fbpx
deMens.nu

Schurende relaties en wankele evenwichten in de Verenigde Staten

Bidden op het veld en LGBT-rechten als cases

 

Alain Vannieuwenburg is ethicus en doctor in de interdisciplinaire studie van het recht.

 

In oktober 2021 oordeelde het Hooggerechtshof in de zaak “Kennedy v. Bremerton School District” dat een voetbalcoach van een openbare middelbare school zich kon beroepen op de Grondwet om na de wedstrijd op het veld te bidden. Een webdesigner kreeg dan weer gelijk in een zaak 303 “Creative llc et al. v. Elenis et al.” waarbij geweigerd werd, om religieuze redenen, een opdracht te aanvaarden. Beide uitspraken werden vergezeld van zogeheten dissenting opinions.

Stof genoeg ook voor het Pew Research Center (hierna PEW), een niet-partijgebonden denktank die het publiek informeert over attitudes en trends, om hier dieper op in te gaan en naar de visie van de Amerikanen te peilen.

 

Bidden op het sportterrein van de onderwijsinstelling

De uitspraak van het Hooggerechtshof in de zaak “Kennedy v. Bremerton School District” waarbij de biddende coach gelijk kreeg, veroorzaakte een schokgolf. Het Hof oordeelde 6-3 voor Kennedy en zei dat de coach een grondwettelijk recht had om te bidden op de 50-yard-lijn.

De coach in kwestie, Kennedy, begon in 2008 met coachen op Bremerton High bij Seattle. Hij bad aanvankelijk alleen aan het einde van de wedstrijd. Sommige leerlingen vervoegden hem en na verloop van tijd begon hij korte, inspirerende religieus getinte toespraken te houden. Uiteindelijk begon men ook te bidden in de kleedkamer. In 2015 vond het schoolbestuur het blijkbaar welletjes. Dit leidde uiteindelijk tot een “on hold” zetten van zijn opdracht als coach.

Rechters kregen het dossier doorgeschoven: hoe de religieuze en vrije meningsuiting van leraren en coaches in evenwicht brengen met het grondwettelijk recht van leerlingen om zich niet onder druk gezet te voelen om deel te nemen aan religieuze praktijken.

Het Hof oordeelde dat respect voor religieuze uitingen onmisbaar is voor het leven in een vrije en diverse Republiek, of die uitingen nu plaatsvinden in een gebedsruimte of op een veld, en of ze zich manifesteren door het gesproken woord of een gebogen hoofd. Hier probeerde, dixit het Hof, een overheidsinstantie een individu te straffen voor het deelnemen aan een korte, rustige, persoonlijke religieuze beleving “observance doubly protected by the Free Exercise and Free Speech Clauses of the First Amendment.”.

De liberale rechters daarentegen waren van oordeel dat er voldoende bewijs was om met redelijke zekerheid te stellen dat de gebeden op het middenveld een dwingend effect hadden op de leerlingen en Kennedy zo in staat werd gesteld zijn religieuze overtuigingen in een schoolevenement op te nemen en op te dringen.

In hun dissenting opinion wordt gewezen op een trendbreuk. Sinds de zaak “Engel v. Vitale”, 370 U. S. 421 (1962) erkende het Hof immers consequent dat het ontoelaatbaar was dat schoolambtenaren een gebed zouden leiden. Dit toelaten raakt de kern van de grondwettelijke bescherming voor de religieuze vrijheid van studenten en hun ouders, zoals dit wordt belichaamd in het Eerste Amendement. Deze beslissing bewijst scholen en de jonge burgers die zij dienen een slechte dienst, evenals aan de langdurige inzet van onze natie voor de scheiding van kerk en Staat. Rechter Sotomayor wees er op dat het betrokken district de thuisbasis is van “Bahá’ís, Buddhists, Hindus, Jews, Muslims, Sikhs, Zoroastrians, and many denominations of Christians, as well as numerous residents who are religiously unaffiliated.” Overheidsneutraliteit in religieuze aangelegenheden is belangrijk en dit zeker in de context van openbare scholen, gezien de rol die openbare scholen spelen in de samenleving: “The public school is at once the symbol of our democracy and the most pervasive means for promoting our common destiny, … [i]n no activity of the State is it more vital to keep out divisive forces than in its schools.”.

Daar de overheid en het onderwijs een zeker gezag en macht hebben dient dwang vermeden te worden daar “Children are particularly vulnerable to coercion…” gezien de “emulation of teachers as role models” en het feit dat er “susceptibility to peer pressure” mogelijk is. Onderstreept werd ook dat Kennedy een evenwicht had verbroken: “the interests of the teacher, as a citizen, in commenting upon matters of public concern and the interest of the State, as an employer, in promoting the efficiency of the public services it performs through its employees.”. Voor de advocaten van de Freedom From Religion Foundation hadden de rechters te veel rekening gehouden met de rechten van de coach.

