fbpx
deMens.nu

“De zoekende mens, hier is ze”

Interview met Judith Vanistendael

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg12 nr4. Lees hier meer artikels uit de reeks ‘Onderhuids’.

Het zomert in Brussel. Onderweg naar onze afspraak vechten zwerfafval en de vrolijke drukte van de stad om aandacht. In wat ooit een fabriekspand was, wacht de gelauwerde striptekenares Judith Vanistendael ons op. Een oude druivelaar op de binnenkoer begeleidt ons naar haar atelier. Het is er koel en het straatrumoer verstilt er achter de dikke muren. De ideale plek dus voor een gesprek over leven, werk en idealen.

Jurgen Slembrouck

Je woont en werkt in Brussel. Groeide je hier ook op?

Judith Vanistendael: Ik groeide inderdaad op in Brussel en liep school in het humanistische Koninklijk Atheneum van Etterbeek, echt een vrijzinnig bastion.

 

Waar je zedenleer volgde?

Judith Vanistendael © Jeroen Vanneste

Vanistendael: Nee, helemaal niet. Pas in het laatste jaar koos ik voor zedenleer, omdat de leraar als oorlogscorrespondent had gewerkt en ontzettend interessante lessen gaf. Daarvoor volgde ik joodse, katholieke en protestantse godsdienst. Aanvankelijk wilde ik ook islamitische godsdienst volgen, de school vond er echter geen leraar voor.

Maar eigenlijk vind ik dat religie en levensbeschouwing niet thuishoren in het onderwijs. Ik ben voorstander van een vak waar burgerschap en democratie worden onderwezen en waar jongeren in aanraking komen met een brede waaier aan levensbeschouwingen.

 

Je hebt zelf ook kinderen. Met welke idealen voed je hen op?

Vanistendael: Ik hecht veel belang aan openheid en begrip. Ik wil dat ze zoveel mogelijk begrip voor andere mensen leren opbrengen. Ik hoop dat mijn opvoeding hen het gevoel geeft dat ze ergens bij horen en dus niet alleen zijn. Dat ze met anderen verbonden zijn.

 

Ook levensbeschouwing kan een bron van verbinding zijn.

Vanistendael: (Lacht) Ik stam van vaderszijde af van een heel katholieke familie. Mijn opa (August Vanistendael, red.) was een belangrijke man bij de Internationale Christelijke Vakbond. Zelf ben ik totaal niet gelovig. Ik geloof niet in God en ook niet in iets bovennatuurlijks. Spiritualiteit of het bovennatuurlijke zijn een emanatie van de complexiteit van het universum, zoals ons zelfbewustzijn een uitvloeisel is van onze neuronen die op elkaar inspelen. Het zijn emergente verschijnselen die voortkomen uit de complexiteit van het systeem.

Ik heb mijn kinderen in Sint-Jans-Molenbeek naar een katholieke lagere school met een moslimmeerderheid gestuurd en dat was voor hen een pittige les in de kracht van geloofsovertuigingen. Niet altijd een leuke les. Mijn dochter is namelijk uitgesloten geweest omdat ze geen moslima was. Vanaf het vierde leerjaar werd ze gepest. Ook dat wijst op de kracht van een geloofsovertuiging, hoe die een groep creëert … Die kracht heeft dus duidelijk zowel positieve als negatieve effecten. Daarna is ze naar een atheneum gegaan en nu volgt ze les aan de Vrije Universiteit Brussel.

Ook mijn zoon is aansluitend naar een atheneum gegaan, maar zit nu weer op een katholieke school, op Sint-Lukas. Dus wat de schoolkeuze betreft, ben ik eerder pragmatisch. Ik heb hen vooral willen stimuleren om altijd kritisch te blijven voor elke dwingende gedachte. Om met de nodige afstandelijkheid te kijken naar mensen die hen iets proberen op te leggen. (lees verder onder de foto)

 

 

Zelf ging je na je middelbare school in Berlijn studeren. Geen voor de hand liggende keuze voor iemand die net van de schoolbanken komt.

Vanistendael: Iedereen die op het atheneum van Etterbeek zat, ging daarna driehonderd meter verderop aan de VUB studeren. En ik dacht: niet met mij, dat gaan we niet doen.

 

Omdat het jou niet avontuurlijk genoeg leek?

Vanistendael: Omdat iedereen het deed en ik nieuwe mensen wilde leren kennen en nieuwe horizonten wilde verkennen. Ik wilde weg uit Brussel, omdat die stad toen niet geweldig was. Brussel was in de jaren tachtig een kapotgemaakte stad. Ze kende een hoge stadsvlucht, er was weinig dynamiek en geen groot aanbod voor jongeren. Het leek me op dat moment geen prettig idee om daar ook nog eens te gaan studeren.

