fbpx
deMens.nu

Hoe de Franse Revolutie en Napoleon het zaadje van de democratie plantten

Over de impact van de geschiedenis

Interview met Johan Op de Beeck

Artikel verschenen in deMens.nu Magazine jg13 nr2. Lees hier meer artikels over ‘democratie’.

Onze democratie zoals we die vandaag kennen, is nog een vrij recent gegeven in de geschiedenis van de mensheid. Het ontstaan ervan situeert zich eind achttiende, begin negentiende eeuw, bij de Franse Revolutie en Napoleon. En wie Franse Revolutie en Napoleon zegt, zegt natuurlijk Johan Op de Beeck, die over beide onderwerpen boeken schreef en podcasts maakte. Een mooie gelegenheid dus om hem enkele vragen voor te leggen.

Wendy Serraris

Hoe zag de maatschappij eruit voor de Franse Revolutie in 1789 begon?

Johan Op de Beeck: De maatschappij was nog erg middeleeuws. Het ging om een standenmaatschappij waarbij twee standen, de geestelijkheid en de adel, tussen de vijf en de zeven procent van de bevolking besloegen. De rest van de mensen behoorde tot de derde stand. Je kon niet naar een hogere functie of stand opklimmen. Binnen iedere stand heerste er ook nog een rangorde, naargelang je beroep bijvoorbeeld. Het betrof een sterk geclassificeerde en onveranderlijke standenmaatschappij in heel Europa. (lees verder onder de foto)

 

Johan Op de Beeck: “In 1789 tijdens de Franse Revolutie werd de ‘Verklaring van de rechten van de mens en de burger’ opgesteld, een fundamenteel document dat de basis voor onze huidige maatschappij vormt” © Eva Op de Beeck

 

Op welke manier bracht de Franse Revolutie daar verandering in?

Op de Beeck: Het begon gematigd in 1789. Aanvankelijk wilde men de monarchie nog niet afschaffen of de republiek niet invoeren. Koning Lodewijk XVI riep de Staten-Generaal samen, omdat er ernstige financiële problemen waren, maar de derde stand wilde daar niet meer aan deelnemen, omdat die er ondergeschikt was aan de twee andere standen. Onder invloed van de Verlichting keerde de derde stand zich tegen de standenmaatschappij. De leden van die stand kwamen apart samen en benoemden zich tot volksvertegenwoordiging, hoewel ze eigenlijk niemand vertegenwoordigden, want ze waren niet verkozen. Ze zwoeren dat ze niet uit elkaar zouden gaan vooraleer er een grondwet was – de befaamde ‘Eed van de Kaatsbaan’.

Dat was een belangrijk moment, want grondwetten voor burgers bestonden toen niet. Zelfs het begrip ‘burgers’ bestond niet: er waren geen burgers, maar onderdanen, en de koning bepaalde de rechten van de onderdanen. Nu wilde men dus een grondwet. Dat betekende moeilijke onderhandelingen met de koning. Om het proces wat te bespoedigen, werd er in 1789 een preambule voor de nog te schrijven grondwet opgesteld, La Déclaration des droits de l’homme et du citoyen, of de Verklaring van de rechten van de mens en de burger. Een fundamenteel document dat de basis voor onze huidige maatschappij vormt.

Daar begon het idee van égalité, liberté – gelijkheid, vrijheid … Alleen al het begin van die verklaring was nieuw: mensen worden vrij en met gelijke rechten geboren. Dat was zeer revolutionair en een eerste concrete uiting van het Verlichtingsdenken. En er waren nog meer belangrijke artikelen. Artikel 10 bijvoorbeeld zegt dat je mag geloven wat je wil, je mag zelfs niet geloven. Ook dat was nieuw. Tot dan heerste er een staatsgodsdienst. Hoorde je daar niet bij, dan kon je het sowieso vergeten, ongeacht de stand waartoe je behoorde. Artikel 11 is nog crucialer voor de democratie, want dat gaat over de vrijheid van meningsuiting: je mag niet alleen geloven wat je wil, je mag het ook zeggen. Dat is een basisvoorwaarde voor de democratische gedachte.

Het zou uiteindelijk nog twee jaar duren, tot in 1791, voor er een grondwet kwam. De revolutie ontspoorde echter en onder de Terreur, van 1793 tot 1794, werden die basisteksten verraden. Het is een van de grote paradoxen van de Franse Revolutie dat de uitvoerende macht, die dat terreurregime installeerde, alle andersdenkenden ging vervolgen en doden. Terwijl er wel een volksvertegenwoordiging was die voor het eerst in de geschiedenis via stemrecht was verkozen. (lees verder onder de foto)

 

Het is een van de paradoxen van de Franse Revolutie dat de uitvoerende macht, die een terreurregime installeerde, alle andersdenkenden ging vervolgen en doden, terwijl er wel een volksvertegenwoordiging was die voor het eerst in de geschiedenis via stemrecht was verkozen © Despite Straight Lines / Shutterstock.com

 

Maximilien de Robespierre en Jean-Paul Marat, twee politici tijdens de Franse Revolutie, waren inderdaad niet erg democratisch, ook al streden ze wel voor die democratische waarden. Waren er ook gematigdere personen?

