleer je voor je doelgroep een bepaalde diersoort kiest, moet je die soort goed kennen. Natuurlijk passen bepaalde diersoorten beter bij bepaalde soorten mensen. Zo merk ik in mijn praktijk dat mijn dwergezels perfect zijn voor kleine kinderen, want die zijn ongeveer even groot. Ezels horen ook heel goed en draaien hun oren steeds in de richting vanwaar het geluid komt. Zo geeft de ezel echt de indruk dat hij luistert wanneer een kind iets in zijn oor fluistert. Een heel leuk gevoel voor het kind.

Het is wel een slecht idee om bepaalde andere dieren, zoals konijnen, bij jonge kinderen in te zetten. Konijnen zijn schattig, dus is het verleidelijk om ze in een school bijvoorbeeld bij peuters en kleuters te plaatsen. Maar konijnen zijn ook prooidieren. Dat kan dus alleen als er duidelijke regels zijn, en wanneer ze ook een rustige plek hebben zonder het lawaai en de drukte van de kinderen. Anders kan er bij die konijnen veel stress ontstaan. Dieren inzetten moet dus altijd met veel zorg en kennis gebeuren.

 

Hoe staan mensen tegenover dierentherapie?

Niset: Wanneer ik erover vertel, dan heb ik wel de indruk dat men er positief op reageert. Zeker nu, met de coronacrisis, beseffen mensen dat ze echt wel nood hebben aan een connectie met de natuur. Vroeger was men sceptischer, maar nu is het ook wetenschappelijk bewezen dat dieren therapeutische effecten op de mens hebben. Zowel psychische als fysiologische.

De wetenschappelijke studies stapelen zich op, dus mensen beginnen de positieve effecten ervan in te zien. Je merkt het effect ook meteen: als je met dieren werkt, dan zie je mensen onmiddellijk opfleuren. Ze lachen, worden vrolijk, beginnen te vertellen. Het helpt ook stillere en verlegen personen om hun verhaal te doen.

 

Wat vind jij de belangrijkste positieve effecten van therapie met dieren?

Dieren hebben een helend, therapeutisch effect op mensen: dieren die rustig en vredig zijn, roepen bij ons automatisch gevoelens van veiligheid, rust en comfort op © Isabelle Niset

Niset: Dierentherapie heeft tal van effecten op de mens. Het is goed voor de cognitieve ontwikkeling, en de motorische ontwikkeling: door te oefenen op fijne en grove motoriek tijdens het verzorgen van de dieren bijvoorbeeld. Maar ook voor de emotionele ontwikkeling: het kan je zelfvertrouwen vergroten door nieuwe uitdagingen aan te gaan, het kan binding positief beïnvloeden, het werkt kalmerend, angstreducerend en stressverlagend.

Het helpt ook bij de sociale ontwikkeling: mensen leren samenwerken en omgaan met conflicten. Via het contact met dieren leer je in verschillende situaties rekening met elkaar te houden. En wie voor een dier zorgt, die moet ook een soort verantwoordelijkheid dragen. Die verantwoordelijkheid kan iemand echt motiveren en inspireren om beter zorg voor zichzelf te dragen.

Neem nu bijvoorbeeld een huisdier voor een kind met autisme. Dat betekent structuur creëren, regels stellen, routines hebben, verantwoordelijkheid opnemen, voor het dier zorgen. Een hond kan dus structuur aan iemands leven geven. Je moet het dier uitlaten, eten geven, enzovoort. Daarom kan dat voor kinderen met autisme heel positief zijn. Maar eigenlijk hebben mensen van allerlei pluimage baat bij dierentherapie: zowel personen met een gediagnosticeerde beperking als die zonder beperkingen of stoornissen.

 

Waar hoop je dat de wereld van de dierentherapie binnen tien jaar staat?

Niset: Ik hoop dat dieren steeds meer worden ingezet, bij verschillende doelgroepen, maar ik hoop vooral dat het door gecertificeerde mensen zal gebeuren. Door personen die een diploma hebben om AAI, Animal-Assisted Interventions, toe te passen. Het welzijn van het dier is immers even belangrijk als het welzijn van de mens.

 

Kan je een voorbeeld geven van iemand die goed is geholpen door dierentherapie?

Niset: Momenteel heb ik ervaring met hoogsensitieve kinderen. Ik heb een project opgestart om hun zelfvertrouwen met de ondersteuning van ezels te vergroten. Doordat ze zelf doelstellingen vastleggen en bepalen wat ze graag met het dier willen bereiken, werken ze actief mee aan hun therapeutisch proces en helpen ze dat dus ook vorm te geven. Zo gaf het een hoogsensitief kind dat ik heb begeleid, veel voldoening om op het einde van onze sessies met mijn ezel aan het touw te durven wandelen. Het kind is dan heel trots op zijn dapperheid.

 

Wat zou je zeggen tegen mensen die twijfelen om dierentherapie te volgen?

Niset: Niet twijfelen, zeker doen. Het kan alleen maar positieve effecten hebben en het tovert een glimlach op veel gezichten. Zeker voor kinderen is dat fantastisch, zij die in gewone gesprekken soms moeilijk hun gevoelens kunnen verwoorden. Ze hebben minder de indruk dat ze móéten vertellen en uitleggen. Als ze met dieren bezig zijn, kan je aan hun gedrag veel over hun moeilijkheden afleiden. En dat bezorgt de hulpverlener inzicht.

 

Meer weten?

Ben je geïnteresseerd in het werk van Isabelle Niset, neem dan een kijkje bij Energisa.

 

© Isabelle Niset