Ik wilde spannende dingen doen en de zaken anders aanpakken. Via contacten van mijn vader (Geert Vanistendael, auteur en gewezen VRT-journalist, red.) kon ik in Berlijn gaan studeren. Op mijn zeventiende nam ik deel aan het toelatingsexamen voor de Hochschule der Künste. Van de negenhonderd belangstellenden werden er zeventien toegelaten, daar was ik er eentje van.

 

“Altijd kritisch blijven voor elke dwingende gedachte”

 

Dat was dus al een prestatie op zich?

Vanistendael: Ja, maar eigenlijk was mijn studie daar een totale mismatch. Aan die universiteit vierde de conceptuele en abstracte kunst hoogtij, terwijl ik heel figuratief en narratief tekende. Ik ben er gigantisch met mijn hoofd tegen de muur gelopen en heel ongelukkig geworden. Na een jaar ben ik dan ook naar België teruggekeerd en ben ik in Gent Kunstwetenschappen gaan studeren. Aansluitend volgde ik nog een postgraduaat in Spanje.

Terug in België heb ik een paar jaar wat rotbaantjes gehad en op mijn zevenentwintigste ben ik dan uiteindelijk met de opleiding Beeldverhaal aan Sint-Lukas gestart. Ik heb dus heel, heel lang gezocht. (gespeeld bombastisch) De zoekende mens, hier is ze. (lees verder onder de foto)

 

 

Tijdens die zoektocht ben je wel blijven tekenen?

Vanistendael: Inderdaad, maar niet altijd. Na mijn ervaringen in Berlijn dacht ik dat ik het niet in mij had, dat ik geen kunstenaar was en dan heb ik het tekenen een hele tijd in de kast opgeborgen. Gaandeweg ontdekte ik echter dat het narratief tekenen een kerntalent van me is en dat het heel moeilijk is om je kerntalenten te negeren. Na een jaar op Sint-Lukas wist ik: dit is het.

 

Toen je in 2007 met je stripalbum De maagd en de neger debuteerde, gooide je meteen hoge ogen. Je debuut werd genomineerd voor een prijs op het prestigieuze stripfestival in het Franse Angoulême. Vanwaar dat succes?

Vanistendael: Wat meespeelde, was de bekendheid van mijn achternaam. Ook dat ik een vrouw was die strips maakte, wat toen niet vaak gebeurde, speelde een rol. Daarnaast was er de steeds groter wordende belangstelling voor de graphic novel en was er ook de thematiek die ik had aangeboord (het verhaal gaat over de relatie tussen een wit meisje en een zwarte Togolese islamitische vluchteling, red.). Een maand voor het verschijnen van mijn boek werd er net een belangrijke aanpassing van de asielwetgeving doorgevoerd en daarover werd vaak bericht.

Het onderwerp was dus erg actueel. Ik had meteen een uitgever en er was interesse van De Standaard. De strip verscheen in die krant in voorpublicatie, dag na dag op een dubbele pagina. Wat er ten slotte ook toe deed, was het autobiografische karakter. Ik gaf lezers een intieme inkijk in hoe zo’n relatie kan verlopen. Hoe het er, voorbij alle droge cijfers over de vluchtelingenproblematiek, in het echte leven aan toegaat. Dat zijn allemaal redenen waarom de strip, die verschillende vertalingen kende, het ook vandaag nog goed doet. (lees verder onder de foto)

 

 

Je debuut was erg politiek geladen en maatschappijkritisch. Is dat een constante in je leven?

Vanistendael: Maatschappelijke betrokkenheid is iets wat me drijft. Ik vind dat het niet goed gaat in de wereld. In onze samenleving blijven de ongelijkheid en de druk op de natuur toenemen. Die druk kan je overigens niet meer los zien van de vluchtelingenproblematiek. Ik ben het volstrekt oneens met de manier waarop we onze samenleving organiseren. Ik ben geen communist, maar ik denk dat we de illusie moeten doorprikken dat de vrije markt en de meritocratie de enige wenselijke systemen zijn.

Ik ben absoluut geen voorstander van het neoliberalisme. Ik beschouw dat als een geloofsovertuiging en ik hang een andere overtuiging aan. Ik vind dat solidariteit een mooier ideaal is om tot een meer gelijkwaardige en rechtvaardige wereld te komen. Al erken ik dat meritocratie en solidariteit elkaar niet noodzakelijk uitsluiten. Ik lees The Economist, de vijand dus (lacht), en in dat magazine worden de hele tijd uitspraken geponeerd als: ‘Groei is nodig, punt. En alle anderen zijn naïef.’ Ik geloof in een ander model, in een circulaire economie en in radicale gelijkwaardigheid.