Op de Beeck: Dat was nog zo’n paradox van de revolutie: de grote meerderheid in de volksvertegenwoordiging was gematigd, maar bang. Ze vreesden de radicale minderheid die het voor het zeggen had gekregen door het angstklimaat dat was ontstaan. Men was bang voor de guillotine en voor sociale uitsluiting. Zo kon je er maar beter voor zorgen dat je niet op een negatieve manier in een van Marats kranten verscheen, want dan liep men in een grote boog om je heen. Je hoorde er niet meer bij en je politieke vrienden waren bang dat hen hetzelfde zou overkomen.

Een meer gematigde figuur was bijvoorbeeld Nicolas de Condorcet, een Verlichtingsfilosoof en medegrondlegger van de grondwet. Hij stelde een complete onderwijshervorming voor en ijverde voor de democratisering van het onderwijs, via gratis onderricht voor iedereen, van de lagere school tot de universiteit. Hij werd vervolgd omdat hij niet radicaal genoeg was en omdat hij waarschuwde voor excessen. En de meerderheid, die het eigenlijk wel met hem eens was, liet begaan. Ook dat is terreur. Dat is uiteraard zeer ondemocratisch, maar dat zie je vandaag in de parlementaire democratie ook gebeuren. Het gedogen van extremistische standpunten, of ze nu van links of van rechts of van islamisten komen, is een angstfenomeen dat je daarmee kan vergelijken.

 

Kunnen we dan stellen dat de Franse Revolutie niet echt een democratische revolutie is geweest?

Op de Beeck: Ze heeft geprobeerd om het te zijn. Je moet goed beseffen dat we inmiddels tweehonderd jaar verder zijn. Wij weten hoe het moet. Zij kwamen uit een periode van duizend jaar maatschappelijke stilstand. Er werd wel nagedacht over hoe het beter zou kunnen, maar ze wisten niet hoe het moest.

Als je heden ten dage vaststelt dat democratisch verkozen regeringen er na vijf jaar nog niet in slagen om een regeerprogramma te realiseren, dan zou ik niet te hoog van de toren blazen. Zonder de Franse Revolutie zouden we vandaag geen democratie hebben. Je moet dat dus niet alleen revolutionair benaderen, maar ook in evolutionaire zin beschouwen. (lees verder onder de foto)

 

Napoleon was geen democraat, maar zijn bewind heeft net lang genoeg geduurd om de zaadjes van de Verlichting te laten leven en uitgroeien tot de eik waarop we nu zitten, en die eik is de democratie © Everett Collection / Shutterstock.com

 

Aan het einde van de Franse Revolutie, in 1799, komt Napoleon Bonaparte in beeld. Welke rol heeft hij gespeeld in de totstandkoming van de democratie?

Op de Beeck: Napoleon erfde een verscheurd land dat in oorlog was met buitenlandse mogendheden waar het bestel nog minder democratisch dan in Frankrijk was. Hij erfde een gedemoraliseerd land ook, met een economie die niet meer draaide. In de eerste vier jaar van zijn bewind, tijdens het Consulaat van eind 1799 tot eind 1804, zette Napoleon het land weer op de rails. De grote idealen vertaalde hij in concrete wetteksten, instellingen en gebruiken.

Op het vlak van gelijkheid is men toen met zevenmijlslaarzen naar de toekomst gestapt. Napoleon heeft ervoor gezorgd dat het burgerlijk recht in zijn algemeenheid werd herschreven. De befaamde Code Napoléon of Code civil heeft als leidend principe dat alle mensen gelijk zijn en dezelfde rechten hebben. Wat de gelijkheid betreft, is daar op heel korte tijd de basis voor onze huidige democratie gelegd.

Wat echter de vrijheid betreft, is het een ander verhaal. Aan het begin van de Franse Revolutie heerst er een algemene vrijheid op alle vlakken, maar die wordt al snel aan de kant geschoven. Dat zal onder Napoleon niet verbeteren. Hij was niet de man van de democratische gedachte. Wel als het over gelijkheid ging, maar niet over vrijheid. Persvrijheid bestond niet. Politieke vrijheid was aanvankelijk nog redelijk aanwezig, maar langzaamaan was er eerder sprake van politieke dictatuur, alles zogenaamd voor het algemeen belang.

