fbpx
deMens.nu

Samen en niet elk apart

Column verschenen in deMens.nu Magazine jg12 nr3. Lees hier meer columns.

Tinneke Beeckman

Ik houd ervan om alleen te zijn, maar eenzaamheid vind ik vreselijk. Filosofe Hannah Arendt heeft dat onderscheid tussen de twee vormen van eenzaamheid – de creatieve solitude en de beangstigende loneliness – helder beschreven. En ze heeft beide intens ervaren.

Solitude is de creatieve, aangename variant. Die hangt samen met het denken zelf. Om te kunnen denken of schrijven, moet je je afzonderen. Je doet de deur van je kamer op slot. Niet om jezelf op te sluiten, maar om de buitenwereld gevangen te houden. Jij voelt je bevrijd, ontdaan van de last van het dagelijkse leven. Je zoekt de solitude op, een toestand waarin je het innerlijke gesprek met jezelf kan voortzetten. Arendt noemt de denkende geest ‘twee in één’, je bent je eigen gezelschap. Je formuleert een gedachte en meteen bedenk je een volgende stap. Eenheid en differentie zijn tegelijk aanwezig. Die dynamiek is nodig om kritisch te kunnen denken. De solitude die je daarbij opzoekt, maakt je niet eenzaam. Je bent zelfs sterker met jezelf in contact.

In haar boek The Life of the Mind illustreert Arendt die denkactiviteit met Cicero’s citaat: “Nooit doe je meer dan wanneer je niets doet. Nooit ben je minder alleen dan wanneer je met jezelf bent.” Als je zit te denken, doe je schijnbaar niets, maar je bent enorm actief. Schijnbaar ben je vereenzaamd, maar je houdt jezelf gezelschap.

Die solitude is geen loneliness, geen pijnlijke eenzaamheid waar veel mensen tegenwoordig mee kampen. Die ervaring is schrijnend en negatief. Je voelt je niet meer met de wereld verbonden, maar verlaten. Je kan geen gesprek met jezelf voeren, waaraan je betekenis ontleent. Je denkt niet, maar piekert. Al ben je omringd, je voelt je geïsoleerd. Arendt maakte het mee toen ze wekenlang onafgebroken moest lesgeven aan de Universiteit van Berkeley in de jaren vijftig. In de correspondentie met haar man – die verscheen in Within Four Walls – schrijft ze dat ze zich verloren voelt; ze moet naar zichzelf op zoek gaan.

Tijdens haar aanvallen van eenzaamheid voelt Arendt zich niet thuis in de wereld. Haar eigen spiegelbeeld is haar ondraaglijk – het contrast met de manier waarop ze als denker met zichzelf kon leven, is hier frappant. Arendt heeft haar gevoel van eenzaamheid deels kunnen opheffen dankzij de relatie met haar man Heinrich Blücher. Hij slaagde erin tussen vier muren een thuis te creëren.

Arendt analyseert hoe de moderne mens vatbaarder wordt voor eenzaamheid, in de betekenis van loneliness. Daarbij spelen meerdere factoren een rol, zoals polarisatie en sociale druk. Het politieke dient om economische rendabiliteit te organiseren. Technologische ontwikkelingen kunnen de moderne massamens ook vervreemden. Die evoluties zijn sinds Arendts overlijden in 1975 nog toegenomen.

Tot slot geeft Arendt aan de eenzaamheid een politieke dimensie. Wat mensen voorbereidt op een totalitaire overheersing, is dat eenzaamheid geen marginale conditie meer geworden is, schrijft ze in The Origins of Totalitarianism; het is een alledaagse ervaring. Arendt vreesde dat totalitaire kenmerken de politiek opnieuw zouden binnensluipen. Wat hier op het spel staat, is meer dan een psychologische conditie of een individuele existentiële last. Het gaat erom of mensen er nog in slagen samen – niet elk apart – de wereld te bewonen.

Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfster. Meer lezen?

Foto bovenaan © Bob Van Mol