Opinie: Het onderwijs struikelt over de laatste zuil
Wouter Goemaere
Beleidsmedewerker-jurist bij deMens.nu
Anno 2022 is het katholiek onderwijs nog steeds de Goliath van het Vlaams onderwijs. In hun portefeuille hebben zij maar liefst 60% van het basisonderwijs en 70% van alle secundaire scholen. Het officieel onderwijs, waar wij als burger allemaal een aandeel in hebben, moet al decennialang opboksen tegen deze artificiële gigant.
De machtspositie van het katholiek onderwijs is verre van natuurlijk. In een ver verleden waren zij volledig zelfvoorzienend, maar in de loop der jaren zagen zij zich meer en meer genoodzaakt om geld te vragen aan de overheid. Ze verkregen steun voor de loonkost van hun leerkrachten, hun werkingsmiddelen en zelfs subsidies om nieuwe scholen te bouwen. De laatste grote hervorming schakelde de financiering van het katholiek onderwijs nagenoeg gelijk met die van de eigen officiële scholen.
Al die tijd werd het officieel onderwijs stokken in de wielen gestoken. De dominante Katholieke Partij en later de CVP vonden immers dat er enkel officiële scholen moesten komen waar “hun onderwijs” nog niet uitgebouwd was. Socialistische en liberale verworvenheden voor het rijksondewijs werden steevast afgebouwd door de volgende katholieke regering. Maar als katholieke scholen moeite hadden om boven water te blijven, stak de overheid hen wel wat extra centen toe. Op het hoogtepunt van deze zelfsabotage zette de katholieke regering het minimumaantal officiële scholen om naar een maximum en schaftte het ook nog eens een heleboel rijksscholen af. In plaats van hun eigen scholenaanbod te versterken werd de macht van hun concurrent vergroot en bestendigd.
De natuurlijke bondgenoot van het katholiek onderwijs, CD&V, heeft intussen sterk aan belang ingeboet. N-VA, die het vacuüm gevuld heeft, staat veel kritischer tegenover de katholieke onderwijskoepel (Katholiek Onderwijs Vlaanderen, KOV). Maar hoewel de tijd van schaamteloze zelfsabotage achter de rug is, blijft het katholiek onderwijs haar machtspositie behouden. Hun marktaandeel is de laatste vijftien jaar zelfs stabiel gebleven. De standvastigheid van dit aandeel steekt fel af tegen het dalend katholicisme in Vlaanderen …
De katholieke overmacht wordt mee in stand gehouden door wat er zich in de dorpsstraat afspeelt. Verschillende steden en gemeenten zien het onderhouden van een eigen school als een te zware last op de begroting. Zij gaan daarom op zoek naar interessante kandidaat-overnemers. In het beste geval komt men uit bij het gemeenschapsonderwijs (GO!) en blijft de school binnen het officieel net. Maar nog al te vaak dringt het KOV zich op en probeert men, soms zelfs via achterkamerakkoorden, de school naar zich toe te trekken. Om te verhinderen dat het officieel onderwijs volledig wegkrimpt heeft de regering in het regeerakkoord afgesproken om gemeentescholen die verkocht worden eerst te laten aanbieden bij het GO!, een hervorming die niet snel genoeg kan komen. Een overdracht naar het GO! heeft immers vele voordelen.
Zo sluit het pedagogisch project van een gemeenteschool veel beter aan bij dat van het GO! dan bij het project van het KOV, m.a.w. zij delen een gelijkaardige visie over hoe je onderwijs moet inrichten. Een kernpunt daarvan is de neutraliteit. In tegenstelling tot katholieke scholen krijgt geen enkel kind een voorkeurbehandeling op basis van zijn/haar/hun geloof.
Door de school over te dragen aan het GO! blijft het onderwijs, een publieke taak bij uitstek, in handen van de overheid. Het bestuur van het GO! wordt trouwens niet door politici aangesteld, maar werkt met rechtstreekse democratische verkiezingen, los van partijpolitiek. De door ons betaalde belastingen blijven dus in handen van het volk. Vrije scholen, en in het bijzonder de katholieke koepel, varen daarentegen een eigen koers.
In principe is enige diversiteit in het onderwijs geen slechte zaak. De Belgische vrijheid van onderwijs biedt echter zo’n ruime bescherming dat vrije scholen het beleid ermee kunnen saboteren. Een sprekend voorbeeld is de kruistocht van Lieven Boeve, de voorzitter van de katholieke koepel, tegen de nieuwe eindtermen. Om de dalende onderwijskwaliteit te verhelpen wou minister van onderwijs Ben Weyts het absolute minimum dat iedere leerling op het einde van het secundair moet kennen, optrekken. Na een traject van twee jaar waarin 230 mensen uit het onderwijs betrokken waren, waaronder ook een heleboel mensen van het katholiek onderwijs, keurde het Vlaams Parlement nieuwe eindtermen goed voor de tweede en derde graad secundair. Helemaal op het einde van de rit keerde Boeve echter zijn kar en vocht hij de nieuwe eindtermen aan voor het Grondwettelijk Hof, met succes. Twee jaar intensief werk belandde zo in de prullenbak.
Voor de eerste graad heeft men al drie jaar geleden nieuwe eindtermen ingevoerd. Alleen, nu Boeve bloed heeft geroken wil hij ook hiervan af. Hij zal voor het katholiek onderwijs een uitzondering vragen voor deze eindtermen, wat zou betekenen dat plotsklaps 70% van alle secundaire scholen in Vlaanderen hun eigen minimumkennis gaan bepalen. Het GO! daarentegen erkent dat de nieuwe eindtermen zwaarder zijn, maar ziet het belang ervan in voor de onderwijskwaliteit. Uiteindelijk slaagde Het katholiek onderwijs, met al zijn politiek gewicht, er opnieuw in de minister op de knieën te dwingen en een akkoord te forceren voor meer eenvoudige eindtermen.
Een cynische toeschouwer zou opmerken dat CD&V, toen zij haar onbetwiste machtspositie verloor, de politiek van zelfsabotage heeft geoutsourcet naar de katholieke koepel, de laatste zuil. Een zuil die alleen nog maar rechtstaat doordat de overheid haar in het verleden aan een geld-infuus heeft gelegd en haar steeds verder is blijven oppompen. Het punt daarbij is niet dat vrij onderwijs ons veel geld kost. Het onderhouden van een officiële school is immers ook niet mogelijk met inschrijvingsgeld alleen. Het valt echter niet te ontkennen dat we het onszelf moeilijk maken om doortastend te hervormen als we 70% van ons onderwijs in handen laten van een private partner die niet mee wil. In een tijd waarin we kampen met een dramatisch lerarentekort, een dalende onderwijskwaliteit en een dringende corona-achterstand moeten we ons afvragen of dit nog verantwoord is.