 

“Solidariteit om tot een gelijkwaardige en rechtvaardige wereld te komen”

 

Je verwerkt je maatschappijvisie en je verontwaardiging ook in je werk?

Vanistendael: Sinds een viertal jaar werk ik aan een boek over Europa in 2071. Daar bestaat een politiek stelsel dat je kan omschrijven als een fascistische ecotechnocratie. Het is een sciencefictionverhaal waarin ik onderzoek welke impact zo’n politiek systeem op het leven van mensen heeft. Het beschrijft Europa dat door allerlei natuurrampen wordt getroffen. Daarom zijn er wetten van kracht die weliswaar zeer ecologisch zijn, maar die de vrijheid inperken. Alles moet worden gerecycleerd, alles moet herstelbaar zijn. En bijgevolg vindt men alle activiteiten en vrijheden die niet op het redden van de planeet zijn gericht, pervers. Er heerst een nieuw soort protestantse beeldenstorm waarbij kunst maken bijvoorbeeld als onkies wordt beschouwd. Mijn hoofdpersonage kan daardoor haar beroep niet uitoefenen en wordt een klimaatontheemde.

 

Voor die nieuwe graphic novel deed je inspiratie op in Engeland?

Vanistendael: Ik werk aan een project op lange termijn om het fenomeen van klimaatmigratie te onderzoeken en ik doe dat samen met Eva Hilhorst. Zij beheert de website Drawing the Times, waarop journalistieke strips worden gepubliceerd. We hadden de mogelijkheid om in het Engelse Lake District te praten met mensen die slachtoffer werden van overstromingen veroorzaakt door klimaatverandering. We brachten in kaart wat enkele jaren na datum de impact van die overstromingen is. Wat is er veranderd? Welke oplossingen worden geboden? Wat doet zoiets met een samenleving? Beheersen die overstromingen nog steeds hun leven?

Tegelijk wilden we journalistiek op een zachtere manier bedrijven. We stonden stil bij hoe we verhalen verzamelen. Journalistiek is immers vaak een kwestie van iemand een microfoon onder de neus duwen, een verhaal registreren en dan verdwijnen. Dat is eigenlijk een pijnlijke manier om informatie te verkrijgen, omdat we als het ware iemands verhaal stelen.

Daarom kozen we voor een respectvollere aanpak die ons toeliet om een band op te bouwen met de mensen die we interviewden. Ze kregen ook een portret in ruil voor hun verhaal, wat ons dwong om hen goed waar te nemen en de persoon in zijn totaliteit te zien. Met al die portretten bouwden we bovendien een groeiende tentoonstelling, die werd afgesloten met een finissage waarop alle geportretteerden werden uitgenodigd. Dat was fantastisch, want we brachten al die mensen met elkaar in contact, waardoor zij hun verhalen uitwisselden en een vorm van heling kregen. (lees verder onder de foto)

 

Judith Vanistendael © Jeroen Vanneste

 

Tot slot, in 2021 ontving je de Willy Vandersteenprijs en in 2022 werd je met de Bronzen Adhemar bekroond. Vind je die prijzen belangrijk?

Vanistendael: Ja, omdat het een erkenning is van de kwaliteit van mijn werk, maar ook omdat ik een vrouw ben. De stripwereld is nog steeds een mannenwereld, terwijl er wel veel vrouwelijke stripauteurs zijn. Ik heb het eens nagekeken, de selecties op het stripfestival van Angoulême waren haast altijd mannen. Hetzelfde patroon tekent zich overigens in België af. Ik was de eerste vrouwelijke stripauteur die de Willy Vandersteenprijs ontving, voor een strip die ik nota bene samen met een man maakte (De walvisbibliotheek, met stripauteur Zidrou, red.). En ik was pas de tweede vrouw (vijfendertig jaar na Erika Raven, red.) die een Bronzen Adhemar won.

Let op, daar zit geen kwaadwilligheid achter, het heeft te maken met diep ingesleten structuren die ongelijkheid creëren. Zelfs als vrouw besef je dat niet, tot je begint te turven. Tot voor kort kregen vrouwen geen selecties of prijzen en werden ze minder makkelijk uitgegeven. Dat is fundamenteel onrechtvaardig, omdat het onderscheid gebaseerd is op iets wat er niet toe doet, het hebben van een piemel of een vagina.

Pas sinds een paar jaar is dat aan het veranderen. Ik geef les aan de Sint-Lukas Hogeschool, maar ook in Zwitserland en Denemarken, en vandaag is de meerderheid van mijn studenten een vrouw. Die vervrouwelijking zal zeker ook een invloed hebben op de thema’s die in strips aan bod komen en dat is een goede zaak.

Foto’s © Jeroen Vanneste