Een meerderheid van de Amerikaanse volwassenen keurt de beslissing van het Hooggerechtshof, volgens een nieuwe peiling van The Associated Press-NORC Center for Public Affairs Research, goed. Uit deze peiling blijkt dat ongeveer 54% van de Amerikanen de uitspraak goedkeurt, 22% deze afkeurt en 23% geen mening heeft. Uit de enquête blijkt ook dat meerderheden te vinden zijn die van oordeel zijn dat toegestaan moet worden dat een coach een team leidt in gebed (60%), een speler een team leidt in gebed (64%) en een coach op het veld bidt, zonder het team te vragen om mee te doen (71%).

Sinds de uitspraak werden nog enkele klachten ingediend. Hoewel gering in aantal vreest men dat coaches die eerder voorzichtig handelden, na deze uitspraak wellicht worden aangemoedigd om Kennedy te volgen. Sommige coaches vrezen dat spelers zich onder druk gezet kunnen voelen om te bidden om hun coach te behagen.

De advocaten van de “Freedom From Religion Foundation”, die pleit voor de scheiding van kerk en Staat, blijven alert. Wat immers indien dit navolging krijgt in andere sporttakken, andere sectoren van de vrijetijdsbesteding en dito?

 

Diensten leveren verplicht – concurrerende rechten

Een ander ophefmakend vonnis was dat waarbij het Hooggerechtshof oordeelde over een zaak “Creative llc et al. v. Elenis et al.” waarbij een webdesigner weigerde te werken aan bruiloften van personen van hetzelfde geslacht. Het Hooggerechtshof besliste in het voordeel van een evangelische christelijke webdesigner uit Colorado.

De rechters, blijkbaar verdeeld, beslisten dat Lorie Smith, als creatieve professional, een recht op vrije meningsuiting heeft onder het Eerste Amendement van de Grondwet (dit garandeert de vrijheid van meningsuiting door het Congres te verbieden de pers of het recht van individuen om vrijuit te spreken, te beperken). Betrokkene kan dan ook weigeren “berichten” te onderschrijven waarmee ze het niet eens is.

Deze uitspraak zou, aldus critici, andere eigenaren van vergelijkbare creatieve bedrijven in staat kunnen stellen om straf te ontlopen onder wetten in 29 staten die LGBT-rechten in openbare accommodaties in een of andere vorm beschermen.

Een rechter oordeelde dat het Eerste Amendement de Verenigde Staten ziet als een rijke en complexe plek, waar alle mensen vrij zijn om te denken en te spreken zoals ze willen, en dit niet zoals de Regering eist. Hij verwijst naar de zogeheten redelijke accommodatie: deze kan te ruim worden geïnterpreteerd.

Een rechter waarvan de mening afweek van de meerderheid die tot de beslissing heeft geleid (dissenting opinion) zei dat de uitspraak van de rechtbank gezien kon worden als een rem op de beweging voor vrijheid en gelijkheid voor gender en seksuele minderheden. De twee andere liberale rechters van het hof sloten zich aan bij de “afwijkende mening” van hun collega. Zij merkten op dat jaren geleden het Hof de “algemene regel” erkende dat religieuze en filosofische bezwaren tegen het homohuwelijk ondernemers en andere actoren in de economie en in de samenleving niet toestaat om deze personen gelijke toegang tot goederen en diensten te ontzeggen.

De wending is dus opmerkelijk: het Hof, voor het eerst in zijn geschiedenis, verleent een bedrijf dat openstaat voor het publiek een grondwettelijk recht om te weigeren mensen te bedienen. Pogingen tot inclusie worden beantwoord met “reactionary exclusion.” Het gaat om een inbreuk op een eenvoudig, maar krachtig sociaal contract.

Een meerderheid van de Amerikanen, volgens een nieuwe Pew Research Center-enquête (Freedom of speech and LGBT rights: Americans’ views of issues in Supreme Court case.), vindt dat bedrijfseigenaren moeten kunnen weigeren diensten te verlenen in situaties waarin het verstrekken van hen “ondersteuning kan suggereren voor overtuigingen over lesbische, homoseksuele, biseksuele of transgender (LGBT) kwesties” waartegen ze persoonlijke of religieuze bezwaren hebben. Ongeveer vier op de tien (38%) is dan weer van oordeel dat ondernemers verplicht zouden moeten worden om diensten te verlenen.