En toch moet je zeggen dat de vijftien jaar van Napoleons bewind, als eerste consul en nadien als keizer, onlosmakelijk verbonden is met de democratische evolutie. Alleen al het uitroepen van het keizerrijk en de kroning tot keizer. Op het schilderij van de kroning eind 1804 zie je dat Napoleon de kroon niet door de paus op zijn hoofd laat zetten, maar dat hij ze zelf plaatst. Dat heeft een enorme symbolische waarde. Vanaf dan krijgt het staatshoofd zijn gezag niet meer van ‘daarboven’, maar van de natie. Dat was het begin van de constitutionele monarchie. Die ontwikkeling én het gelijkheidsbeginsel waren enorme stappen richting democratie.

Napoleon was geen democraat, maar zijn bewind heeft wel net lang genoeg geduurd om de zaadjes van de Verlichting te laten leven en te laten uitgroeien tot de eik waarop we nu zitten. En die eik is de democratie. (lees verder onder de illustratie)

 

Johan Op de Beeck is geschiedkundig auteur en oud-journalist: in zijn boeken en podcasts krijgen historische figuren een menselijk gezicht, hij ontrafelt politieke intriges en onthult de consequenties van de geschiedenis voor de hedendaagse tijd

 

Je hebt het over gelijkheid, maar tussen mannen en vrouwen was er toen geen sprake van gelijkheid?

Op de Beeck: Nee, zoals nergens in Europa. Je kan hem dat wel aanrekenen. Napoleon was de manager van de Verlichting. De Code civil was dé gelegenheid om mannen en vrouwen gelijke rechten te geven, maar hij heeft het niet gedaan. Van hem hadden we misschien iets meer verwacht.

 

Welja, als je dan toch aan het hervormen bent?

Op de Beeck: Inderdaad, maar opnieuw, de tijdgeest was anders. Onder de revolutionaire, republikeinse vrouwen waren veel voorstanders van algemene en politieke gelijkheid tussen man en vrouw, protofeministen in feite, zoals Sophie de Condorcet, filosofe en echtgenote van. Maar er waren ook anderen. De vrouw van politicus en advocaat François Robert bijvoorbeeld was uitgesproken republikeins en democratisch, maar vond helemaal niet dat man en vrouw op politiek vlak gelijk waren. Ze was voor gelijkheid, maar niet wat betreft stemrecht. De situatie was dus niet zodanig dat vrouwen rechten wilden en mannen die tegenhielden.

 

François Robert, over wie je daar spreekt, is een Belg die een vooraanstaande rol in de Franse Revolutie speelde. Loopt de revolutie in Frankrijk gelijk met die in België? Of komt ze later pas naar hier overgewaaid?

Op de Beeck: Vóór de Franse Revolutie brak in ons land, dat toen tot de Zuidelijke Nederlanden behoorde, al in 1787 een opstand uit tegen het Oostenrijkse gezag van keizer Jozef II, met als hoogtepunt de Brabantse Omwenteling van 1789-1790. Die revolutie kende twee componenten: een democratische component en een zeer reactionaire component.

Jozef II was een verlichte despoot die de Kerk uit de staat en het onderwijs wilde terugdringen. De reactionaire revolutie was echter radicaal tegen dat soort ideeën. De reactionairen wilden terug naar de middeleeuwen en hebben ook hun zin gekregen. De opvolger van Jozef II, keizer Leopold II, heeft alle hervormingen van Jozef II teruggedraaid. Leopold II trok zich niets van België aan, hij liet gewoon betijen. En het waren eerder uitzonderingen die zeer democratisch waren, zoals Jan Frans Vonck, François Robert en later Louis de Potter. Zij dachten radicaal democratisch, maar ze waren niet in de meerderheid zoals dat in Frankrijk wel het geval was.

In 1830 is het moderne België ontstaan. De Belgische Revolutie die daartoe leidde, en dat is minder bekend, is ook een strijd geweest tussen enerzijds voorstanders van een democratische en republikeinse staat, waarvoor een groot draagvlak bestond, en anderzijds reactionairen, die een monarchie en een cijnskiesstelsel zonder algemeen stemrecht voorstonden. Het zijn uiteindelijk de realpolitikers tussenin die het hebben gehaald. Zij vonden de tijd nog niet rijp en dachten dat ze de onafhankelijkheid nooit aan de Engelsen verkocht zouden krijgen als ze met te radicale democratische standpunten zoals het stemrecht zouden experimenteren.

In die zin was de Belgische Revolutie van 1830 een rechtstreeks uitvloeisel van de revolutie van 1789 in Parijs. Ook daar had je die tweespalt tussen zij die een beetje democratischer wilden zijn en zij die veel radicaler wilden hervormen. Diezelfde strijd steekt opnieuw de kop op onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, in de periode van 1815 tot 1830, om dan los te barsten in 1830 bij het vormen van ons land België.

Foto bovenaan © Shutterstock.com