Dooddoeners over euthanasie
Dit opiniestuk van Freddy Mortier verscheen op 28 april in De Standaard (enkel voor abonnees)
Zoals blijkt uit de column van Ignaas Devisch (DS 26 april: voor abonnees) ontsnappen ook filosofen niet aan de opeenstapeling van gemeenplaatsen. Hoeveel keer hebben we tegenstanders van euthanasie al niet horen zeggen dat een evaluatie van de euthanasiewet nodig is? Wel, er is geen wet in dit land waarover wetenschappelijk méér is gepubliceerd. Probleem is dat de evaluatiezieken niet echt een evaluatie willen, maar de bevestiging van contra-standpunten.
Devisch betwist ook dat televisieprogramma’s over dementie iets zinvols zouden opleveren, omdat iedereen er het zijne uithaalt. Maar hij vraagt wel dat we lessen trekken uit de euthanasieprocessen. Geldt daarvoor dan niet hetzelfde als voor de televisieprogramma’s?
Hij vraagt om eerst eens na te gaan welke nieuwe wetenschappelijke inzichten we hebben verworven over het levenseinde. Ik zit in het vak van de wetenschappelijke inzichten daarover: eenduidige conclusies in de richting van een wetswijziging kun je er niet uithalen. Ik kan alleen besluiten dat Devisch dingen vraagt waarvan hij de uitkomst denkt te kennen, zoals blijkt uit het vervolg van zijn column, die voor een keertje meer antwoorden dan vragen bevat.
‘De werking van de euthanasiecommissie is problematisch!’ Wel, de ‘wetenschappelijke’ artikels daarover zijn gebaseerd op slecht gecontroleerde hearsay en doorstaan de elementaire test van de bronnenkritiek niet. Devisch ziet ook belangenconflicten voor mensen die euthanasie toepassen én lid zijn van die commissie. Die beslist echter niet voor of tegen de euthanasiewet, maar controleert de wettelijke voorwaarden voor euthanasie. Dan helpt het ook om praktijkmensen erbij te hebben. Welke onthechte intelligentievorm gaan we anders vragen of wel de gepaste dosissen zijn gebruikt voor de uitvoering van euthanasie?
Eén vraag van Devisch wil ik alvast graag beantwoorden, met name of we het concept van het colloque particulier niet beter laten vallen. Absoluut niet. Dat onderhandelingsgesprek laat toe om het standpunt van de patiënt te laten wegen tegenover de uiteindelijke beslissingsmacht van de arts. Het is te vermijden dat een commissie of team zou beslissen over euthanasievragen. De eindverantwoordelijkheid moet persoonlijk blijven, als de besluitvorming maar zorgvuldig verloopt. Anders verdwijnt de patiënt uit het zicht.
Dan zijn er de dooddoeners, bijvoorbeeld over psychisch lijden. ‘Iemand die depressief is, wil achteraf soms toch nog leven.’ Ja, maar het gaat in werkelijkheid om patiënten die al vele jaren, soms decennialang, ondraaglijk lijden zonder dat een vaak machteloze psychiatrie hen kan helpen. Lees de casestudies maar eens die de Nederlandse evaluatiecommissies op het internet publiceren. Met het argument dat mensen achteraf soms van gedacht veranderen, blokkeer je elke vorm van zelfbepaling: hoelang moet je wachten op een eventuele wijziging?
Het is ten slotte intellectueel oneerlijk om Wim Distelmans en Jean-Jacques De Gucht te beschuldigen van intellectuele oneerlijkheid omdat zij een terecht punt maken over euthanasie bij dementie. Dat toelaten betekent nu eenmaal dat je de vrijheid openstelt om dat te doen. Wie daar geen gebruik wil van maken, wordt daardoor niet geschaad. Oneerlijk is wie dat opmerkt, afserveren met het argument dat als je euthanasie bij wilsverklaring wettelijk toelaat, je elke demente dwingt in die richting. Alsof zeg maar in woonzorgcentra voorzien iedereen zou dwingen om er gebruik van te maken.
Freddy Mortier
Hoogleraar ethiek (UGent) en voorzitter deMens.nu.