De resultaten werden bewerkt zodat de opvattingen per partij, per religie konden worden herkend. Zogeheten “witte evangelische protestanten” bleken het meest waarschijnlijk voorstander te zijn van het recht om diensten te kunnen weigeren die in strijd zijn met hun opvattingen over LGBT-kwesties. Republikeinen en zg. Republikeinse onafhankelijken kiezen overweldigend de kant van ondernemers die bezwaar hebben tegen het verlenen van diensten in deze situaties (82% versus 17%). Met een kleinere marge (59% tot 40%) zeggen Democraten en zg. Democratische aanhangers dat ondernemers in deze gevallen diensten moeten verlenen. De meningen verschillen echter. Terwijl 83% van de blanke evangelische protestanten zegt dat bedrijfseigenaren diensten moeten kunnen weigeren, zegt slechts de helft van de “religieus niet-gelieerde” volwassenen hetzelfde.

 

Trends

Is er in de VS meer steun dan tegenstand voor de Wall, dan zijn er, zoals gesteld, ook vele steunbetuigingen voor meer kerk-Staat integratie/penetratie, versta meer christendom in het openbaar leven.

Een onderzoek, (PEW, zie hiervoor), toonde brede steun voor het principe van scheiding van kerk en Staat, waarbij 69% van de Amerikanen zei dat de federale overheid nooit een officiële religie zou moeten erkennen en 54% zei dat men de scheiding van kerk en Staat desnoods zou moeten afdwingen. Sommige Amerikanen verlangen echter naar een meer uitgesproken religieus en expliciet christelijk land. 45% van de Amerikanen zegt dat de VS een “christelijke natie” zou moeten zijn. Zo zijn drie op tien van oordeel dat het leraren op openbare scholen toegestaan zou moeten zijn om studenten te leiden in christelijke gebedsmomenten. Ongeveer een op de vijf (19%) zegt dat de federale overheid moet stoppen met het handhaven van de scheiding (van kerk en Staat) en 18% stelt dat de Amerikaanse Grondwet door God is geïnspireerd; 15% gaat zo ver om te zeggen dat men de VS tot “christennatie” zou moeten verklaren (Pew Research Center, October 2022, “45% of Americans Say U.S. Should Be a ‘Christian Nation’.). Van degenen die willen dat de VS een “christelijke natie” is, zegt meer dan de helft dat de Bijbel de Amerikaanse wetten moet beïnvloeden en voorrang moet hebben op de wil van het volk.

Uit de enquête blijkt ook dat christenen veel meer dan Joodse of religieus niet-gelieerde Amerikanen hun steun uitspreken voor de integratie van kerk en Staat. Diepgelovige christenen zijn vaker van oordeel dat de Grondwet door God werd geïnspireerd.

Dit dispuut legt een andere ontwikkeling bloot: religieuze en politieke leiders omarmen vaker het label “christelijk-nationalistisch” en betwisten dat de stichters een scheiding van kerk en Staat wilden.

 

Traditie

Voor ruim twee derde van de Amerikaanse volwassenen is het echter duidelijk dat de Grondwet door mensen is geschreven en dat deze hun visie weerspiegelt.

Hiermee wordt een lange traditie verdergezet. Een traditie die zijn oorsprong vindt in de tekst van het Virginia Statute for Religious Freedom uit 1786 waarbij o.a. gewaarborgd werd dat niemand gedwongen mocht worden om een religieuze eredienst, plaats of ceremonie te bezoeken of te steunen en bepaald werd dat alle mensen vrij zijn om hun godsdienst te belijden en hun mening over godsdienstzaken te geven. De Virginia Statute for Religious Freedom had een belangrijke invloed op het zogeheten Eerste Amendement op de Amerikaanse Grondwet.

Jefferson was van oordeel dat de nieuwe natie deze religieuze vrijheid en scheiding van kerk en Staat nodig had. Hij zag godsdienstvrijheid als essentieel voor een goed functionerende republiek: zonder godsdienstvrijheid en een strikte scheiding van kerk en Staat dreigden “koningen, edelen en priesters” opnieuw een gevaarlijke aristocratie te creëren.

Rechtbanken hebben dit principe herhaaldelijk bevestigd. Zo oordeelde in 2014 het Hooggerechtshof in “Town of Greece v. Galloway” dat het een elementair First Amendment-principe is dat de Overheid haar burgers niet mag dwingen om een religie of de uitoefening ervan te ondersteunen of hieraan deel te nemen.”

Zes van de negen rechters in het Hooggerechtshof zijn momenteel van conservatieve signatuur. Een erfenis van voormalig President Trump. De wereld zal in november 2024 met argusogen de Amerikaanse presidentsverkiezingen volgen. De uitkomst hiervan kan grote implicaties hebben op de evolutie van de verhouding tussen kerk en staat in de Verenigde Staten.

 

Lees de volledige versie van dit stuk op de blog van het Humanistisch Verbond.