fbpx
deMens.nu

Ook getest op dieren

Vervangen, verminderen, verfijnen

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg11 nr1. Lees hier meer artikels over ‘dieren’.

Hoe ethisch is het testen op dieren? Het is een vraag die al enige tijd de gemoederen beroert. Laten we ervan uitgaan dat het merendeel van de mensen tegen dierproeven is als het om tabak of cosmetica gaat. Gelukkig zijn die verboden in België. Maar wat met wetenschappelijke studies voor geneesmiddelen, neurologisch onderzoek of zelfs onderzoek naar milieu en klimaat?

Philipp Kocks

Enkele cijfers

In 2020 werden in Vlaanderen 220.609 dierproeven uitgevoerd in 106 erkende laboratoria. Dat staat te lezen op de website van Dierenwelzijn Vlaanderen. Daarbij valt meer dan 85% van de proeven in de categorieën ‘fundamenteel onderzoek’ (41%) en ‘translationeel en toegepast onderzoek’ (45%).

Onder fundamenteel onderzoek verstaat men het zuiver wetenschappelijke onderzoek naar de lichamelijke mechanismen die onder meer een rol spelen bij ziektebeelden. Het translationele en toegepaste onderzoek spitst er zich dan specifiek op toe om de resultaten uit het fundamentele onderzoek om te zetten en te vertalen naar klinische behandelingen.

De rest van de testen behandelt zaken zoals kwaliteitscontrole van voeding, behoud van soorten, bescherming van natuur en milieu, en opleidingen voor het verwerven van beroepsvaardigheden. Gedetailleerde cijfers kan je vinden op www.vlaanderen.be/dierenwelzijn.

 

Wat zegt de wet?

Alternatieven voor dierproeven: ‘vervanging’ omvat alternatieve testen zonder dieren, ‘vermindering’ betekent meer informatie uit minder dierproeven halen, en ‘verfijning’ beoogt het minimaliseren van pijn en stress voor, tijdens en na de testen © Shutterstock.com

In België is dierenwelzijn een gewestelijke aangelegenheid, al is de regelgeving in de drie gewesten identiek. Dat komt omdat ons land de richtlijn van de Europese Unie volgt.

Die richtlijn stelt onder andere dat “hoewel het wenselijk is het gebruik van levende dieren in procedures te vervangen door andere methoden, waarbij geen levende dieren worden gebruikt, het gebruik van levende dieren noodzakelijk blijft om de gezondheid van mensen en dieren en het milieu te beschermen. Deze richtlijn vormt evenwel een belangrijke stap in de richting van het bereiken van het einddoel om de tests op levende dieren voor wetenschappelijke en onderwijskundige doeleinden volledig door andere procedures te vervangen zodra dit wetenschappelijk mogelijk zal blijken.” (Uit artikel 10 van de Europese richtlijn 2010/63/EU.)

 

Het dilemma

Nu de brede context is geschetst, kunnen we ingaan op het ethische aspect van dierproeven. Het dilemma luidt als volgt: zijn de testen op dieren, die in veel gevallen heel wat leed bij de levende wezens veroorzaken, te verantwoorden op basis van wetenschappelijke vooruitgang?

We hoeven die kwestie niet volledig opnieuw uit te spitten, want een aantal belangrijke denkers was ons voor. In 1975 schreef de Australische filosoof Peter Singer in zijn boek Animal Liberation dat morele oordelen zich op gelijkwaardige belangen moeten baseren, ongeacht etniciteit, geslacht en volgens Singer ook diersoorten. Een onderscheid maken tussen mensen en niet-mensen is volgens Singer even erg als racisme, seksisme of, zoals hij het noemt, ‘speciësisme’.

Singer maakt er wel de nuance bij dat het begrijpelijk is dat een ontzettend grote doorbraak, zoals het geval was met openhartchirurgie, het enorme leed dat proefdieren ervoeren, eventueel kan rechtvaardigen.

 

Mens en dier

De kern van de discussie gaat dus over de relatie tussen mens en dier. Door de hele geschiedenis heen beschouwden (westerse) filosofen de mens als een hoger wezen ten opzichte van de rest van het dierenrijk. Maar er werd ook heel lang gedacht dat de man een hoger wezen was dan de vrouw, dus laten we die piste maar snel verlaten.

Zijn testen op dieren, die in veel gevallen heel wat leed bij de levende wezens veroorzaken, te verantwoorden op basis van wetenschappelijke vooruitgang? © Shutterstock.com

Bovenstaande visie op mens en dier kende evenwel een aantal tegenstanders. Zo schreef de Britse filosoof Jeremy Bentham aan het eind van de achttiende eeuw over dieren dat “de dag zal komen dat de rest van het dierenrijk dezelfde rechten zal verkrijgen die hen alleen door tirannie worden onthouden. De vraag is niet of ze kunnen redeneren. Noch of ze kunnen praten. Maar kunnen ze lijden?”

Ook vandaag kent de mens een veelheid aan relatievormen met dieren. Als ze thuis zitten, noemen we ze huisdieren. Als ze achter tralies of glas zitten, dan spreken we van een dierentuin. Sommige dieren hebben religieuze waarden.

We kweken ook dieren voor voedsel en kledij. Sinds een zeventigtal jaar is de schaalvergroting van die productie misselijkmakend te noemen. We gebruiken dieren bij het werk, tijdens sportactiviteiten of gewoon voor ons plezier.

We doen ons uiterste best om bepaalde ecosystemen stabiel te houden, maar we doden dieren als ze onze gezondheid, onze woonplaats of zelfs onze luxe verstoren.

Je merkt het, onze relatie met dieren is uitermate complex. Dat maakt het natuurlijk ook zeer moeilijk om het gevraagde waardeoordeel te vellen.

 

Wat nu?

Heel wat onderzoeksfaciliteiten, wetgevingen en richtlijnen (waaronder die van de Europese Unie) hebben de drie r’en geïmplementeerd: ‘replacement, reduction, refinement’. Bij ‘replacement’ of ‘vervanging’ gaat men steeds op zoek naar alternatieve testen waar geen dieren aan te pas komen. Met ‘reduction’ of ‘vermindering’ wil men ervoor zorgen dat men meer informatie uit minder dierproeven kan halen. Ten slotte beoogt men met ‘refinement’ of ‘verfijning’ het minimaliseren van pijn en stress voor, tijdens en na de testen.

Dierproeven zijn dus nog steeds een belangrijk onderdeel van wetenschappelijke studies. En tot er een alternatief komt, zal dat ook zo blijven. Het klinkt naïef om het op te nemen voor het dier in deze situatie. Maar dat is het niet. Terwijl ze zeker kunnen bijdragen aan belangrijke doorbraken bij de genezing van menselijke of zelfs dierlijke ziekten, moet er steeds over gewaakt worden dat het aantal testen en het lijden tijdens de testen zo klein mogelijk blijft. Vervangen, verminderen en verfijnen is dus de boodschap.